Het Koninkrijk der Nederlanden kreeg op 10-10-2010 een heel ander aanzien. Sint-Maarten en Curaçao werden, net als Aruba, landen binnen het koninkrijk, terwijl Bonaire, Sint-Eustatius en Saba ‘openbare lichamen’ van Nederland werden. De Antillen werden als staatsvorm ontmanteld en toch bleven het zes Nederlandse eilanden, net zoals de zes Waddeneilanden. Klaas de Groot koos deze gelegenheid voor de presentatie van de bloemlezing Vaar naar de vuurtoren, waarin dichters hun liefde voor de twaalf eilanden met ruim honderd gedichten vorm geven.
Alleen iemand met grote kennis van de literatuur en liefde voor eilanden is het gegeven zo langdurig en diepgaand alle archieven en boekenkasten te bestuderen als Klaas de Groot dat deed. Het resultaat mag er dan ook wezen. Vaar naar de vuurtoren is een ‘must’ voor iedereen met het eilandgevoel geworden. Hij slaagde er niet alleen in over vaak bezongen en beschreven eilanden mooie en ontroerende poëzie te vinden, ook over kleine, haast literair vergeten eilanden als Rottum, Sint-Eustatius en Sint-Maarten dook hij gedichten op.
De liefde voor het eiland blijkt niet alleen uit de gedichten in deze bundel maar ook uit de samenstelling. Klaas de Groot bezocht alle eilanden, op Rottum na, en heeft daar de verschillende volksliederen vastgelegd die ook in deze bundel te vinden zijn. De meertaligheid op de eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden klinkt door in de ondertitel van het boek (Eiland, Isla, Island, Eilân) en het siert de samensteller dat hij zowel het origineel als de vertaling van de gedichten in deze bundel de ruimte heeft gegeven. Een mix van eilandgedichten in het Nederlands, Fries, Engels, Papiaments kom je immers zelden tegen.
In zijn langdurige zoektocht naar gedichten over de Nederlandse eilanden stuitte Klaas de Groot op, wellicht, zijn grootste ontdekking in de Openbare Bibliotheek van Den Haag. Tussen honderden gedichtenbundels bleek een vergeten kantooragenda van Aletta C. Beaujon uit 1957 te staan. Met deze vondst groeide het oeuvre van Beaujon aanmerkelijk. Van de achtenzeventig gedichten in de agenda was driekwart nog niet eerder gepubliceerd. Samen met Aart C. Broek bezorgde Klaas de Groot De schoonheid van blauw - The Beauty of Blue waarin alle gedichten van Aletta Beaujon zijn verzameld (zie de recensie op Literatuurplein). Het is dan ook niet verwonderlijk dat we het gedicht ‘Brandaris’ over Bonaire in deze bundel tegenkomen. De liefde voor de natuur, maar ook de eenzaamheid die het eiland oproept is typerend voor de bundel en zeker voor de gedichten van Beaujon.
Aletta C. Beaujon- Brandaris (fragment)
Het geraas van planten
in de dorre wind
in een vallei ver boven de zee
een stille eenzaamheid
van steen en wolken
waar ik zo graag van droomde
bestaat daar bovenstaande
Ik heb er niet gespeeld
alleen gezeten
alles zweefde daar
ik dacht nog
van het moeilijke dalen
naar zee
Ik hoorde hier niet thuis
en zag toe
ik wou dat ik hier
kon blijven
overnachten
dicht bij de maan
en de eerste die in de zon wakker werd
Frank Martinus Arion schreef over Curaçao en ook over Bonaire. Hij staat met twee gedichten in deze bundel. Wie de gedichten leest betreurt het dat de man meer proza dan poëzie geschreven heeft.
Frank Martinus Arion- Bonairiaanse wandelingen met Carmelita (fragment)
Want een neger die schrijft heeft geen hart
een neger die schrijft heeft niets te geven
een neger die schrijft heeft minstens gestolen -
Hier sta ik dan weer de weg te wijzen
hoe van neger mes te worden
om thuis te keren zonder menselijkheid
omdat het avondland verging
De woede van Arion klinkt heel anders dan het verdriet, het gevoel nergens meer bij te horen in het gedicht ‘Paradise lost’ dat Giselle Ecury over Aruba schreef. Waar een ander zich compleet zou vertillen aan de verwijzing naar Miltons Paradise lost, komt Ecury ermee weg. In heldere taal en met de eenvoud van het kind dat ze eens op Aruba was, geeft ze weer wat alle eilanders overkomt die ‘hun’ eiland verlaten.
