Lezersrecensie
Liefdevolle Danse Macabre
Een wandeling over het Cimetière du Père-Lachaise voelt soms als een bezoek aan een historisch stadswijk. Langs de lommerrijke ‘avenues’ en ‘chemins’ staan als kleine huisjes grafmonumenten en monumentale mausolea van grote en kleine namen uit de geschiedenis. Macaber idee misschien maar je zou haast aankloppen om een praatje te maken.
In ‘De Fluisteraar van Père-Lachaise’ doet Lars de Brabander dat wel. Bij monde van de 73-jarige clochard Alphonse de Montadour, die op de illustere Parijse begraafplaats huist, maakt hij een rondgang langs enkele vroege ‘bewoners’. Alphonse biedt de doden een luisterend oor en intermedieert met nabestaanden voor een laatste groet of afsluiting van niet-afgeronde kwesties.
Deze opzet doet ergens denken aan ‘The Sixth Sense’ - de bloedstollende film met Bruce Willis - waarin een jongen (“I can see dead people”) contact heeft met geesten van overledenen. Die zoeken de hulp van het jochie om de losse eindjes van het aardse leven op te lossen. Ook Alphonse lijkt door zijn bijzondere gave die rol toebedeeld: na middernacht voert hij fluisterend gesprekken met de doden en helpt hen in het reine te komen met zichzelf en wie ze achterlieten.
Wie het echter bij deze vergelijking laat, doet het boek van De Brabander ernstig tekort. Want hij vertelt een aanmerkelijk veelzijdiger verhaal. De setting van ‘De Fluisteraar’ is het roerige Parijs van midden negentiende eeuw. Opstanden en sociale onvrede zijn aan de orde van de dag. Hier doorheen verweven zet hij de geschiedenis van het spiritisme uiteen dat in die jaren steeds meer in zwang raakte in besloten salons. Maar bovenal vertelt De Brabander een even beminnelijk als spookachtig liefdesverhaal. De opdracht van het boek ‘Pour la femme de ma vie’ laat daar geen misverstand over bestaan.
In het geval van Alphonse zijn die ‘femme de ma vie’ er drie: Juanita, Eleonore en Maria Anna. In Juanita ligt zijn verloren liefde en geleefde leven besloten, in Maria een liefde van de (onmogelijke) toekomst die niet meer aan hem als 73-jarige is. De hartstocht voor Eleonore kan in het nu alleen ontvlammen door zijn bijzondere gave. Met als resultaat een liefdevolle ‘danse macabre’ op de grens van leven en dood.
Met deze vertelling schreef De Brabander opnieuw geen doorsnee verhaal. Eerder wist hij bij menig lezer afschuw op te roepen met het rauwe ‘De herovering van New York’, waarin hij het Hollandse VOC-verleden vervlecht met de prenatale geschiedenis van de Verenigde Staten. En ook nu met ‘De Fluisteraar’ stelt hij met levendige beschrijvingen het gemoed van de lezers op de proef.
Het griezelige decor van een begraafplaats en het wat lugubere liefdesverhaal weet De Brabander niettemin goed te verluchten met waarnemingen met een knipoog. Met een zekere onderkoelde, wat Brits aandoende humor beziet hij gewoonten en rituelen rond dood, afscheid en herdenken, zoals bijvoorbeeld de bosjes bloemen op de graven: “Het waren de enige organismen die al snakkend naar adem nog levend de begraafplaats werden binnen gedragen met een stellige zekerheid dat ze daar hun laatste rustplaats zouden vinden bij een ander organisme dat hen was voorgegaan.” (p38-39)
Naast humor is er ook plaats voor melancholie: over verloren liefdes, levens en onmogelijke, opgegeven dromen. Met het gedicht van Edmond Haracourt ‘Partir c’est mourir un peu’, dat zowel in het Frans als in Nederlandse vertaling in het boek is opgenomen, benadrukt De Brabander dat er in het leven meer te verliezen valt dan via de dood alleen het leven zelf. Verlies in wat voor vorm dan ook hoort bij het leven.
Deze mix maakt van ‘De Fluisteraar van Pere Lachaisse’ een bijzondere leeservaring. Een verhaal dat makkelijk en vlot leest en tegelijk tot enige bezinning leidt. Want de gedachte van het ‘memento mori’ is zo op de grens van leven en dood nooit ver weg. Een gevoel overigens dat een bezoek aan een begraafplaats - in Parijs of waar dan ook - eigenlijk altijd wel oproept. “Wees welkom gij stervelingen, heden ik, morgen jij.”
