De vele vormen van verlies
Met Het boek van toeval en toeverlaat heeft de Zuid-Afrikaanse auteur Ingrid Winterbach een prachtige roman over verlies geschreven. Niet voor niets begint haar roman met een inbraak en de diefstal van kostbare schelpen. Ze maakten deel uit van de verzameling van Helena Verbloem. Deze lijkt de wereld merendeels vanuit haar schulp te bekijken. En vanuit die schelp, die grot van Plato volgt ze haar omgeving en kijkt ze terug op haar verleden door een waas van herinneringen, gedachten en diep weggestopte emoties. Juist dat glijden langs personages, ooit grote liefdes, vraagt om doorlezen en vervolgens zelf invullen.
De wereld is immers niet meer dezelfde. Het Zuid-Afrika van toen is verdwenen en de taal, het Afrikaans, dreigt in de vergetelheid te worden opgenomen. Samen met Theo Verweij worden bijzondere, inmiddels in onbruik geraakte woorden in kaart gebracht, in de hoop ze te kunnen bewaren. Helaas blijken juist die woorden aan te kondigen wat er boven hun hoofd hangt. De dood en het verlies. En terwijl Verbloem alles in het werk stelt om haar verloren schelpen terug te vinden, komt ook het verleden oorverdovend naar boven. Het is haar eigen verleden dankzij geheimzinnige telefoongesprekken met een man die ze maar niet plaatsen kan, die meer van haar weet dan haar lief is, maar ook het aardse verleden. In de theekamer van het natuurhistorisch museum in Durban gebruikt Verbloem steeds weer de kennis van haar collega’s om meer te weten te komen. Dat kan over het ontstaan van de aarde gaan maar net zo goed over de oorsprong van woorden. Juist dat contrast van wetenschappelijke, afstandelijke kennis en de emoties die Verbloem diep had weggestopt en die nu weer tevoorschijn komen, zorgt voor veel lading in het boek.
Verbloem blijkt breekbaar als de schelpen die ze koesterde en die nu verdwenen zijn. Ook het terugvinden van een paar, inmiddels beschadigde, exemplaren biedt geen troost. Ze zijn bezoedeld doordat ze naast de dief, die zich verhangen heeft, zijn gevonden. Als aan alles in dit boek blijkt meer te kleven dan de lezer op het eerste moment dacht. We gaan immers mee in de schaduwen die Helena Verbloem vanuit haar grot zag, maar komen die overeen met de werkelijkheid? Naarmate het boek vordert komt ook het Zuid-Afrika van nu meer op de voorgrond. Het schetst een onbegonnen strijd van mensen die zijn blijven hangen in een verleden en aan een taal die voorbij is.
De lezer heeft inmiddels van alles gelezen over de oerknal, het ontstaan van de atmosfeer en het bewustzijn, de intriges op het natuurhistorisch instituut, het leven en verleden van Verbloem en weet: alles gaat voorbij en dat wat wij hebben is slechts een tijdelijk bezit. We zijn als haar schelpen schitterend maar ook uiterst kwetsbaar. Schoonheid blijkt de enige troost in een wereld vol geheimen. Het boek van toeval en toeverlaat is hiermee een boek dat direct om herlezen vraagt. Ingrid Winterbach toont aan dat de Zuid-Afrikaanse literatuur nog springlevend is, ook al is de taal stervende.
Reageer op deze recensie