Lezersrecensie
Dit boek MOET je lezen
Eigenlijk hoef je deze bespreking helemaal niet te lezen. Hij is namelijk erg lang. Je kunt beter direct het boek kopen.
Gemiddeld lees ik een honderdtal boeken per jaar. Zelden ben ik zo verrast en overweldigd door een boek als ‘Wij zijn licht’. Dit is zó bijzonder. Alleen de eerste zin al: “Wij zijn de nacht”. Huh? “Wij”? Meervoud voor een enkelvoudig perspectief? Heb ik hier wel zin in? Even snel doorbladeren. Verdorie, ieder hoofdstuk begint met een “Wij zijn…”, soms volgen personen, meestal entiteiten. Ik hou niet van trucjes. Maar mijn hemel, na drie pagina’s ben jij, lezer, die nacht. Je aanschouwt als nacht dat Elisabeth sterft ten gevolge van uithongering. Hoofdstuk 2 begint met “Wij zijn plaats delict”. Hoe vreemd het ook moge klinken: jij, lezer, bént de plaats delict op slag.
Zonder spoilers weg te geven – ten slotte sterft Elisabeth al na drie pagina’s – kan het verhaal als volgt worden samengevat: de kleine woongroep Klank en Liefde gelooft dat je van het licht kunt leven, dat je niet meer of nauwelijks hoeft te eten. Melodie, leidster van de vier, is ooit bezweken onder de druk die op haar werd uitgeoefend toen zij als jonge celliste excelleerde. Haar zus Elisabeth is ergens in haar leven beschadigd geraakt, Petrus eveneens. Hij kan zijn frustraties niet onder controle houden. Muriel is ‘slechts’ onzeker, heeft een leidspersoon nodig. Voila, de ideale setting voor Melodie. Zij zal hen en zichzelf naar een stabiel en gelukkig bestaan leiden.
‘Wij zijn licht’ is gebaseerd op een waargebeurd voorval. Noem het collateral damage. In de zomer van 2017 heeft het de kranten gehaald. Klank en Liefde is gebaseerd op de bestaande woongemeenschap Contact & muziek, mensen die het beste met elkaar en de wereld voorhebben (eerst het boek lezen, dan pas googelen). Toch is dat op zeker moment uit de hand gelopen. Melodie (en de bestaande persoon die daar achter schuilgaat) is degene die de anderen bij de hand neemt, zij is de redding voor die verdoolde zielen.
Esoterie spreekt me niet aan, en die vreemde vertelvorm… Het zijn drempels voor iemand die het liefst Hans Fallada leest of Thomas Rosenboom. Maar ja, een filiaalhouder van Donner had me gevraagd het te lezen en met de auteur over het boek te spreken. Dan moet je wel. Zelden werd ik zo gegrepen binnen enkele pagina’s. Tot (eind)hoofdstuk 25 kon ik niet stoppen, schreef ik me suf om bepaalde details vast te leggen. Bij dat laatste hoofdstuk brak het zweet me letterlijk uit, moest ik al na enkele pagina’s stoppen om even te roken. Kom op, Muriel, dacht ik, doe het! Twee shagjes verder – slechts vijf pagina’s! – durfde ik het boek dicht te slaan.
Het “Wij zijn…” is allesbehalve een trucje. Het is een gouden greep. Je gaat anders naar mensen en objecten kijken als je het boek leest, en daarna. Blees (1985) laat je vanuit verschillend perspectief kijken, zowel vanuit personagers als vanuit objecten en entiteiten waaraan die personages verbonden zijn. Daardoor wordt het steeds lastiger een oordeel te vellen over de gebeurtenissen, over de leefstijl die de woongroep propageert. Zelfs als je niet wilt, breng je begrip op voor de omstandigheden. ‘Wij zijn licht’ doet je nadenken over van alles en meer. Dit is zó’n wonderbaarlijk (goed) boek!