In ‘De Fluisteraar van Père-Lachaise’ doet Lars de Brabander dat wel. Bij monde van de 73-jarige clochard Alphonse de Montadour, die op de illustere Parijse begraafplaats huist, maakt hij een rondgang langs enkele vroege ‘bewoners’. Alphonse biedt de doden een luisterend oor en intermedieert met nabestaanden voor een laatste groet of afsluiting van niet-afgeronde kwesties.
Deze opzet doet ergens denken aan ‘The Sixth Sense’ - de bloedstollende film met Bruce Willis - waarin een jongen (“I can see dead people”) contact heeft met geesten van overledenen. Die zoeken de hulp van het jochie om de losse eindjes van het aardse leven op te lossen. Ook Alphonse lijkt door zijn bijzondere gave die rol toebedeeld: na middernacht voert hij fluisterend gesprekken met de doden en helpt hen in het reine te komen met zichzelf en wie ze achterlieten.
Wie het echter bij deze vergelijking laat, doet het boek van De Brabander ernstig tekort. Want hij vertelt een aanmerkelijk veelzijdiger verhaal. De setting van ‘De Fluisteraar’ is het roerige Parijs van midden negentiende eeuw. Opstanden en sociale onvrede zijn aan de orde van de dag. Hier doorheen verweven zet hij de geschiedenis van het spiritisme uiteen dat in die jaren steeds meer in zwang raakte in besloten salons. Maar bovenal vertelt De Brabander een even beminnelijk als spookachtig liefdesverhaal. De opdracht van het boek ‘Pour la femme de ma vie’ laat daar geen misverstand over bestaan.
In het geval van Alphonse zijn die ‘femme de ma vie’ er drie: Juanita, Eleonore en Maria Anna. In Juanita ligt zijn verloren liefde en geleefde leven besloten, in Maria een liefde van de (onmogelijke) toekomst die niet meer aan hem als 73-jarige is. De hartstocht voor Eleonore kan in het nu alleen ontvlammen door zijn bijzondere gave. Met als resultaat een liefdevolle ‘danse macabre’ op de grens van leven en dood.
Met deze vertelling schreef De Brabander opnieuw geen doorsnee verhaal. Eerder wist hij bij menig lezer afschuw op te roepen met het rauwe ‘De herovering van New York’, waarin hij het Hollandse VOC-verleden vervlecht met de prenatale geschiedenis van de Verenigde Staten. En ook nu met ‘De Fluisteraar’ stelt hij met levendige beschrijvingen het gemoed van de lezers op de proef.
Het griezelige decor van een begraafplaats en het wat lugubere liefdesverhaal weet De Brabander niettemin goed te verluchten met waarnemingen met een knipoog. Met een zekere onderkoelde, wat Brits aandoende humor beziet hij gewoonten en rituelen rond dood, afscheid en herdenken, zoals bijvoorbeeld de bosjes bloemen op de graven: “Het waren de enige organismen die al snakkend naar adem nog levend de begraafplaats werden binnen gedragen met een stellige zekerheid dat ze daar hun laatste rustplaats zouden vinden bij een ander organisme dat hen was voorgegaan.” (p38-39)
Naast humor is er ook plaats voor melancholie: over verloren liefdes, levens en onmogelijke, opgegeven dromen. Met het gedicht van Edmond Haracourt ‘Partir c’est mourir un peu’, dat zowel in het Frans als in Nederlandse vertaling in het boek is opgenomen, benadrukt De Brabander dat er in het leven meer te verliezen valt dan via de dood alleen het leven zelf. Verlies in wat voor vorm dan ook hoort bij het leven.
Deze mix maakt van ‘De Fluisteraar van Pere Lachaisse’ een bijzondere leeservaring. Een verhaal dat makkelijk en vlot leest en tegelijk tot enige bezinning leidt. Want de gedachte van het ‘memento mori’ is zo op de grens van leven en dood nooit ver weg. Een gevoel overigens dat een bezoek aan een begraafplaats - in Parijs of waar dan ook - eigenlijk altijd wel oproept. “Wees welkom gij stervelingen, heden ik, morgen jij.”
1
6
Reageer op deze recensie