Een ode aan de midlifecrisis?
Een man met een midlifecrisis. Zo iemand die wegloopt voor zijn verantwoordelijkheden, een leren jack draagt, een tikkeltje onverzorgd en behoorlijk ontevreden is (en waarschijnlijk een kortstondige relatie met een jongere vrouw heeft). Al deze clichés komen aan bod in deze roman, die uiteraard gesitueerd is in de al zo vaak geprezen jaren ’90. Dat onschuldige tijdperk voor de collectieve smartphone- en social mediaverslaving. Dit lijkt bij elkaar niet de opzet voor een geweldig revolutionair verhaal, maar laat dit niet de indruk wekken dat het hier gaat om een middelmatige roman! Becks laatste zomer is namelijk geschreven door iemand die aan het eind van dat prachtige decennium pas zestien jaar oud was: het Duitse ‘wonderkind’ Benedict Wells (1984).
Wellicht doet die naam een belletje rinkelen, want zijn tweede roman, Het einde van de eenzaamheid, heeft ruim een halfjaar in de Nederlandse bestsellerlijsten gestaan. En dus werd er besloten om de debuutroman te laten vertalen, wat zo treffend is gedaan door Gerda Baardman. Hetzelfde mooie taalgebruik en de afwisseling tussen haast dromerige omschrijvingen en snoeiharde observaties waren dus ook al in de eerste roman van Wells aanwezig. Het boek is echter te rijk om een recensie te wijden aan enkel vergelijkingen tussen de twee werken.
“Toen Beck bij Napels voor een café parkeerde, had hij acht uur rijden en zijn hele leven achter de rug.”
Het is moeilijk om niet te gniffelen bij zo’n theatrale openingszin en gelukkig zijn er nog veel meer van dit soort uitspraken. Robert Beck is dus de man met een midlifecrisis en de tragische held van dit verhaal. Nadat zijn rockstercarrière definitief niet van de grond is gekomen, besloot hij om leraar Duits en Muziek te worden op een middelbare school. Dag in dag uit lesgeven aan leerlingen die daar toch geen zin in hebben: een middelmatiger bestaan is er voor Beck niet. Totdat hij op een dag de geheimzinnige Litouwse Rauli Kantas in zijn klas krijgt en die jongen zomaar een dure gitaar van de muur pakt om er wat op te jammen.
Beck ziet een kans: hij moet van deze jongen de rockster maken die de wereld nooit in hem wilde zien en als zijn manager zal hij toch zijn plek in de rockgeschiedenis veroveren. Dat dit de basis vormt van een roman waar echt van genoten kan worden, heeft alles te maken met de rijke personagebeschrijvingen van Wells. Het schijnt dat de debutant een aantal jaar aan zijn roman heeft moeten sleutelen om de ruim 1400 pagina’s terug te brengen tot een kleine 400. Gelukkig maar, want zelfs in dit ‘compacte’ formaat zijn de personages al interessant genoeg. Zo is er naast Rauli Becks beste vriend, de hypochondere Charlie en zijn vriendin Lara (daar is de kortstondige relatie met een jongere vrouw!). Dit illustere gezelschap gaat een zomer tegemoet waarin ze zoeken naar faam, geld, liefde, maar voornamelijk naar zichzelf. Opmerkelijk is ook de opbouw van de roman. Zo bestaat het boek uit twee delen, een A en B-kant, net zoals een langspeelplaat of een cassettebandje. Elk hoofdstuk wordt dan weer naar een bestaande track vernoemd en dan volgt er een korte beschrijving: “Eerste track: over een Litouws wonderkind, een liefdesnacht die geen liefdesnacht is en de eerste schietpartij.” Met zulke intro’s worden verwachtingen geschept en gelukkig blijft de zomerse roadtrip boeien.
Het blijft fascinerend dat een jongen van begin twintig met zo’n gevoel van nostalgie weet te schrijven over Bob Dylan en Italiaanse restaurantjes, maar wie al genietend blijft doorlezen zal zien dat Wells nog veel meer bijbedoelingen had met zijn debuutroman. In een interview met de Duitse pers heeft hij aangegeven dat hij wilde dat zijn publiek na het lezen de personages zou gaan googelen. Dit is een vrij ambitieus voornemen en het blijkt ook niet overal van toegevoegde waarde te zijn, maar Wells gaf daarmee al wel meteen het signaal af dat hij de regie heeft en gedurfde keuzes weet te maken.
Reageer op deze recensie