Op 27 juni bespraken we in kleine kring ‘Wij zijn licht’ met de auteur. Het is haar eerste roman, nadat zij in 2017 debuteerde met de verhalenbundel ‘Aan doodgaan dachten we niet’. In 2018 verscheen haar dichtbundel ‘Dwaallichten’. Zij las een stukje in de krant over een woongroep met hun eigen mores. Ook Blees leeft in een woongroep, zij kent de groepsdynamiek. Het is haar houvast, maar zij beseft ook dat zo’n woongroep een kleine maatschappij in de grote, onze, maatschappij is, met haar soms rigide kaders. Vanuit haar boeddhistische kijk is zij gewend aan het beschouwen vanuit meerdere perspectieven. Met de keuze voor “Wij zijn…” benadrukt Blees dat je de dingen niet los van elkaar kunt zien. Zoals een van ons opmerkte tijdens het twee uur lange gesprek: “Met dat ‘Wij’ maak je de lezer deelgenoot, medeplichtig misschien wel”.
Hier volgt een subjectieve en niet letterlijke weergave van het gesprek met Gerda Blees.
Je hebt nu drie genres beoefend, verhalen, poëzie en een roman. Waar ligt je hart?
“Verhalen schrijf ik al lang. In 2012 is mijn eerste verhaal in druk verschenen. Proza is meters maken, ervoor gaan zitten en werken. Zo heb ik twee jaar gewerkt aan ‘Wij zijn licht’. Poëzie is anders. Dat vergt inspiratie. Het is moeilijker. En er wordt zo weinig poëzie verkocht, dat je weet dat alleen echte liefhebbers van jóuw werk het kopen.”
Hoe ben je er op gekomen vanuit 25 verschillende perspectieven te schrijven, niet alleen vanuit personages maar ook vanuit objecten en entiteiten?
“Ik ben begonnen vanuit het perspectief van de huisarts die de dood bij Elisabeth komt vaststellen. Dat voelde te beperkt. ‘Wij zijn de nacht’ kwam in me op, zomaar. Met dat basisidee ging ik experimenteren. Het voelde goed. Daarna ben ik de roman bijna wiskundig gaan uitwerken. Ik wilde 25 hoofdstukken, vanuit 25 perspectieven, en streefde naar 2500 woorden per hoofdstuk. 25 heeft overigens geen speciale betekenis voor mij. Ik dacht aan drie dagen, ieder acht hoofdstukken beslaand, met een slothoofdstuk.”
De woongroep bestaat nog steeds, is actief op internet. Hebben zij het boek gelezen?
“Ik heb hen gemaild toen het boek was verschenen en gevraagd of zij een exemplaar wilden ontvangen. Daar had men geen behoefte aan. Ik weet dus niet of zij het hebben gelezen.”
Een aanwezige, psychologe, vroeg: Is het ethisch verantwoord een boek te schrijven over een dergelijke gebeurtenis terwijl de groep nog altijd functioneert? Je etaleert hen, zonder dat zij daarom hebben gevraagd.
“Fictie mag dat doen. Ik heb reële elementen gebruikt, heb bewust vooraf geen contact met hen opgenomen, heb hen niet gesproken, zodat ik mijn eigen fantasie er op kon loslaten. Weliswaar is het boek gebaseerd op ware gebeurtenissen, maar ik heb geprobeerd niet te oordelen (EW: dat is gelukt). Maar bovenal: het ís en blíjft fictie.”
Op pagina 148 spreekt “Wij zijn het verhaal” de lezer toe over de on-opmerkzaamheid van die lezer. ‘Bladert u maar eens terug naar pagina 17 en leest u maar hardop – ja hardop, want dat bevordert de zorgvuldigheid van het lezen – wat daar staat. Had u het exact zo onthouden, exact zoals het er stond?’ Is dit een aanwijzing voor de lezer dat deze meer bewust moet lezen?
“Nee, al is het zeker zo dat je meer bewust leest als je hardop leest.”
Op de vraag wie op dat moment was gaan terugbladeren, werd door allen bevestigend geantwoord.
Hardop lezen helpt om het juiste ritme in je zinnen te vinden in wat je hebt geschreven. Lees jij je werk hardop als je iets hebt geschreven?
