Als rijstwijn stijgt het me naar het hoofd
Soms kan een vliegende start remmend werken. Pim Wiersinga’s debuut Honingvogels (nominatie AKO Literatuurprijs) en zijn tweede roman Gracchanten werden beide bejubeld. Citaten als ‘ín de voetsporen van Couperus en Vestdijk’ zullen eerder verlammend dan stimulerend gewerkt hebben. De boeken die volgden, zijn dan ook amper opgevallen. Wiersinga schreef vervolgens twee boeken voor de aankomende schrijver, vol tips die er toe doen. Maar een klinkende roman zoals zijn eerste twee wilde maar niet komen. Gelukkig is daar nu verandering in gekomen. Met Het paviljoen van de vergeten concubines laat deze uiterst originele auteur weer van zich horen.
Wederom speelt de roman zich af in het verleden. Te weten in China, eind van de 18de eeuw. Blijkbaar heeft de auteur iets met het verleden. Archaïsch taalgebruik gaat hem goed af en iedere keer blijkt hij ongelooflijk op de hoogte van de onderwerpen waarover hij schrijft. Het paviljoen van de vergeten concubines is niet het eerste boek dat hij schrijft met een link naar China. In zijn debuut komt ene Jozefien voor, nota bene de minnares van de voorlaatste Chinese keizer Guangzu. In zijn nieuwe roman is Cao het hoofdpersonage, een vrouw en tolk aan het Chinese hof. Cao zit in een uiterst lastige positie. Als minnares van de inmiddels overleden schrijver Cao Xueqin is ze verbonden aan zijn belangrijkste werk Droom van de Rode Kamer. Het boek is zo populair dat het hof bang is voor onlusten.
En Cao heeft meer problemen. Ze was tolk voor een Britse gezant, Macartney. Deze weigerde voor de keizer te knielen. Deze belediging komt de gezant op een handelsembargo te staan. Maar zijn tolk wordt verbannen. Hierdoor is Cao in het paviljoen terechtgekomen. En eenmaal daar is ze aan een eigen roman begonnen, in de stijl van haar overleden man. Niet alleen deze Cao heeft problemen. De keizer wordt geconfronteerd met roerige tijden. Zelfs zijn oppercensor sluit zich aan bij de rebellen. Cao, de tolk die door het volk tot spreekbuis wordt gebombardeerd, zou best wel eens voor grote problemen kunnen gaan zorgen… Haar brieven hebben immers een toon die ongekend is.
Laat ik eerlijk zijn, wie aan deze roman begint, schrikt en denkt vervolgens: kom ik hier doorheen? Wie rustig verder leest, komt er al snel achter dat het meer dan de moeite waard is deze roman te lezen. Pim Wiersinga heeft gekozen voor een vorm die totaal bij het verhaal past. Die van de brief. En dan wel een brief zoals die in die dagen in China geschreven werd. Dan begin je met:
Tienduizend jaar wenst Keizerlijk Tolk Tweede Klasse Cao Baoqin uwe Majesteit toe! Luistert u niet naar eunuchen die in elke protocolschending boze voortekenen zien…
Of:
Paviljoen van de Vergeten Concubines
Cao Baoqin, Keizerlijk Tolk Tweede Klasse
Aan zijne Majesteit de Qianlong-keizer
Met alle verschuldigde eerbied wendt Uw dienares zich tot de Zoon des Hemels, sidderend van ontzag werpt zij zich voor het Keizerlijk Gelaat terneer.
Dat waren nog eens dagen! Een keizer was goddelijk en de rest was… welke rest? In een wereld waar het gewone volk in dienst stond van de keizer, probeert Cao door middel van haar brieven, en uiterst beleefd en volgens alle etiquette en tradities, zaken te bespreken waar normaal geen ruimte voor is. Wiersinga heeft zich dat jargon eigen weten te maken en ziet dan ook kans ermee te spelen. In de brieven die Cao schrijft, komt langzaam maar zeker een beeld naar boven van wat zich in haar omgeving afspeelt en wie daar allemaal mee te maken hebben. Heshen, de opperraadsheer en oppercensor, dus iemand met wie zij direct te maken heeft als tolk en schrijver, heeft keer op keer, en steeds op een andere wijze, grote invloed op haar leven en vrijheid.
Het paviljoen van de verloren concubines is het verslag van een schaakspel in brieven, laat zien dat zorgvuldig componeren en schrijven meer teweeg kan brengen dan droge, rappe rapportage. Wat mij betreft is deze roman een wonder van vernuft. Wiersinga weet niet alleen het China van die dagen tot leven te wekken, hij beheerst de merites van de correspondentie tot in alle finesses. Zonder dat je het weet, lees je die brieven alsof ze aan jou waren geadresseerd. Die nette platitudes neem je voor lief, net zoals zij, in die tijd ze overgeslagen hebben. Het gaat om de brief, om dat wat de woorden verhullen, wat ze onthullen en wat er tussen de regels staat. Als ze er al staan, want een goed verstaander begrijpt dat ook deze brieven van Cao haar weergave van de gang van zaken is. En of alle brieven aanwezig zijn… ook dat weten we niet. Het politieke steekspel van toen, het op eieren lopen, het op kousenvoeten langs drentelen, niet willen storen, lastig willen vallen, om dan toch iets te berde te willen brengen, daar gaat het in deze roman om.
Eerder besprak ik Teatro Olimpico van Kees ’t Hart in deze rubriek, ook een roman in brieven. Pim Wiersinga gebruikt net als hij de briefvorm. Geen twee boeken kunnen meer van elkaar verschillen. Beide behoren wel tot het beste dat 2014 heeft mogen bieden. Qua originaliteit en vooral schrijven werden alle registers bespeeld. Pim Wiersinga bewijst met Het paviljoen van de vergeten concubines weer helemaal terug te zijn. Voor dit soort boeken werd ooit de roman uitgevonden.
Reageer op deze recensie