Lezersrecensie
Boeiend en fraai pleidooi voor strijdbaarheid
Wie de beelden van de desastreuze oliewinning in de Nigerdelta kent, zal hier onvermijdelijk aan denken bij het lezen van ‘Hoe mooi wij waren’. In een vergelijkbaar decor situeert de van oorsprong Kameroense schrijfster Imbolo Mbue haar tweede roman. En breekt zij een lans voor het verzet tegen de onderdrukking die met deze roofbouw gepaard gaat.
De roman ‘Hoe mooi wij waren’ draait om de bewoners van Kosawa, een Afrikaans dorp dat sinds enkele decennia de Amerikaanse oliemaatschappij Pexton in zijn vallei moet dulden. De oliewinning in het gebied heeft verstrekkende gevolgen: de akkers raken vervuild en onbruikbaar, de drinkwaterputten vergiftigd. En dat gaat gedurende de jaren van kwaad tot erger.
Vanaf de eerste pagina’s neemt Mbue je mee in een verhaal dat schuurt door zijn onrecht en onmacht. De geschiedenis ontvouwt zich via een mozaïek-roman waarin verschillende dorpsbewoners en generaties van Kosawa hun verhaal doen. Hun stemmen zijn herkenbaar, goed en zorgvuldig uitgewerkt en authentiek. Kinderen zijn onervaren, een tikkie bleu en groeien op naar activisme, oma Yaya draagt in gelatenheid de overlevering en wijsheid met zich mee.
Centraal in het verhaal staat het leven van Thula, een meisje dat we in haar kinderjaren begin jaren 80 leren kennen. Zij verliest eerst haar vader Malabo en daarna haar oom Bongo in de strijd tegen het lot dat het dorp treft. Thula groeit - geholpen door een studiebeurs in de Verenigde Staten - in veertig jaar uit tot aanvoerder van haar generatie en pleitbezorger van gerechtigheid voor Kosawa.
Want hoewel de titel ‘Hoe mooi wij waren‘ melancholie doet vermoeden, gaat het boek vooral over strijdbaarheid en verzet tegen onderdrukking. De stemmen uit Kosawa vertellen over onrecht - de mislukte oogsten, de stervende kinderen, de vernietiging van hun leefomgeving - en hun onmacht dit te stoppen. Omdat zij niet alleen de oliemaatschappij maar ook hun eigen regering en diens handlangers onder dorpsgenoten tegenover zich vinden. Pogingen tot vreedzaam overleg en hulp van humanitaire hulporganisaties ten spijt groeit de wanhoop en wint het verzet aan gewelddadigheid.
De ‘leeftijdsmaatjes’ van Thula komen na hun ouders als laatste groep in verzet tegen de macht en het kapitaal die hun geboortegrond en way of life bedreigen. ‘Hoe mooi wij waren’ heeft zo een socialistische ondertoon. Al was het maar omdat Thula zich laat vormen door de boeken van haar oom die ze vindt in zijn kamer: Pedagogiek van de onderdrukten, De verworpenen der aarde en Het communistisch manifest. Hierdoor krijgt het verhaal een meer universeel karakter en verheft het zich boven een relaas over de ongelijke strijd van Afrika tegen het westen.
Want Kosawa is overal, laat Mbue zien. Thula bemerkt tijdens haar studententijd in New York dat mensen in die welvarende westerse wereld soms hetzelfde lot treft als de dorpelingen van Kosawa. “Ook in dit land zijn regeringen en bedrijven vrienden. Ook hier leunt de regering achterover terwijl de bedrijven mensen ketenen en verdrukken”, schrijft zij in brieven aan haar vrienden thuis. De beloofde welvaart bereikt niet iedereen: in Kosawa niet en in het land van de American Dream niet.
Met deze thema’s - de voortdurende klassenstrijd en de keerzijde van de American Dream - is Mbue op vertrouwd terrein. Ook in haar eerste roman ‘Zie de dromers’ zitten deze issues door het verhaal verweven. Voor die debuutroman ontving zij twee literaire prijzen: de Blue Metropolis Words to change Award en de PEN/Faulkner Award for Fiction, die laatste een prestigieuze literaire prijs die eerder aan schrijvers als Philip Roth en John DeLillo is toegekend.
Met ‘Hoe mooi wij waren’ kwam ze niet verder dan ‘slechts’ de shortlist voor die literaire prijs. Deze nominatie onderstreept de kracht van het verhaal en de pracht waarmee Mbue het vertelt. Zodra je het boek openslaat, voert ze je mee en is het maar moeilijk weg te leggen. Beeldend en bij vlagen met sprankelende zinnen brengt zij Kosawa en zijn bewoners tot leven en laat je meevoelen met hun lot. De beelden van de Nigerdelta zijn daarbij complementair en niet cruciaal. Die wereld en zijn rampzalige impact schetst Mbue boeiend en fraai zelf.