Giselle Ecury- Paradise lost
buiten stond het palmend groen
stil langs de startbaan
in rafels te zwaaien
toen ik moest gaan
eilandskind
de wind draaide zich
de zee verbleekte
liep kolkend leeg
lucht wolkte vormeloos uiteen
de pop op mijn arm huilde
tranen van steen
warmte hield haar adem in
de zon ging uit
ik verdween
kind van zes
het vliegtuig vloog mij uit elkaar
nergens kwam ik aan
ik ben
alleen
niet van hier
niet meer van daar
ertussenin
ontdaan
Van Walter Palm staan er zelfs drie gedichten in deze bundel. Zijn poëzie toont aan dat een eiland niet alleen woede, eenzaamheid of vervreemding op kan roepen. In Palms geval is het melancholie, is het de heimwee naar Curaçao als je er niet meer bent. Zijn gedicht over Bonaire toont ons een wereld vol rust en stilte waar de dieren de dichter dwingen tot schrijven. In de afdeling Varia staat het gedicht ‘De passaat en de Nederlands eilanden overzee’. Het is een Walter Palm-gedicht zoals we dat van zijn voordrachten kennen. Steeds weer lezen we de woorden ‘blaast de passaat’, als een mantra en zo vormt zich een beeld van die altijd aanwezige wind. Je moet direct denken aan de krom gewaaide bomen. En dan komt de humor. In tegenstelling tot de golven en de wolken blijven de Nederlandse eilanden overzee stokstijf staan. Ze blijven staan als een rots in de branding. Zelfs de passaat weet de eilanden niet bij elkaar te blazen.
Walter Palm- Curaçao en ik
Curaçao dat zijn bladeren,
dat zijn de groene bladeren
van de boom in onze tuin
waar ik als baby
mijn gedachten in liet dwalen.
Curaçao dat zijn bladeren,
dat is het luchtpostpapier
van de liefdevolle brieven
van mijn moeder,
toen ik moederziel alleen
en ver van huis studeerde.
Curaçao dat zijn bladeren,
dat zijn vergeelde pagina's
met beelden van mijn herinneringen
die verwaaien op de passaat
en verglijden in de avondschemer
Met slechts een paar voorbeelden blijkt al de diversiteit van deze bloemlezing en dan heb ik het nog niet eens over het verschil tussen de Caribische eilanden en de Waddeneilanden gehad. Overduidelijk blijkt het eiland in de tropen eerder erotiek, warmte en liefde op te roepen terwijl de Wadden vaak doen denken aan de dood. Zo staan er een schitterend gedicht van R.L.Tromp in over de paarden van Ameland en het melancholieke lied van Freek de Jonge over ‘De vondeling van Ameland’. Rottumerplaat krijgt met het gelijknamige gedicht een klein monument voor zijn bezoekers in een gedicht van Ad de Haan.
Ad de Haan - Rottumerplaat
waar Bomans waakte
en Wolkers werkend wakker bleef
maakte de stilte
-het geluid van zee en wind -
van Godfried een ander
een kind van Jan
meeuwen, altijd maar meeuwen
een zeehond en wrakhout
en flessen, altijd maar flessen
na zeven dagen
doodmoe
alleen op een eiland
Tsead Bruinja toont aan dat ook Schiermonnikoog een dichter kan beroeren. Het gedicht ‘Schier’ laat het Fries uit deze bundel opklinken en wie deze mooie taal niet machtig is, vindt op de volgende pagina de vertaling.
Tsead Bruinja- Skier (fragment)
foar 't de nacht mei har tsjustere flústertekken komme kin
lûkt de mist in gerdyn fan flintertinne polonêzespoken
oer de mar fan dit eilân dat mar net op bêd wol
sûnder in ferhaal foar it sachte sliepen no toe dan mar
Tsead Bruinja - Schier (fragment)
voor de nacht met haar fluisterdeken komen mag
trekt de mist een gordijn van flinterdunne polonaisespoken
over het meer van dit eiland dat maar niet naar bed wil
zonder een verhaal voor het zachte slapengaan nou toe dan maar
Vaar naar de vuurtoren is een heerlijk boek dat dwingt tot bladeren, lezen en herlezen. Juist het contrast tussen de gedichten over de twaalf eilanden die, ondanks de enorme afstand die ertussen ligt, toch Nederlandse eilanden zijn, maakt deze bundel zo bijzonder. Terwijl je erin leest hoor je de golfslag, die van de Wadden of van de Caribische Zee.
Reageer op deze recensie