“Soms, bij poëzie doe ik dat sowieso, omdat je dat regelmatig moet voordragen. ‘Wij zijn licht’ ben ik pas hardop gaan lezen toen ik het had afgerond. Ik stuurde naar vrienden en bekenden iedere keer een hoofdstuk als podcast. En ja, dat helpt om ritmisch de juiste toon te vinden.”
Iemand merkte zojuist op dat er niets verwijtends zit in de roman, het is nergens belerend. Toch komen passages als die over brood eten (pagina 26), de moderne landbouw (79) en het verschil in hoe ouders de prestaties van hun kinderen beoordelen (80) zo over.
“Dat heb ik niet zo bedoeld. Het is geschreven vanuit het perspectief van de ‘verteller’. Die eerste keer is dat ‘Wij zijn het dagelijks brood’. Ik wil persoonlijk geen oordeel vellen.”
Je besteedt veel aandacht aan Melodie, terwijl Elisabeth een randfiguur is. Vanwaar deze keuze?
“Het verhaal gaat niet over Elisabeth. Haar dood is een gegeven. Daarom is dat in de eerste paar pagina’s afgedaan. Het boek gaat over groepsdynamiek. Dat is de ruggengraat. De familieband speelt daarbij een grote rol, ook al komt die slechts in een hoofdstuk (EW: 14) frappant naar voren. Het gaat om deze groep, om het verleden en het heden. (EW: het heden, waarbij de demente moeder aan het woord komt).”
Ben je inmiddels aan een volgend boek bezig?
“Ja, over de Bijlmerramp. In die tijd was ik een jaar of zeven, ik woonde in Amsterdam Zuid-Oost. Ik ben pas in de verkenningsfase, maar ga uit van een soort zwarte doos in het menselijk brein. Wat waren de laatste gedachten van de slachtoffers?”
Tot slot geven de zes aanwezigen, waaronder twee docenten Nederlands, spontaan aan dit boek aan te bevelen aan eenieder die het maar wil horen. Terecht, dit boek móet gelezen worden, en niet uitsluitend ter (uitstekende) ontspanning!
Gemiddeld lees ik een honderdtal boeken per jaar. Zelden ben ik zo verrast en overweldigd door een boek als ‘Wij zijn licht’. Dit is zó bijzonder. Alleen de eerste zin al: “Wij zijn de nacht”. Huh? “Wij”? Meervoud voor een enkelvoudig perspectief? Heb ik hier wel zin in? Even snel doorbladeren. Verdorie, ieder hoofdstuk begint met een “Wij zijn…”, soms volgen personen, meestal entiteiten. Ik hou niet van trucjes. Maar mijn hemel, na drie pagina’s ben jij, lezer, die nacht. Je aanschouwt als nacht dat Elisabeth sterft ten gevolge van uithongering. Hoofdstuk 2 begint met “Wij zijn plaats delict”. Hoe vreemd het ook moge klinken: jij, lezer, bént de plaats delict op slag.
Zonder spoilers weg te geven – ten slotte sterft Elisabeth al na drie pagina’s – kan het verhaal als volgt worden samengevat: de kleine woongroep Klank en Liefde gelooft dat je van het licht kunt leven, dat je niet meer of nauwelijks hoeft te eten. Melodie, leidster van de vier, is ooit bezweken onder de druk die op haar werd uitgeoefend toen zij als jonge celliste excelleerde. Haar zus Elisabeth is ergens in haar leven beschadigd geraakt, Petrus eveneens. Hij kan zijn frustraties niet onder controle houden. Muriel is ‘slechts’ onzeker, heeft een leidspersoon nodig. Voila, de ideale setting voor Melodie. Zij zal hen en zichzelf naar een stabiel en gelukkig bestaan leiden.
