Familieverhaal over vergeving in een eigen taal
Mijn broer is het eerste deel uit de 'Kippo'-trilogie van de Zweedse auteur Karin Smirnoff (1964). De Nederlandse vertaling is in handen van Bart Kraamer. Het debuut van Smirnoff werd genomineerd voor de Augustpriset, de belangrijkste literaire prijs van Zweden. Het boek werd juichend ontvangen door pers en publiek en het verkocht goed. Na het verschijnen van de twee volgende delen van deze trilogie is Smirnoff in Scandinavië uitgegroeid tot de grootste literaire sensatie sinds Karl Ove Knausgård.
Jana Kippo besluit na vijfentwintig jaar haar tweelingbroer in hun ouderlijk huis in een afgelegen deel van Zweden weer op te gaan zoeken. Ze treft hem in de boerderij waar de tijd lijkt te hebben stilgestaan. Broer is er slecht aan toe, hij drinkt en zorgt erg slecht voor zichzelf. Jana besluit een tijdje te blijven. Ze neemt een baantje als verzorgende bij de thuiszorg als vervanger van Maria, die onder mysterieuze omstandigheden is overleden, en komt zo weer in contact met kennissen van haar ouders en een oude schoolvriendin. Daarnaast krijgt ze een relatie met kunstschilder John en neemt ze als enige vrouw deel aan de jaarlijkse elandjacht. Door alle verhalen van de mensen die ze na al die jaren weer treft en de schilderijen van John komt haar eigen pijnlijke verleden weer naar boven. Een duistere, rauwe maar ook soms liefdevolle familiegeschiedenis ontvouwt zich. Een geschiedenis waarin Jana moet gaan uitvinden of zij vergeving kan vinden voor alles wat er in haar jeugd gebeurd is.
Het eerste dat opvalt aan Mijn broer is de aparte schrijfstijl. In een interview met het Zweedse dagblad Svenska Yle vertelt Smirnoff dat zij in deze boeken een aparte taal voor de Kippo’s heeft gebruikt. Een eigen Kippo–taal die zich kenmerkt door het ontbreken van hoofdletters (behalve aan het begin van een zin) en bijna geen interpunctie. Voor- en achternamen worden aan elkaar geschreven, ook met kleine letters. Cijfers en combinaties van cijfers en letters worden voluit geschreven en overbodige bijvoeglijke naamwoorden zijn er niet veel te vinden. De broer van Jana wordt alleen maar aangeduid als broer.
'Ik ging naar broer. Nam de bus langs de kust en stapte uit bij de evier. Daarna liep ik naar het dorp. De sneeuw viel zwaar en bedekte de weg. De vlokken wervelden mijn lage schoenen in en mijn enkels waren koud als in mijn kindertijd. Er hadden auto’s kunnen stoppen voor mijn duim maar er kwam geen auto. Het was een paar kilometer naar het huis van mijn broer en de weg liep omhoog. Om mezelf bezig te houden zong ik everttaube.' (Evert Taube was een Zweedse volkszanger, EW)
Smirnoff hoopte met deze schrijfstijl het geslotene van het leven op het afgelegen Zweedse platteland weer te kunnen geven. Zij lijkt daar in geslaagd, ondanks dat het wel wat aanpassingsvermogen van de lezer vergt. Maar na een paar hoofdstukken begint het natuurlijk aan te voelen, alsof je ineens een taal in dialect kunt lezen. De personages beginnen vorm te krijgen en het verhaal komt heel langzaam tot leven. Dat laatste is ook een opvallende eigenschap van dit boek. Op het moment dat je denkt dat er niet meer geheimen en problemen uit het verleden naar boven kunnen komen, weet Smirnoff er nog een schepje bovenop te doen. Dat zorgt wellicht voor wat opgetrokken wenkbrauwen want hoeveel ellende kan een mens nu te verduren krijgen in een leven? Veel, zo blijkt in Mijn Broer. Waarschijnlijk zorgt juist de sobere schrijfstijl en het stukje bij beetje omhoog laten komen van de familiegeschiedenis ervoor dat het verhaal behapbaar blijft. En Smirnoff heeft er zo voor gezorgd dat er stof genoeg overblijft om deel twee en drie van de trilogie verder te kunnen vullen.
Reageer op deze recensie