Fascinerende ondergang van een verslaafde
Met Cherry levert Nico Walker een excellent autobiografisch debuut af. Gevat, humoristisch en bij tijden bijtend cynisch vertelt hij het verhaal van een tiener in de VS die verliefd wordt, in dienst treedt bij de US army en ten slotte zijn toevlucht neemt tot het overvallen van kleinere banken om zijn verslaving te onderhouden. De beschrijving klinkt simplistisch, maar het boek is zoveel rijker. Als lezer leef je elke seconde, net zoals de auteur overigens: hij zit op dit moment de laatste twee jaar van zijn celstraf uit.
Zowel qua tone of voice als stijl zit dit boek in de bovenmoot. Weinig andere debuten slagen erin om lingo zo consequent toe te passen en hun passages wars van moralisme te houden. Walker is met elk woord gevat: “I ate her out for the last time. I rode the bus back to Cleveland, starving.” Hierbij schuwt hij zelden humorisme of zelf-spot. De schrijver is bijtend cynisch en vervalt nooit in zelf-medelijden:
“We live on a street of red and white houses, where we don’t belong, Emily and I. But we’re happy enough, though we’re often sad because we feel like we’re losing everything.”
Dit boek steunt volledig op taal, niet op plot. En wat voor fundamenten vormen de woorden! Elke zin past in het plaatje, elke karakterschets staat op punt, en de lingo zorgt voor de authenticiteit die nodig is om moeilijke thema’s zoals druggebruik en oorlog aan te kaarten. Hierbij beschrijft de schrijver heel matter-of-fact zijn eigen gebeurtenissen en problemen op microschaal. Door het kleine te eren, kaart hij evenwel een nationale problematiek aan, zoals het gebrek aan psychologische hulp, of de nutteloosheid van de oorlog:
“Most of us could do push-ups. And were the out-comes of all the wars decided by push-ups and idle talk, America might never lose.”
Naarmate het verhaal vordert, krijgt het hoofdpersonage talloze teleurstellingen te verwerken. In de manier waarop hij met alles omgaat, komt een zekere tegenstelling naar boven: hij wil dolgraag in zijn eigen illusies geloven, maar vanaf het begin gelooft hij niet in wat hij zichzelf voorhoudt. Omdat hij beseft dat bijna alles uit zijn handen ligt, kan hij niet anders dan ondergaan. Ook zijn liefdesrelatie, waaraan hij zich optrekt, blijkt een leugen. “[...] but we didn’t give a fuck about Valentine’s day. We only gave a fuck about one thing. So that’s how we were together,” schrijft hij over zijn relatie met Emily. Wat hen bindt is hun gemeenschappelijke verslaving.
Deze anti-fairytale valt zwaar op de nuchtere maag, maar verteert gemakkelijker door de bij tijden poëtische noot en humoristische ondertoon. Door de onbeduidendheid van het alles en het gebrek aan hoop wil je dit boek niemand aanraden. En toch is het noodzakelijk, al was het maar omwille van z’n uitzonderlijke schoonheid en briljantie.
Reageer op deze recensie