‘Wij zijn licht’ is gebaseerd op een waargebeurd voorval. Noem het collateral damage. In de zomer van 2017 heeft het de kranten gehaald. Klank en Liefde is gebaseerd op de bestaande woongemeenschap Contact & muziek, mensen die het beste met elkaar en de wereld voorhebben (eerst het boek lezen, dan pas googelen). Toch is dat op zeker moment uit de hand gelopen. Melodie (en de bestaande persoon die daar achter schuilgaat) is degene die de anderen bij de hand neemt, zij is de redding voor die verdoolde zielen.
Esoterie spreekt me niet aan, en die vreemde vertelvorm… Het zijn drempels voor iemand die het liefst Hans Fallada leest of Thomas Rosenboom. Maar ja, een filiaalhouder van Donner had me gevraagd het te lezen en met de auteur over het boek te spreken. Dan moet je wel. Zelden werd ik zo gegrepen binnen enkele pagina’s. Tot (eind)hoofdstuk 25 kon ik niet stoppen, schreef ik me suf om bepaalde details vast te leggen. Bij dat laatste hoofdstuk brak het zweet me letterlijk uit, moest ik al na enkele pagina’s stoppen om even te roken. Kom op, Muriel, dacht ik, doe het! Twee shagjes verder – slechts vijf pagina’s! – durfde ik het boek dicht te slaan.
Het “Wij zijn…” is allesbehalve een trucje. Het is een gouden greep. Je gaat anders naar mensen en objecten kijken als je het boek leest, en daarna. Blees (1985) laat je vanuit verschillend perspectief kijken, zowel vanuit personagers als vanuit objecten en entiteiten waaraan die personages verbonden zijn. Daardoor wordt het steeds lastiger een oordeel te vellen over de gebeurtenissen, over de leefstijl die de woongroep propageert. Zelfs als je niet wilt, breng je begrip op voor de omstandigheden. ‘Wij zijn licht’ doet je nadenken over van alles en meer. Dit is zó’n wonderbaarlijk (goed) boek!
Op 27 juni bespraken we in kleine kring ‘Wij zijn licht’ met de auteur. Het is haar eerste roman, nadat zij in 2017 debuteerde met de verhalenbundel ‘Aan doodgaan dachten we niet’. In 2018 verscheen haar dichtbundel ‘Dwaallichten’. Zij las een stukje in de krant over een woongroep met hun eigen mores. Ook Blees leeft in een woongroep, zij kent de groepsdynamiek. Het is haar houvast, maar zij beseft ook dat zo’n woongroep een kleine maatschappij in de grote, onze, maatschappij is, met haar soms rigide kaders. Vanuit haar boeddhistische kijk is zij gewend aan het beschouwen vanuit meerdere perspectieven. Met de keuze voor “Wij zijn…” benadrukt Blees dat je de dingen niet los van elkaar kunt zien. Zoals een van ons opmerkte tijdens het twee uur lange gesprek: “Met dat ‘Wij’ maak je de lezer deelgenoot, medeplichtig misschien wel”.
Hier volgt een subjectieve en niet letterlijke weergave van het gesprek met Gerda Blees.
Je hebt nu drie genres beoefend, verhalen, poëzie en een roman. Waar ligt je hart?
“Verhalen schrijf ik al lang. In 2012 is mijn eerste verhaal in druk verschenen. Proza is meters maken, ervoor gaan zitten en werken. Zo heb ik twee jaar gewerkt aan ‘Wij zijn licht’. Poëzie is anders. Dat vergt inspiratie. Het is moeilijker. En er wordt zo weinig poëzie verkocht, dat je weet dat alleen echte liefhebbers van jóuw werk het kopen.”
Hoe ben je er op gekomen vanuit 25 verschillende perspectieven te schrijven, niet alleen vanuit personages maar ook vanuit objecten en entiteiten?
“Ik ben begonnen vanuit het perspectief van de huisarts die de dood bij Elisabeth komt vaststellen. Dat voelde te beperkt. ‘Wij zijn de nacht’ kwam in me op, zomaar. Met dat basisidee ging ik experimenteren. Het voelde goed. Daarna ben ik de roman bijna wiskundig gaan uitwerken. Ik wilde 25 hoofdstukken, vanuit 25 perspectieven, en streefde naar 2500 woorden per hoofdstuk. 25 heeft overigens geen speciale betekenis voor mij. Ik dacht aan drie dagen, ieder acht hoofdstukken beslaand, met een slothoofdstuk.”
