De waanzin van alledag
Gospels en psalmen van Erik Jan Harmens gaat heel wat verder dan trendy media, straattaal of hippe subcultuurtjes. Dit is een bundel waarin onze maatschappij onder het mes gaat. Er is sprake van eenzelfde woede die ook Tsead Bruinja (Angel) en Hagar Peeters (Loper van licht) in hun laatste bundels tentoonspreiden. In deze bundels is geen plaats voor poëtisch geneuzel maar is sprake van drift. Oprechte drift. Erik Jan Harmens vervolgt de weg die hij met Underperformer (2005) insloeg en schrijft hard waar het moet.
De bundel bestaat uit gospels en psalmen. Gospels en psalmen in alle soorten en maten. De gedachte aan een Engelstalige versie roept meteen visioenen op aan Amerikaanse televisiedominees. Net zoals Hagar Peeters zich in Loper van licht liet leiden door haar naamgenoot Hagar in de Bijbel, laat Harmens zich opzwepen door de vorm van de gospel, de psalm of het gebed. Blijkbaar hebben dichters een duwtje nodig om daar uit te komen waar ze moeten zijn. Peeters bij Ayaan Hirsi Ali, Harmens bij de rokende puinhopen van de westerse maatschappij.
Te vaak praat men over woorden als het om Erik Jan Harmens gaat. Er komen vreemde of eerder verrassende woorden in zijn werk voor. Maar is dat niet domweg de taal waarin we nu spreken? Los daarvan is het slechts een onderdeel van zijn poëzie. Daarnaast schrijft hij ook gedichten die sober zijn. Nuchter en glashelder. Neem ‘Eerste psalm’:
Eerste psalm
is de nacht al begonnen
is dit de nacht
er zijn nog lichten aan
er zijn nog gordijnen die niet zijn dichtgedaan
een ongelukkige fietst naar zijn huis maar herkent het niet
hij herkent zijn vrouw niet
en het kroost niet dat babbelt om wie op vaders knie
hij herkent zijn knie niet
Hier schetst de dichter de wereld waarin we leven. We begrijpen die wereld niet. Snappen de ander niet. Ook onszelf herkennen we niet. Het gedicht is een aanloopje naar de volgende gedichten waarin Harmens niets uit de weg gaat. Vilein is zijn toon in ‘Eerste gospel’. Modern oorlogsgeweld en de bijbehorende propaganda worden met bijtende woorden beschreven:
de stad is wel degelijk door troepen ingenomen maar het hijsen van de vlag moest over
het juichen moest eerst harder en toen zachter
of
na dagen van mortieren drukten we sims twee op repeat bij het inhalen van weer nieuwe bevrijders
De wereld als computerspel, het manipuleren van de wereldmedia, briljant weergegeven in luttele regels. En ook al zit er een duidelijke lijn in deze bundel, ieder gedicht staat op zich. Elk gedicht is een volgend experiment. Neem ‘Haar lied’, een gedicht dat doet denken aan Rimbauds ‘Ik is een ander’. Erik Jan Harmens verplaatst zich in zijn vriendin, ziet zichzelf terwijl zijn bikinibroek striemt. Het is een lief gedicht dat voorafgaat aan de afrekening die ‘Serial prayer’ heet. ‘Serial prayer’ stelt aan de kaak. Op of wellicht zelfs over de grens van proza schrijft Harmens zichzelf leeg. Van alles komt in deze litanie langs: de moderne prietpraat rond mobieltjes, de obligate gesprekken en bijbehorende vakantiefoto’s, taakstraffen, de telefonische privé-gesprekken op het werk. Het zijn striemende slagen, vol herkenning, die Harmens uitdeelt.
Groots is het gedicht ‘Geweigerde gospel’. Het is een vernietigend, en dus geweigerd, portret van Amsterdam. En toch vol liefde. Ontwapenend eerlijk. Ik citeer wat regels:
hoe broos ook de vrede ik loop nog rond zonder koksmes in de rug
ik hoef de vrede niet terug ik neem de chaos aan als een kaakslag
ik groet de metro richting gein slijpend en stress een airbus tikt het
haantje op de wester aan
het vondelpark verzakt als een kleuter in een wak de stad is zichzelf
in elkaar aan het slaan
Vaak gaat Erik Jan Harmens verder dan de grachtengordel. Hedendaags terrorisme en de reactie daarop verdicht Harmens tot de regels:
(uit: ‘Gospel met die heupen’)
het klinkt poëtischer dan het is het is maar overal was informatie
je wist nooit of het van hen of van ons kwam je wist niet eens
of iemand ons wel bestreed
soms planden we een aanslag die we opeisten en weer afgelastten
je wist nooit of het door hen of door ons kwam je wist niet eens
of iemand ons wel bestreed
Asielzoekers krijgen een stem in hert gedicht ‘Gospel voor de slechthorenden’:
toen we kwamen wisten we eigenlijk niet of we al mochten komen
we wisten ook niet bij wie we kwamen we schoven gewoon
maar aan
en lieten het ons smaken maar wat er tussen onze kiezen
achterbleef wisten we niet
en we konden het ook niet vragen want de andere gasten aan tafel
bliezen geen adem meer uit
Slechts een keer deed een gedicht van Harmens mij aan een andere dichter denken. Dat was ‘Piripirigospel waarin Jan Arends uit de coulissen springt”:
want ik ben als kanker
je wacht op me
en ik kom niet en kom niet en kom niet
en dan kom ik
Tot drie keer toe komt de kale taal terug in het gedicht dat verder typisch Harmens is. Als een refrein dat in hardsteen gebeiteld is. En het werkt, zoals alle andere vormen die de dichter voor zijn gedichten in Gospels en psalmen koos. Het is een dichtbundel geworden waaruit je kunt blijven citeren. Die je steeds weer zal herlezen.
al mijn zwarte sokken zijn stellen waarvan de een oorspronkelijk
bij een ander hoorde
en
overal staan palen met borden
de een verbiedt de ander heft het verbod weer op
Met zulke regels toont hij ons de waanzin van alledag. In soms onroerende, vaak woedende taal. Daar kun je om lachen. Vaak lachen we om niet in huilen uit te barsten. Erik Jan Harmens schreef met Gospels en psalmen een gedichtenbundel die iedere poëzieliefhebber lezen moet.
Reageer op deze recensie