Lezersrecensie
Een monument om te koesteren
Verwacht je een boek met een plot? Lees dan niet verder. Verwacht je warmte, ondefinieerbare liefde voor de natuur? Dit is jouw boek.
“Nooit zal de rivier buiten haar oevers treden, want de wereld is haar bedding. De oevers, dat zijn wij zelf.”
De vijfentwintigjarige Willem de Waal – over de naam van de protagonist is goed nagedacht – besluit in de uiterwaarden van de rivier te gaan leven. Anoniem, ongezien, een met de natuur en met de (ogenschijnlijk) aangelopen Roemeense zwerfhond Fido. Heroïnejunk Ronny helpt hem daarbij. Natuur, dat is wat Willem wil. Onafhankelijk zijn. Dat lijkt aardig te lukken.
“Mijn koninkrijk is opgedeeld in helgroene, lila, lichtblauwe en rozerode blokken, de rivier stroomt er horkerig en verbaasd doorheen, met afgekapte oevers.”
Wat hij niet weet is dat letterlijk álles in Nederland in de gaten wordt gehouden, maar dat leest u zelf wel.
“De ingenieurs hebben geen idee. Ze wonen hier niet. Ze staren alleen maar naar hun computerschermen, en knutselen met code.”
Dat is nu net het probleem, een werkelijkheid waar Willem zijn ogen voor sluit. Hij wordt ontdekt. Hij moet vertrekken. In eerste instantie probeert men hem met zachte hand te overtuigen, daarna wordt hij steeds vaker met de onontkoombare werkelijkheid geconfronteerd. Het lijkt sympathiek:
“Bouwen-met-de-natuur, daar kan niemand wat op tegen hebben. Zelfs de natuur niet.”
“Ja, wij hebben onze eigen verantwoordelijkheid met de natuur.”
Maar dan komt het besef:
“Eerst Haan, daarna Marcellis, nu John – ze hebben zich niet met me te bemoeien. Het enige wat ik wil is in de uiterwaarden zijn. Gewoon, de dagen waarin alles hetzelfde blijft en toch vernieuwt, seizoen na seizoen. De ongelooflijke rust van mijn eigen eenzaamheid.”
“Eenzaamheid ontstaat dankzij de anderen; mijn moeder was al die jaren bij me in de uiterwaarden ook al was ze er niet, en nu sta ik er alleen voor.”
Buitendijks is een ode aan de natuur, aan een landschap dat verdwijnt, omdat de mens alles naar zijn zinnen wil schikken. Dat alles moet lopen zoals gepland, zoals wenselijk. Arme sloebers, die mensen… De rivier laat zich niet temmen, hoezeer we ook alles hebben voorbereid. De daadwerkelijk uitbraken in België, Duitsland en Nederland gedurende het laatste decennium tonen het gelijk van de rivier, confronteren de mens met diens onmacht.
In tegenstelling tot zijn eerdere Op zee (Prix Médicis Étranger) en het al even sterke Zuurstofschuld gebeurt er in actieve zin weinig in Buitendijks. Onderhuids beweegt er echter van alles. De natuur is de danspartner van Willem de Waal, waarbij Heijmans prachtige beschrijvingen geeft van nauwelijks onderscheidbare planten als de bijenorchis, van de (vis) elft. Met Buitendijks heeft de auteur wellicht voor het eerst een monument geschreven, een schrift om te koesteren.
“Nooit zal de rivier buiten haar oevers treden, want de wereld is haar bedding. De oevers, dat zijn wij zelf.”
De vijfentwintigjarige Willem de Waal – over de naam van de protagonist is goed nagedacht – besluit in de uiterwaarden van de rivier te gaan leven. Anoniem, ongezien, een met de natuur en met de (ogenschijnlijk) aangelopen Roemeense zwerfhond Fido. Heroïnejunk Ronny helpt hem daarbij. Natuur, dat is wat Willem wil. Onafhankelijk zijn. Dat lijkt aardig te lukken.
“Mijn koninkrijk is opgedeeld in helgroene, lila, lichtblauwe en rozerode blokken, de rivier stroomt er horkerig en verbaasd doorheen, met afgekapte oevers.”
Wat hij niet weet is dat letterlijk álles in Nederland in de gaten wordt gehouden, maar dat leest u zelf wel.
“De ingenieurs hebben geen idee. Ze wonen hier niet. Ze staren alleen maar naar hun computerschermen, en knutselen met code.”
Dat is nu net het probleem, een werkelijkheid waar Willem zijn ogen voor sluit. Hij wordt ontdekt. Hij moet vertrekken. In eerste instantie probeert men hem met zachte hand te overtuigen, daarna wordt hij steeds vaker met de onontkoombare werkelijkheid geconfronteerd. Het lijkt sympathiek:
“Bouwen-met-de-natuur, daar kan niemand wat op tegen hebben. Zelfs de natuur niet.”
“Ja, wij hebben onze eigen verantwoordelijkheid met de natuur.”
Maar dan komt het besef:
“Eerst Haan, daarna Marcellis, nu John – ze hebben zich niet met me te bemoeien. Het enige wat ik wil is in de uiterwaarden zijn. Gewoon, de dagen waarin alles hetzelfde blijft en toch vernieuwt, seizoen na seizoen. De ongelooflijke rust van mijn eigen eenzaamheid.”
“Eenzaamheid ontstaat dankzij de anderen; mijn moeder was al die jaren bij me in de uiterwaarden ook al was ze er niet, en nu sta ik er alleen voor.”
Buitendijks is een ode aan de natuur, aan een landschap dat verdwijnt, omdat de mens alles naar zijn zinnen wil schikken. Dat alles moet lopen zoals gepland, zoals wenselijk. Arme sloebers, die mensen… De rivier laat zich niet temmen, hoezeer we ook alles hebben voorbereid. De daadwerkelijk uitbraken in België, Duitsland en Nederland gedurende het laatste decennium tonen het gelijk van de rivier, confronteren de mens met diens onmacht.
In tegenstelling tot zijn eerdere Op zee (Prix Médicis Étranger) en het al even sterke Zuurstofschuld gebeurt er in actieve zin weinig in Buitendijks. Onderhuids beweegt er echter van alles. De natuur is de danspartner van Willem de Waal, waarbij Heijmans prachtige beschrijvingen geeft van nauwelijks onderscheidbare planten als de bijenorchis, van de (vis) elft. Met Buitendijks heeft de auteur wellicht voor het eerst een monument geschreven, een schrift om te koesteren.
2
Reageer op deze recensie