De woongroep bestaat nog steeds, is actief op internet. Hebben zij het boek gelezen?
“Ik heb hen gemaild toen het boek was verschenen en gevraagd of zij een exemplaar wilden ontvangen. Daar had men geen behoefte aan. Ik weet dus niet of zij het hebben gelezen.”
Een aanwezige, psychologe, vroeg: Is het ethisch verantwoord een boek te schrijven over een dergelijke gebeurtenis terwijl de groep nog altijd functioneert? Je etaleert hen, zonder dat zij daarom hebben gevraagd.
“Fictie mag dat doen. Ik heb reële elementen gebruikt, heb bewust vooraf geen contact met hen opgenomen, heb hen niet gesproken, zodat ik mijn eigen fantasie er op kon loslaten. Weliswaar is het boek gebaseerd op ware gebeurtenissen, maar ik heb geprobeerd niet te oordelen (EW: dat is gelukt). Maar bovenal: het ís en blíjft fictie.”
Op pagina 148 spreekt “Wij zijn het verhaal” de lezer toe over de on-opmerkzaamheid van die lezer. ‘Bladert u maar eens terug naar pagina 17 en leest u maar hardop – ja hardop, want dat bevordert de zorgvuldigheid van het lezen – wat daar staat. Had u het exact zo onthouden, exact zoals het er stond?’ Is dit een aanwijzing voor de lezer dat deze meer bewust moet lezen?
“Nee, al is het zeker zo dat je meer bewust leest als je hardop leest.”
Op de vraag wie op dat moment was gaan terugbladeren, werd door allen bevestigend geantwoord.
Hardop lezen helpt om het juiste ritme in je zinnen te vinden in wat je hebt geschreven. Lees jij je werk hardop als je iets hebt geschreven?
“Soms, bij poëzie doe ik dat sowieso, omdat je dat regelmatig moet voordragen. ‘Wij zijn licht’ ben ik pas hardop gaan lezen toen ik het had afgerond. Ik stuurde naar vrienden en bekenden iedere keer een hoofdstuk als podcast. En ja, dat helpt om ritmisch de juiste toon te vinden.”
Iemand merkte zojuist op dat er niets verwijtends zit in de roman, het is nergens belerend. Toch komen passages als die over brood eten (pagina 26), de moderne landbouw (79) en het verschil in hoe ouders de prestaties van hun kinderen beoordelen (80) zo over.
“Dat heb ik niet zo bedoeld. Het is geschreven vanuit het perspectief van de ‘verteller’. Die eerste keer is dat ‘Wij zijn het dagelijks brood’. Ik wil persoonlijk geen oordeel vellen.”
Je besteedt veel aandacht aan Melodie, terwijl Elisabeth een randfiguur is. Vanwaar deze keuze?
“Het verhaal gaat niet over Elisabeth. Haar dood is een gegeven. Daarom is dat in de eerste paar pagina’s afgedaan. Het boek gaat over groepsdynamiek. Dat is de ruggengraat. De familieband speelt daarbij een grote rol, ook al komt die slechts in een hoofdstuk (EW: 14) frappant naar voren. Het gaat om deze groep, om het verleden en het heden. (EW: het heden, waarbij de demente moeder aan het woord komt).”
Ben je inmiddels aan een volgend boek bezig?
“Ja, over de Bijlmerramp. In die tijd was ik een jaar of zeven, ik woonde in Amsterdam Zuid-Oost. Ik ben pas in de verkenningsfase, maar ga uit van een soort zwarte doos in het menselijk brein. Wat waren de laatste gedachten van de slachtoffers?”
Tot slot geven de zes aanwezigen, waaronder twee docenten Nederlands, spontaan aan dit boek aan te bevelen aan eenieder die het maar wil horen. Terecht, dit boek móet gelezen worden, en niet uitsluitend ter (uitstekende) ontspanning!
7
Reageer op deze recensie