Mat in anderhalve pagina
Het succes van Tommy Wieringa's grote romans Joe Speedboot en Caesarion doet je haast vergeten dat hij ook meesterlijke korte teksten schrijft. Zo was Alles over Tristan een wonderschone novelle en stond Ik was nooit in Isfahan vol prachtige reisverhalen. Ga niet naar zee is de langverwachte bundel vol korte verhalen die doorgaans columns genoemd worden, maar veel te goed zijn om zo ordinair benoemd te worden.
Tommy Wieringa mag dan vooral bekend zijn geworden door zijn romans, werkelijk meesterlijk zijn zijn korte verhalen. Alleen zijn leermeester A.L. Snijders weet hem nog te evenaren, terwijl Arnon Grunbergs stukjes lachwekkend simpel blijken als je die naast die van Wieringa legt. Ieder woord staat op zijn plek en elke stelling wordt dusdanig precies te berde gebracht dat je regelmatig aan een schaakpartij moet denken. Wieringa zet de lezer mat in anderhalve pagina.
Neem het verhaal ‘Kleine voeten’ waarin A.L. Snijders een rol speelt. Het begint met de vraag of je god met of zonder hoofdletter schrijft. De eindredacteur van de krant eist een kapitaal, Wieringa ziet god meer als een functie. Snijders doet ook een duit in het zakje in stukjes voor de Volkskrant en De Stentor. Vervolgens gaat Wieringa verder over een door hem ingezonden brief die gekuist gepubliceerd werd. Meteen moet hij aan de eigenzinnige eindredacteur denken. Het verhaal eindigt met een rit met Snijders op de tandem door de Achterhoek. Plotseling krijgt het verhaal een draai: ‘Terug bij Snijders zei ik dat mijn herinnering aan het ritje een heel andere zou zijn dan de zijne: ik had de grijze rug van een jas gezien met een muts erboven, hij had alleen een stem gehoord. Hij was stuurman, ik was god.’ En zo weet hij in een miniem stukje tekst vragen op te roepen die je zelden in de krant tegenkomt.
Los van de ingenieuze constructie van de verhalen, die te vergelijken valt met die van een Zwitsers horloge, beschikt Wieringa dan ook nog eens over heerlijke oneliners. Zo opent het verhaal ‘Afscheid’ met de regel: ‘Het noodlot is als de Nijl vertakt in twee hoofdstromen: noodlot dat je overkomt en het noodlot dat je kiest.’ Eigenlijk kan zo'n verhaal niet meer mislukken. Een mooi en onthullend verhaal is ‘Succes’ waarin Wieringa ingaat op de vraag wat succes met een schrijver doet. Hij begint met de beschrijving van een interview in een krant met een auteur die niet langer schrijven wil. De reden daarvoor is het uitblijven van succes. Dat een succesvolle schrijver heel anders met die materie omgaat, blijkt in de laatste regels van het kortverhaal. Het kan niemand anders dan Wieringa zelf zijn.
‘Ik denk soms aan de schrijver die wel succes heeft. Hoe hij op een avond, na de milde regen van het applaus, op een stille, donkere parkeerplaats staat: hij kijkt achterom, ziet het wegebben van de korte, hevige golfslag. Het water sluit zich, er is niets gebeurd.’
Het is proza dat bijna poëzie wordt. Het schurkt er tegenaan. Het is Wieringa op zijn best. Toch zijn ook andere verhalen, bijvoorbeeld de humoristische zoals ‘Schroefje’, heerlijk om te lezen. Het zijn teksten die aan cabaret doen denken. Uitgebalanceerde teksten, geschreven op effect. En dan zijn er ook nog de verhalen waar Wieringa stelling neemt en onverbloemd zijn waarheid zegt. Neem het verhaal ‘Perron’ waarin een van onze beste schrijvers wordt geciteerd. Het is een stukje Nescio, ook een meester op de korte baan. De weemoedige sfeer die zijn woorden oproept, hakt Wieringa aan stukken in zijn beschrijving van het paranoïde Nederland waarin we leven.
‘Boven mijn hoofd klonk een stem. ATTENTIE ER ZIJN ZAKKENROLLERS ACTIEF OP DIT STATION LET GOED OP UW BEZITTINGEN.
De waarschuwing werd in drie talen herhaald.
De andere man op het perron en ik keken naar elkaar. Als het waar was waar de stem voor waarschuwde, dan was hij de zakkenroller. Als de man op dat moment hetzelfde dacht als ik, was ik het. De stem had ons allebei aangewezen als potentieel onbetrouwbaar en ons van onze anonieme waardigheid ontdaan.
Deze overzichtelijke proefopstelling - twee mannen op een verlaten perron - toonde ons het mechanisme van de angst, de suggestie dat het kwaad altijd onder ons is en op een geschikt moment wacht om toe te slaan. Het is de paranoia die van onschuldige reizigers dieven maakt, van elke man een potentiële verkrachter en van een moslim een terrorist.’
Ook dat is Wieringa, een schrijver die van alle markten lijkt thuis te zijn. Het is dan ook geweldig dat de beste verhalen nu, als een soort van kleine autobiografie, zijn verschenen. Vooral omdat al die prachtige zinnen het waard zijn om eindeloos te worden herkauwd. Zinnen als: ‘Dat is de grens, daar voorbij moet je altijd ergens naartoe.’ Of: ‘Ik loop rond als een broedvogel die haar eieren zoekt.’ En: ‘Het liefst ben ik een gewild artikel, warme broodjes over de toonbank, maar in Ede zou ik winkeldochter zijn.’ Van Ga niet naar zee kan ik mij niet voorstellen dat het een winkeldochter zal worden. Hopelijk is het deel een van een lange rij boeken vol kortverhalen van Tommy Wieringa. De man die een roman in anderhalve pagina weet te persen.
Reageer op deze recensie