Lezersrecensie
Standaardwerk over een van Vlaanderens beste schrijvers
Willem Elsschot (1882; pseudoniem van de Vlaamse Alfons de Ridder) is vooral bekend vanwege zijn boeken. Bovenal was hij echter een gewiekste reclameman. Hij is uiterst bedreven in het bespelen van potentiële klanten en verwerft een groot deel van zijn kapitaal via het uitbaten van de reclamepanelen op treinstations en de uitgave van catalogi en jaarboeken.
Al vanaf zijn kinderjaren brengt Alfons de Ridder zijn vakanties door in Westerlo ten zuidwesten van Antwerpen. Een van zijn meest geliefde bestemmingen is het Helschot, een moerasachtig bosgebied tussen de gemeenten Westerlo en Veerle, in de volksmond Elschot genaamd. Als hij negentien jaar is, raakt zijn vriendin Josephine (Fine) zwanger en wordt hun eerste zoon Walter geboren. Elsschot studeert op dat moment aan de Handelshogeschool (Institut Supérieur de Commerce de l’État). In die jaren wijdt hij zich met regelmaat aan de poëzie, waarin (zijn) moeder een centrale plaats inneemt. Pas later, als hij gestationeerd is in Parijs, schrijft hij zijn eerste roman, Villa des Roses (1913), geïnspireerd op de bewoners van het pension waar hij in die tijd leeft. Veel van zijn werk is gebaseerd op het wel en wee in zijn omgeving. Zo is Lijmen (1923) gebaseerd op het ‘lijmen’ – stroop om de mond smeren – van potentiële adverteerders. Naar eigen zeggen brengt hij de gelukkigste jaren van zijn leven door in Rotterdam als hij bij de Schiedamse scheepswerf Gusto in dienst is (1908-1911). Daar ook ontdekt hij de schrijver in zichzelf. Fons is een familieman als het hem zo uitkomt. Vaak is hij buiten kantoortijden op stap met zijn literaire vrienden. Toch zal hij tot aan zijn dood in 1960 zijn kinderen de hand boven het hoofd houden en (financieel) ondersteunen waar nodig.
Vic van de Reijt beschrijft de ontstaansgeschiedenis van vele werken van Elsschot. Daarbij heeft hij rijkelijk geput uit familiearchieven en eerdere biografieën. In Elsschot – Leven en werken van Alfons de Ridder zijn facsimile opgenomen van correspondentie en van eerste handgeschreven pagina’s van manuscripten. Tevens is een aantal gedichten opgenomen en is voorzien in katernen met historisch beeldmateriaal. Uit dit standaardwerk over de Vlaamse schrijver valt op te maken dat Fons de Ridder een rasechte opportunist was. Overigens zal hem dat uiteindelijk bezuren en het einde van zijn schrijverschap betekenen.
In de oorlogsjaren wist de auteur goed voor zijn gezin te zorgen. Of het sympathiek is 11.000 kilogram antracietkolen en vele honderden kilogrammen van allerlei soorten voedsel te hamsteren als de oorlog de stadsgrenzen nadert, kun je je echter afvragen. Als De Ridder zich los wil weken van het uiterst succesvolle driemanschap waartoe hij sinds jaren behoort, komt de straatvechter in hem naar boven. Je kon maar beter op goede voet met hem verkeren.
Aan het einde van zijn leven liet hij zich aan intimi ontvallen dat hij maar op twee van zijn werken trots was: zijn studentenlied over de ‘Schele Verlinde’ en het Bormsgedicht. Inmiddels weten wij wel beter! Met Elsschot – Leven en werken van Alfons de Ridder heeft Van de Reijt een biografie geschreven die in geen boekenkast van liefhebbers van zijn werk mag ontbreken.
Al vanaf zijn kinderjaren brengt Alfons de Ridder zijn vakanties door in Westerlo ten zuidwesten van Antwerpen. Een van zijn meest geliefde bestemmingen is het Helschot, een moerasachtig bosgebied tussen de gemeenten Westerlo en Veerle, in de volksmond Elschot genaamd. Als hij negentien jaar is, raakt zijn vriendin Josephine (Fine) zwanger en wordt hun eerste zoon Walter geboren. Elsschot studeert op dat moment aan de Handelshogeschool (Institut Supérieur de Commerce de l’État). In die jaren wijdt hij zich met regelmaat aan de poëzie, waarin (zijn) moeder een centrale plaats inneemt. Pas later, als hij gestationeerd is in Parijs, schrijft hij zijn eerste roman, Villa des Roses (1913), geïnspireerd op de bewoners van het pension waar hij in die tijd leeft. Veel van zijn werk is gebaseerd op het wel en wee in zijn omgeving. Zo is Lijmen (1923) gebaseerd op het ‘lijmen’ – stroop om de mond smeren – van potentiële adverteerders. Naar eigen zeggen brengt hij de gelukkigste jaren van zijn leven door in Rotterdam als hij bij de Schiedamse scheepswerf Gusto in dienst is (1908-1911). Daar ook ontdekt hij de schrijver in zichzelf. Fons is een familieman als het hem zo uitkomt. Vaak is hij buiten kantoortijden op stap met zijn literaire vrienden. Toch zal hij tot aan zijn dood in 1960 zijn kinderen de hand boven het hoofd houden en (financieel) ondersteunen waar nodig.
Vic van de Reijt beschrijft de ontstaansgeschiedenis van vele werken van Elsschot. Daarbij heeft hij rijkelijk geput uit familiearchieven en eerdere biografieën. In Elsschot – Leven en werken van Alfons de Ridder zijn facsimile opgenomen van correspondentie en van eerste handgeschreven pagina’s van manuscripten. Tevens is een aantal gedichten opgenomen en is voorzien in katernen met historisch beeldmateriaal. Uit dit standaardwerk over de Vlaamse schrijver valt op te maken dat Fons de Ridder een rasechte opportunist was. Overigens zal hem dat uiteindelijk bezuren en het einde van zijn schrijverschap betekenen.
In de oorlogsjaren wist de auteur goed voor zijn gezin te zorgen. Of het sympathiek is 11.000 kilogram antracietkolen en vele honderden kilogrammen van allerlei soorten voedsel te hamsteren als de oorlog de stadsgrenzen nadert, kun je je echter afvragen. Als De Ridder zich los wil weken van het uiterst succesvolle driemanschap waartoe hij sinds jaren behoort, komt de straatvechter in hem naar boven. Je kon maar beter op goede voet met hem verkeren.
Aan het einde van zijn leven liet hij zich aan intimi ontvallen dat hij maar op twee van zijn werken trots was: zijn studentenlied over de ‘Schele Verlinde’ en het Bormsgedicht. Inmiddels weten wij wel beter! Met Elsschot – Leven en werken van Alfons de Ridder heeft Van de Reijt een biografie geschreven die in geen boekenkast van liefhebbers van zijn werk mag ontbreken.
2
Reageer op deze recensie