Onderliggend verdriet in liefdevol, sprookjesachtig debuut
In de debuutroman van de Fransman Olivier Bourdeaut waant een Frans gezin zich onaangetast door de realiteit. Ze leven een sprookjesachtig bestaan in een groot Parijs appartement, omgeven door prominente politici, een jufferkraan als huisdier en Nina Simones ‘Mr Bojangles’ als de soundtrack van hun leven. Achter dit bohemiaanse leven, veelal beschreven vanuit het perspectief van de schoolgaande zoon, schuilt een verborgen waarheid. De roman bestaat uit de memoires van de zoon en de echtgenoot van de geheimzinnige vrouw die afwisselend in retrospect de momenten aanwijzen waarop het leven van hun dierbare een wending nam.
Hoewel Bourdeaut al vanaf de eerste pagina verwijst naar dit lot, blijft het voor de lezer lange tijd gissen wat er gaande is. De romantisch beschreven sfeer en de vele grappige passages leiden lang af van het verdriet waarmee de familie geconfronteerd wordt. De volstrekte chaos van de eerste pagina’s, gevuld met een uitleg waarom de vrouw niet één naam heeft en waarom ze een bijzonder huisdier hebben, maakt pas plaats voor een serieuze toon wanneer de vader terugkijkt op de ontmoeting met zijn vrouw: “Ik zag best dat ze ze niet allemaal op een rijtje had, dat er achter haar uitzinnige groene ogen geheime barstjes zaten”.
Dat is de eerste keer dat Bourdeaut het zware thema zo expliciet aanhaalt, maar het wordt nog veel krachtiger wanneer hij de zoon deze mentale gesteldheid laat omschrijven als “Mama’s metamorfose”. De zoon keert terug naar zijn jongere zelf om aan te geven hoe zijn moeders gezondheid het familieleven heeft aangetast. Zo weet hij zich te herinneren hoe “haar lachaanvallen soms raar verdrietig waren” en dat zijn vader haar gesteldheid uitlegt als “rommelig in de bovenkamer”. Het is ontroerend om te lezen hoe gezinsleden van verschillende generaties omgaan met een onbegrijpelijke ziekte en hoe zij de veranderingen die dit met zich meebrengt op verschillende wijze verwerken. Hoewel er veel verdriet schuilgaat in dit boek, is het vooral liefde die de boventoon voert. Zoals de vrouw zelf zegt over haar ziekte: “Een beetje gek was ik altijd al, dus een beetje meer of minder doet toch niets af aan jullie liefde voor mij?”.
Bourdeaut slaagt erin om dit optimistische en zorgeloze geluid veel prominenter aanwezig te laten zijn dan de onheilspellende realiteit van de ziekte. Hij schrijft ongelofelijk grappig, met passages die zo absurd zijn dat ze de lezer overrompelen. Zo laat hij de vader zijn zoon een cruciale levensles meegeven:
“Jongen, er zijn in het leven twee soorten mensen die je koste wat het kost moet mijden. Vegetariërs en beroepswielrenners. De eerste omdat iemand die weigert een entrecote te eten ongetwijfeld in een vorig leven kannibaal is geweest. En de tweede omdat iemand met een zetpil op zijn hoofd die zijn scrotum in een fluorescerende legging perst om op een fiets een berg te beklimmen ongetwijfeld een klap van de molen heeft gehad”.
Het feit dat deze absurde grappen werken in dit boek, is zeker ook te danken aan de verdienstelijke vertaalkunsten van Eva Wissenburg, die erin is geslaagd om de Franse elementen van dit boek te laten werken in het Nederlands.
Het rappe tempo waarmee humoristische passages en serieuze analyses elkaar afwisselen, hebben als gevolg dat de lezer niet echt wordt meegezogen in één bepaalde emotie. Het blijft lezen als een voorbijrazende trein, waardoor er geen plek is voor bezinning. Dat het boek slechts 143 pagina’s telt, heeft ervoor gezorgd dat Bourdeaut concessies heeft moeten doen in welke informatie hij cruciaal vond. Het is jammer dat hij ervoor heeft gekozen om de personages niet verder uit te diepen, want dit had het boek vele malen indrukwekkender en complexer gemaakt. Zo’n aanpak had ervoor kunnen zorgen dat Wachten op Bojangles de termen ‘vermakelijk’ en ‘licht ontroerend’ had kunnen overstijgen.
Reageer op deze recensie