Lezersrecensie
Een dierlijk genot
“Een jonge man die pijn lijdt, dat is een volle baan. … Ik vreesde dat mijn leven op niets zou uitlopen. Ik was bang dat alles zinloos was. Ik wist wat ik miste: een mens.”
De tweeëntwintigjarige Julian Birk, student diergeneeskunde in Wenen, wordt door zijn vriendin Judith haar flatje uitgezet. Zij hebben elkaar op negentienjarige leeftijd leren kennen. De jonge man zwelgt in zijn liefdesverdriet en slijt zijn dagen in ledigheid. Zijn extraverte vriend Tibor, “specialist in het verbreken van relaties”, doorbreekt de uitzichtloosheid waarin Julian zich bevindt.
Bij een routinecontrole is een dwergnijlpaard in een vrachtwagen ontdekt. Het beest is er ernstig aan toe en wordt voor behandeling naar de faculteit diergeneeskunde overgebracht. Voor een permanent verblijf is geen ruimte en als het beest is opgelapt, besluit voormalig rector professor Beham het dier te adopteren. De man beweegt zich voort in een rolstoel en heeft Tibor ingeschakeld om het te verzorgen. Op zeker moment heeft Tibor echter andere plannen en vraagt hij of Julian zijn vakantiebaantje wil overnemen. Daarbij geeft hij hem de raadselachtige opdracht ontkennend te antwoorden als men hem vraagt of hij de Franse taal beheerst.
Bij aankomst op het landgoed, net buiten de stad, wordt Julian rondgeleid door de afstandelijke Aiko. Zij is zevenentwintig en de dochter des huizes. Al snel verneemt Julian dat de jonge vrouw deels in Parijs woont en deels op het landgoed in Wenen. De relatie tussen vader en dochter is ronduit vijandig. Terwijl zij weet dat hij nauwelijks Frans verstaat, spreekt zij hem steevast in die taal toe.
“ ‘Het loeder weet heel goed dat ik geen Frans versta.’ ”
De doortastende Aiko windt de jonge student al snel om haar vinger. Het duurt niet lang voordat zij hem meeneemt naar haar kamer en de twee met elkaar slapen. De daarop volgende dagen doet zij echter alsof hij lucht is. Steeds minder denkt Julian aan Judith. Is hij verliefd op Aiko? Langzaam maar zeker zoekt zij wederom toenadering en heimelijk brengt Julian meerdere nachten op het landgoed door. Aiko straalt, haar open lach vindt hij onweerstaanbaar. Aan de andere kant is zij uiterst complex: van het ene op het andere moment kan haar humeur omslaan en is haar gedrag soms onnavolgbaar. De pietluttigheden waarin zij zich dan verliezen leiden tot urenlang elkaar negeren. Professor Beham heeft al lang in de gaten wat er speelt, en geeft de jonge man raad:
‘Je wordt even snel verliefd als dat je jezelf krabt bij jeuk. In ieder geval raad ik je het af. Van deze genadeloze kat krijg je hoogstens… een vermoeide glimlach.’
Nu de winter nadert, is het buitenverblijf geen geschikte plek meer voor het dwergnijlpaard. Beham vindt de dierentuin van Basel bereid het beest op te nemen. Zal Julian in staat zijn Aiko aan zich te binden, nu er geen reden meer is het landgoed te bezoeken?
De tweeëntwintigjarige Julian Birk, student diergeneeskunde in Wenen, wordt door zijn vriendin Judith haar flatje uitgezet. Zij hebben elkaar op negentienjarige leeftijd leren kennen. De jonge man zwelgt in zijn liefdesverdriet en slijt zijn dagen in ledigheid. Zijn extraverte vriend Tibor, “specialist in het verbreken van relaties”, doorbreekt de uitzichtloosheid waarin Julian zich bevindt.
Bij een routinecontrole is een dwergnijlpaard in een vrachtwagen ontdekt. Het beest is er ernstig aan toe en wordt voor behandeling naar de faculteit diergeneeskunde overgebracht. Voor een permanent verblijf is geen ruimte en als het beest is opgelapt, besluit voormalig rector professor Beham het dier te adopteren. De man beweegt zich voort in een rolstoel en heeft Tibor ingeschakeld om het te verzorgen. Op zeker moment heeft Tibor echter andere plannen en vraagt hij of Julian zijn vakantiebaantje wil overnemen. Daarbij geeft hij hem de raadselachtige opdracht ontkennend te antwoorden als men hem vraagt of hij de Franse taal beheerst.
Bij aankomst op het landgoed, net buiten de stad, wordt Julian rondgeleid door de afstandelijke Aiko. Zij is zevenentwintig en de dochter des huizes. Al snel verneemt Julian dat de jonge vrouw deels in Parijs woont en deels op het landgoed in Wenen. De relatie tussen vader en dochter is ronduit vijandig. Terwijl zij weet dat hij nauwelijks Frans verstaat, spreekt zij hem steevast in die taal toe.
“ ‘Het loeder weet heel goed dat ik geen Frans versta.’ ”
De doortastende Aiko windt de jonge student al snel om haar vinger. Het duurt niet lang voordat zij hem meeneemt naar haar kamer en de twee met elkaar slapen. De daarop volgende dagen doet zij echter alsof hij lucht is. Steeds minder denkt Julian aan Judith. Is hij verliefd op Aiko? Langzaam maar zeker zoekt zij wederom toenadering en heimelijk brengt Julian meerdere nachten op het landgoed door. Aiko straalt, haar open lach vindt hij onweerstaanbaar. Aan de andere kant is zij uiterst complex: van het ene op het andere moment kan haar humeur omslaan en is haar gedrag soms onnavolgbaar. De pietluttigheden waarin zij zich dan verliezen leiden tot urenlang elkaar negeren. Professor Beham heeft al lang in de gaten wat er speelt, en geeft de jonge man raad:
‘Je wordt even snel verliefd als dat je jezelf krabt bij jeuk. In ieder geval raad ik je het af. Van deze genadeloze kat krijg je hoogstens… een vermoeide glimlach.’
Nu de winter nadert, is het buitenverblijf geen geschikte plek meer voor het dwergnijlpaard. Beham vindt de dierentuin van Basel bereid het beest op te nemen. Zal Julian in staat zijn Aiko aan zich te binden, nu er geen reden meer is het landgoed te bezoeken?
1
Reageer op deze recensie