Lezersrecensie
Voor eeuwig in eenzaamheid verbonden
“Uit de verdwijnende nacht doken toppen op, honderden toppen, als kruisgolven.”
Zo ziet Walter Welzenbach het landschap om hem heen als hij boven op de top van een berg staat, op 8188 meter hoogte. Niets reikt boven hem, alles bevindt zich beneden.
Twee jonge twintigers, Walter en vriend Lennaert ‘Lenny’ Tichy beginnen met een taps toelopende pijler van een brug over de Waal bij Nijmegen. Het duurt niet lang of zij zoeken het hogerop, in de Alpen. Lenny neemt het voortouw, letterlijk. Hij is roekelozer dan Walter, hij sjort en sleept hen de berg op. Zij vestigen zich in Chamonix, aan de voet van de Mont Blanc. Vandaar begint hun ‘bucket challenge’, al bestond daar toen nog geen woord voor. Lenny en Walter, gezworen vrienden, Siamese tweeling door een touw aan elkaar verbonden.
“Mensen die samen kunnen zwijgen hebben vertrouwen in elkaar, het allergrootste vertrouwen. Zodra ze gaan praten is er iets mis.”
En vertrouwen doen de twee elkaar, desnoods tot in de dood. Want die is altijd dichtbij, bijvoorbeeld als zij zich op voetbrede rotsrichels bevinden met aan weerszijden een honderden meters diep ravijn.
“Als ik links van de richel val, dan roep ik “links” en moet jij er rechts vanaf springen.”
Ze gaan tot het uiterste, Walter en Lenny. Na een berg bedwongen te hebben, lonkt de volgende uitdaging. Nooit is het genoeg, de gretigheid neemt toe in plaats van af. Daarbij zwepen zij elkaar op met verhalen over bergbeklimmers uit het verleden, heldenverhalen die hun voorgangers regelmatig met de dood moesten bekopen. Doorzetten zullen ze, altijd maar doorzetten. De kramp in je benen verdragen, temperaturen van ver onder nul trotseren, klimmen op zuurstofschuld daarboven in het ijle. Desnoods vingers en tenen opofferen, een medaille op je borst.
In de loop der jaren wordt het klimmen er niet eenvoudiger op. Gletsjers smelten en veranderen in de zomer in puin, levenloze steenrivieren. Eens, ooit, zullen ook zij een ‘eerstbeklimming’ doen, een berg overwinnen waar nog nooit iemand hen is voorgegaan.
“We trapten de berg aan flarden – dat waren we aan het doen. We vernielden de wand, en onze eigen route. We voelden de berg huiveren, koortsig, die gedachte liet me niet meer los.”
Walter en Lenny hebben respect voor de bergen. De talloze commerciële ondernemingen hebben daar maling aan. Een mierenparade van bergbeklimmers. Zolang er maar voldoende wordt betaald, kun je een trip naar de Mount Everest boeken. Toch beseft Walter:
“Wat wij doen, wat ik doe, is het allerindividueelste, meest egoïstische, allernuttelooste wat een mens kan doen.”
‘Zuurstofschuld’ is een roman over verbondenheid in eenzaamheid, over de onbeheersbare drang een bepaalde prestatie te leveren, waarbij je weet dat je laatste uur geslagen kan zijn. Blind vertrouwen je enige houvast. Een wonderschoon boek!
Zo ziet Walter Welzenbach het landschap om hem heen als hij boven op de top van een berg staat, op 8188 meter hoogte. Niets reikt boven hem, alles bevindt zich beneden.
Twee jonge twintigers, Walter en vriend Lennaert ‘Lenny’ Tichy beginnen met een taps toelopende pijler van een brug over de Waal bij Nijmegen. Het duurt niet lang of zij zoeken het hogerop, in de Alpen. Lenny neemt het voortouw, letterlijk. Hij is roekelozer dan Walter, hij sjort en sleept hen de berg op. Zij vestigen zich in Chamonix, aan de voet van de Mont Blanc. Vandaar begint hun ‘bucket challenge’, al bestond daar toen nog geen woord voor. Lenny en Walter, gezworen vrienden, Siamese tweeling door een touw aan elkaar verbonden.
“Mensen die samen kunnen zwijgen hebben vertrouwen in elkaar, het allergrootste vertrouwen. Zodra ze gaan praten is er iets mis.”
En vertrouwen doen de twee elkaar, desnoods tot in de dood. Want die is altijd dichtbij, bijvoorbeeld als zij zich op voetbrede rotsrichels bevinden met aan weerszijden een honderden meters diep ravijn.
“Als ik links van de richel val, dan roep ik “links” en moet jij er rechts vanaf springen.”
Ze gaan tot het uiterste, Walter en Lenny. Na een berg bedwongen te hebben, lonkt de volgende uitdaging. Nooit is het genoeg, de gretigheid neemt toe in plaats van af. Daarbij zwepen zij elkaar op met verhalen over bergbeklimmers uit het verleden, heldenverhalen die hun voorgangers regelmatig met de dood moesten bekopen. Doorzetten zullen ze, altijd maar doorzetten. De kramp in je benen verdragen, temperaturen van ver onder nul trotseren, klimmen op zuurstofschuld daarboven in het ijle. Desnoods vingers en tenen opofferen, een medaille op je borst.
In de loop der jaren wordt het klimmen er niet eenvoudiger op. Gletsjers smelten en veranderen in de zomer in puin, levenloze steenrivieren. Eens, ooit, zullen ook zij een ‘eerstbeklimming’ doen, een berg overwinnen waar nog nooit iemand hen is voorgegaan.
“We trapten de berg aan flarden – dat waren we aan het doen. We vernielden de wand, en onze eigen route. We voelden de berg huiveren, koortsig, die gedachte liet me niet meer los.”
Walter en Lenny hebben respect voor de bergen. De talloze commerciële ondernemingen hebben daar maling aan. Een mierenparade van bergbeklimmers. Zolang er maar voldoende wordt betaald, kun je een trip naar de Mount Everest boeken. Toch beseft Walter:
“Wat wij doen, wat ik doe, is het allerindividueelste, meest egoïstische, allernuttelooste wat een mens kan doen.”
‘Zuurstofschuld’ is een roman over verbondenheid in eenzaamheid, over de onbeheersbare drang een bepaalde prestatie te leveren, waarbij je weet dat je laatste uur geslagen kan zijn. Blind vertrouwen je enige houvast. Een wonderschoon boek!
3
Reageer op deze recensie