Expeditie Midlife Crisis
Carys Davies is een nog onbekende auteur in Nederlandse boekenlandschap. Voordat haar debuutroman West uitkwam, publiceerde zij een tweetal verhalenbundels (Some New Ambush en The Redemption of Galen Pike), waarmee zij hoge ogen gooide en die beloond werden met vele nominaties en prijzen. Davies schrijft ook voor The Guardian, Granta, The London Evening Standard, Marie Claire, the Daily Telegraph, the Sunday Telegraph en The Times. Davies werd geboren in Wales, waar ze deels opgroeide. Na twaalf jaar in New York en Chicago te hebben gewoond en gewerkt, woont ze nu in Edinburgh. West werd naar het Nederlands vertaald door Nicolette Hoekmeijer.
We schrijven Pennsylvania, eind negentiende eeuw. De 35-jarige weduwnaar John Cyrus Bellman raakt helemaal in de ban van een krantenartikel over de vondst van enorm grote beenderen in Kentucky. Zijn fantasie slaat op hol en hij is ervan overtuigd dat er in het onontgonnen westen van Amerika nog grote mammoetbeesten moeten leven. Maandenlang kan hij aan niets anders denken, en op een dag neemt hij het besluit om in de voetsporen te treden van de beroemde expeditie van Lewis en Clark (1804). Hij gaat op weg naar het westen en uit te vinden of deze dieren nog werkelijk bestaan.
‘Hij was niet in staat de tintelende sensatie onder woorden te brengen als hij dacht aan de reusachtige beesten die op een bepaalde manier van groot belang waren, er was alleen dat vreemde gevoel in zijn maag, een soort misselijkheid haast, en het besef dat hij nu onmogelijk gewoon nog thuis kon blijven.’
Bellman laat zijn muildierenfokkerij en tienjarige dochter Bess achter onder de hoede van zijn zuster Julie. Zij krijgen na verloop van tijd – als Bellman maar niet terugkeert – steeds meer hulp van de buurman Elmer Jackson; een vieze, inhalige man met dubieuze bedoelingen. Ondertussen geraakt Bellman steeds verder naar het westen, hopend een glimp op te vangen van zijn fantasiedieren. Nietsvermoedend over het lot van zijn dochter en zuster krijgt hij hulp van een indiaanse jongen, die luistert naar de twijfelachtige naam Oude Vrouw In De Verte, en samen trotseren ze de elementen van de vier seizoenen. Maar dan keert de Indiaanse jongen alleen terug op de handelspost waar hij vandaan komt…
Davies beschrijft hiermee eigenlijk iets wat wij tegenwoordig aan zouden duiden als een ‘midlifecrisis’. De gemeenschap waar Bellman vandaan komt, verklaart hem voor gek – zijn zuster voorop. Toch zijn er ook mensen die in hem geloven. Zo noemt zijn dochter hem een man met een missie.
‘Er is een soort kinderlijke ontevredenheid met alles wat ze hebben, Julie, en die doet zich gelden wanneer ze de veertig naderen. Ineens menen ze recht te hebben op meer dan wat het leven voor hen in petto had. Mijn ervaring is dat ze dan iets beginnen met een andere vrouw of dat ze een nieuw paard of een dure hoed kopen.’
Naast deze humoristische en sarcastische ondertonen weet Davies de lezer ook mee te voeren door het prachtige ruige en onontdekte landschap waar Bellman doorheen trekt. Naast zijn obsessie voor de grote beesten, bekijkt hij alles in de natuur die aan hem voorbijtrekt. Hij houdt er een dagboek over bij en maakt tekeningen van veel wat hij onderweg ziet.
Naast de prachtige natuurbeschrijvingen is Davies ook in staat heel nauwkeurige inkijkjes in haar personages te geven. Door het verhaal steeds van perspectief te laten wisselen, weten we niet alleen hoe Bellman zich voelt, maar kunnen we ook enorm meeleven met zijn dochter Bess, die steeds vergeefs op de beloofde brieven van haar vader wacht. Davies geeft door de ogen van Oude Vrouw In De Verte ook een sublieme kijk op de indiaanse bevolking, en de ‘witten’ die hun leefgebieden maar blijven overspoelen. Het is daarom niet meer dan eerlijk dat de Indiaanse jongen deze prachtige kleine roman op gepaste wijze aan elkaar mag rijgen.
Reageer op deze recensie