De roman ‘Hoe mooi wij waren’ draait om de bewoners van Kosawa, een Afrikaans dorp dat sinds enkele decennia de Amerikaanse oliemaatschappij Pexton in zijn vallei moet dulden. De oliewinning in het gebied heeft verstrekkende gevolgen: de akkers raken vervuild en onbruikbaar, de drinkwaterputten vergiftigd. En dat gaat gedurende de jaren van kwaad tot erger.
Vanaf de eerste pagina’s neemt Mbue je mee in een verhaal dat schuurt door zijn onrecht en onmacht. De geschiedenis ontvouwt zich via een mozaïek-roman waarin verschillende dorpsbewoners en generaties van Kosawa hun verhaal doen. Hun stemmen zijn herkenbaar, goed en zorgvuldig uitgewerkt en authentiek. Kinderen zijn onervaren, een tikkie bleu en groeien op naar activisme, oma Yaya draagt in gelatenheid de overlevering en wijsheid met zich mee.
Centraal in het verhaal staat het leven van Thula, een meisje dat we in haar kinderjaren begin jaren 80 leren kennen. Zij verliest eerst haar vader Malabo en daarna haar oom Bongo in de strijd tegen het lot dat het dorp treft. Thula groeit - geholpen door een studiebeurs in de Verenigde Staten - in veertig jaar uit tot aanvoerder van haar generatie en pleitbezorger van gerechtigheid voor Kosawa.
Want hoewel de titel ‘Hoe mooi wij waren‘ melancholie doet vermoeden, gaat het boek vooral over strijdbaarheid en verzet tegen onderdrukking. De stemmen uit Kosawa vertellen over onrecht - de mislukte oogsten, de stervende kinderen, de vernietiging van hun leefomgeving - en hun onmacht dit te stoppen. Omdat zij niet alleen de oliemaatschappij maar ook hun eigen regering en diens handlangers onder dorpsgenoten tegenover zich vinden. Pogingen tot vreedzaam overleg en hulp van humanitaire hulporganisaties ten spijt groeit de wanhoop en wint het verzet aan gewelddadigheid.
De ‘leeftijdsmaatjes’ van Thula komen na hun ouders als laatste groep in verzet tegen de macht en het kapitaal die hun geboortegrond en way of life bedreigen. ‘Hoe mooi wij waren’ heeft zo een socialistische ondertoon. Al was het maar omdat Thula zich laat vormen door de boeken van haar oom die ze vindt in zijn kamer: Pedagogiek van de onderdrukten, De verworpenen der aarde en Het communistisch manifest. Hierdoor krijgt het verhaal een meer universeel karakter en verheft het zich boven een relaas over de ongelijke strijd van Afrika tegen het westen.
Want Kosawa is overal, laat Mbue zien. Thula bemerkt tijdens haar studententijd in New York dat mensen in die welvarende westerse wereld soms hetzelfde lot treft als de dorpelingen van Kosawa. “Ook in dit land zijn regeringen en bedrijven vrienden. Ook hier leunt de regering achterover terwijl de bedrijven mensen ketenen en verdrukken”, schrijft zij in brieven aan haar vrienden thuis. De beloofde welvaart bereikt niet iedereen: in Kosawa niet en in het land van de American Dream niet.
Met deze thema’s - de voortdurende klassenstrijd en de keerzijde van de American Dream - is Mbue op vertrouwd terrein. Ook in haar eerste roman ‘Zie de dromers’ zitten deze issues door het verhaal verweven. Voor die debuutroman ontving zij twee literaire prijzen: de Blue Metropolis Words to change Award en de PEN/Faulkner Award for Fiction, die laatste een prestigieuze literaire prijs die eerder aan schrijvers als Philip Roth en John DeLillo is toegekend.
Met ‘Hoe mooi wij waren’ kwam ze niet verder dan ‘slechts’ de shortlist voor die literaire prijs. Deze nominatie onderstreept de kracht van het verhaal en de pracht waarmee Mbue het vertelt. Zodra je het boek openslaat, voert ze je mee en is het maar moeilijk weg te leggen. Beeldend en bij vlagen met sprankelende zinnen brengt zij Kosawa en zijn bewoners tot leven en laat je meevoelen met hun lot. De beelden van de Nigerdelta zijn daarbij complementair en niet cruciaal. Die wereld en zijn rampzalige impact schetst Mbue boeiend en fraai zelf.
1
Reageer op deze recensie