De kracht van goedheid
Christie Watson (1976) is een Britse schrijfster, die vroeger als verpleegster werkzaam was. Haar eerste roman Tiny sunbirds far away, die (nog) niet in het Nederlands vertaald is, won in 2011 de Costa First Novel Award. Momenteel werkt ze aan St Mary’s University in Twickenham. Ook zit ze in het bestuur van Amnesty International en Index on Censorship, een tijdschrift en niet-gouvernementele organisatie die zich inzet voor de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid.
Watson geeft zich in Met hoofd en hart bloot aan de lezer. Ze vertelt over haar jeugd, haar werk als verpleegkundige en dan met name de momenten die een enorme impact op haar hebben gehad, de dood van haar vader en af en toe verwijst ze naar haar kinderen en haar ex-man. Er loopt een chronologische rode draad door het boek, maar die wordt steeds verweven met de vele herinneringen die een bepaalde gebeurtenis oproept. Als lezer moet je wel goed blijven opletten waar Watson zich ergens bevindt in de tijd, maar deze manier van vertellen geeft het boek ook iets dynamisch.
“Soms is het enige wat we nog kunnen doen, het niet nog erger maken.”
Met hoofd en hart is met momenten erg droevig. De jonge patiëntjes die worden beschreven sterven soms en als lezer kan dat je niet onberoerd laten. Toch is het boek geen ‘tearjerker’. Precies op het goede moment keert Watson terug naar een opbeurende, hoopvolle toon in haar woorden. Daarmee zorgt ze voor een goede balans, zoals zij die waarschijnlijk in haar werkzaamheden ook ervaren heeft. Een van de meest schrijnende scènes van het boek is het moment dat de jonge Jasmin sterft na een grote brand in haar huis. Christie en haar collega Nadia wassen Jasmin’s haar om de enorme walmende rooklucht die van haar af komt te verminderen, zodat de familie daar in ieder geval minder mee geconfronteerd wordt.
“Ik breng de emmer met roetwater naar de spoelkeuken en giet hem leeg, en opnieuw dringt de rooklucht mijn neus binnen. Ik doe mijn ogen dicht en stel me het flatgebouw voor: Jasmin en haar broertje samen op een kamer en haar moeder die hen wanhopig probeert te bereiken. Ik hoor gegil. Ruik brandend hout. Ik houd mijn tranen in, maak mijn buik hard. Je gaat nu niet huilen.”
Is dit boek een ode vol lof en liefde? Nee, dat niet. Watson probeert zowel de goede als de slechte kanten van een ziekenhuis te laten zien aan de lezer én ze doorspekt haar verhalen met kritische kanttekeningen over onder andere de National Health Service in Groot-Brittannië.
“Particuliere afdelingen in NHS-ziekenhuizen dijen steeds verder uit; soms worden NHS-patiënten op een particuliere zaal ondergebracht omdat er gewoon geen NHS-bedden beschikbaar zijn.”
In de oorspronkelijke versie van het boek is de titel The language of kindness. Een erg treffende titel, die wellicht moeilijk letterlijk te vertalen was. Toch is dit de taal die de verpleegsters spreken, de taal die Watson probeert over te brengen op de lezer. De taal die haar Watsons moeder haar als jong meisje al bij probeerde te brengen. Want vriendelijkheid, goedheid of liefheid is soms het enige wat mensen nodig hebben om zich beter te voelen. Patiënt of geen patiënt. Dit gevoel is duidelijk bij elke regel die je leest in dit boek. Iedereen heeft op een bepaald moment in zijn leven zorg nodig en laten we hopen dat de mensen die daar op dat moment voor moeten instaan ons dan met voldoende respect behandelen. Dat ze daar ook de tijd en de kans toe krijgen.
Reageer op deze recensie