Pachinko: veel potentieel, weinig vernieuwend
Bijna tien jaar deed schrijfster Min Jin Lee (1968) erover na haar debuut Food for Millionaires. Met Pachinko brengt ze een rijke familiegeschiedenis van vier generaties Koreaanse immigranten in Japan. Dankzij haar Koreaanse achtergrond weet ze een geloofwaardig beeld te schetsen van de aanhoudende discriminatie tegen de familie Baek, en met uitbreiding het hele Koreaanse volk. Op atmosfeer zal deze schrijfster geen punten verliezen. Helaas bundelt dit boek zoveel clichés, voorspelbare plotwendingen en overtollige woordbalast dat die schoonheid slechts zelden naar boven komt.
Het verhaal begint met Hoonie, geboren met klompvoet en hazenlip, die dankzij een koppelaarster aan een vrouw uit een lagere sociale klasse komt. Zoals vaker in familiegeschiedenissen zit het geluk van in het begin al tegen: Hoonies vrouw verliest talloze kinderen voor ze Sunja op de wereld zet en de dochter die initieel zoveel vreugde brengt, doet haar familie oneer aan door zich te laten bezwangeren door een getrouwde man.
Het ongeluk dat Sunja te beurt valt, blijkt ook een lopend motief te zijn voor het hele boek. Met de ene tegenslag na de andere, bewijst de schrijfster dat ze de verhaaltheorie (conflict – resolutie) door en door kent. Alleen jammer dat die conflicten vaak extern blijken te zijn. De personages zijn veeleer statisch en als ze al met interne dilemma's geconfronteerd worden, zijn zowel het conflict als de uitkomst voorspelbaar. Zo aarzelt Sunja om geld aan te nemen van de oorspronkelijke vader van haar kind omdat dat haar eergevoel aantast. Uiteindelijk wordt ze door geldtekort hiertoe toch gedwongen.
Dat eer de hele aziatische cultuur doorspekt, weten de meeste westerlingen en de schrijfster gaat zelden verder om de innerlijke wereld van haar personages bloot te leggen. Wel durft ze grotere thema's zoals homoseksualiteit en eenzaamheid aan te kaarten. Ook een thema als discriminatie behandelt ze met veel tact. Al moet gezegd worden dat er weinig positiefs over de Japanners en hun cultuur gezegd wordt, waardoor het verhaal af en toe te zwart-wit overkomt. Daar verandert de beslissing van Solomon, achterkleinzoon van Baek, om niet alle Japanners over dezelfde kam te scheren weinig aan.
Ook lof voor de schrijfster omwille van haar kundige perspectiefwissels, vaak nog in hetzelfde hoofdstuk. Door de vele standpunten krijgen we een beter beeld en gaat het boek minder snel vervelen. Een laatste sterkte waarmee dit boek mag pronken is de aandacht voor universele thema's zoals moederliefde. Door die menselijke toets kunnen lezers van andere culturen zich even gemakkelijk inleven:
“Ze had gehoopt op iets mooiers voor haar enige kind.”
Tegenover al die positieve elementen staan echter talloze zwaktes. Een voorbeeld is de vaak storende expositie. Van het show don't tell-principe vinden we in dit boek weinig terug. Daarnaast is de vertaling niet ideaal: bovenop de expositie krijgen we vaak knullige verwoordingen en uitdrukkingen die nog meer de nadruk leggen op de ietwat houterige vertelstijl. Zo gebruikt de vertaler “zonder blikken of blozen”, “ze stond meewarig te kijken” en “hij had heel erg eerlijke ogen”. Ook treffend zijn de eerste zinnen van Sunja aan haar man die net is gefolterd: “Je hebt iets vreselijks doorstaan.” In dergelijke situatie is het zelfs niet nodig dit onder woorden te brengen.
Het taalgebruik herbergt ook te veel clichés: de verteller streeft duidelijk niet naar vernieuwing en ook de personages gedragen zich vaak op een stereotiepe manier, met oppervlakkige gedachten en stuntelige handelingen: “Yanyin sperde haar gerimpelde ogen open en liet de pook uit haar handen vallen.” Daar komt nog eens het wollige taalgebruik bovenop, vooral in dialogen: die komen zelden geloofwaardig over en worden getypeerd door schrijftaal.
Ook op de verhaalopbouw en personages kan kritiek geformuleerd worden: de personages zijn zo eerbaar en goedhartig dat ze bijna oninteressant worden. Frustrerend is ook dat op de echt interessante personages, zoals de Yakuza-baas, amper gefocust wordt, hoewel het natuurlijk wel tot prijzen van de schrijfster leidt omdat ze zich bij deze (soms saaie) familiegeschiedenis houdt.
Kortom, een geloofwaardig verhaal dat wel probeert spanningselementen te incorporeren, maar een weinig vernieuwende schrijfstijl combineert met een af en toe voorspelbaar plot. Wie dit meer dan vijfhonderd pagina's volhoudt, wordt bovendien getrakteerd op een einde dat door de titel wordt verklapt.
Reageer op deze recensie