Lezersrecensie
Twee doeken, twee verhalen
Schilderijen hebben ieder hun eigen, unieke verhaal. Ze laten je fantaseren over de afbeelding zelf, compositie en techniek interpreteren of zoeken naar een verscholen boodschap. In de historische roman ‘Melkmeisje’ neemt Matthias Rozemond je mee in zijn mijmeringen over twee vroege werken van Johannes Vermeer. En geeft hij zo met oog voor detail een gezicht aan één van de meest vermaarde iconen van de westerse kunstgeschiedenis.
Bij zijn keuze uit het oeuvre van Vermeer had Rozemond voor zijn boek niet twee meer zó verschillende schilderijen kunnen kiezen. Want vervlochten met verhaal van het verstilde, huiselijke tafereel van ‘Het melkmeisje’ op de cover is dat van het uitbundige en zwoele doek ‘De Koppelaarster’. Ergens is die keuze wel te begrijpen. Hij combineert zo immers één van Vermeers bekendste werken met het enige overgebleven schilderij waarop - vermoedelijk - de Delftse schilder zelf en profil staat afgebeeld.
In deze combinatie brengt Rozemond twee verhaallijnen samen met elk hun eigen dynamiek. De drie vertellers van de fictieve roman - Johannes Vermeer, zijn echtgenote Catharina Bolnes en de huismeid Tanneke - openbaren samen stukje bij beetje twee geschiedenissen. Het eigen tempo voor beide verhalen, waarmee dat gebeurt, is soms wat verwarrend. De levendige vaart bij het relaas van ‘De Koppelaarster’ verdwijnt zodra de vertelling over de totstandkoming van ‘Het Melkmeisje’ begint en wat voortkabbelt.
Kort gezegd draait ‘Melkmeisje’ om de jonge Vermeer (24), die uit is op eerherstel. Als schilder, omdat hij zich met ‘De Koppelaarster’ de hoon en spot van de Delftenaren over zich heeft afgeroepen. Een nieuw schilderij moet zijn geschonden reputatie oppoetsen. Maar ook relationeel heeft hij wat recht te zetten. Het scabreuze doek heeft hem uit zijn woning bij zijn schoonmoeder en gezin gedreven en verbannen naar zijn oude ouderlijk huis, Herberg Mechelen.
De uitwerking van deze verhaallijnen is wisselend. Zo blijft in de zoektocht naar professioneel eerherstel zijn eventuele artistieke worsteling wat onderbelicht. Externe krachten als kunstverzamelaar Van Ruijven en zijn schoonmoeder Maria Thins lijken Vermeer meer in het juiste spoor te duwen dan zijn eigen talent. De vertrouwelijke motieven voor ‘De Koppelaarster’ worden wel mooi gedoseerd prijs gegeven.
Een verklaring hiervoor kan zijn, dat Vermeer met zijn perikelen weliswaar het subject is, maar dat huismeid Tanneke het echte hoofdpersonage van de roman is. Al was het maar omdat de titel van het boek dit lijkt te suggereren. Haar nieuwsgierigheid fungeert als het vliegwiel van het verhaal en de ontrafeling van het mysterie.
Vanuit Tanneke’s observaties en gedachten krijgt de roman ook achtergrond en inhoud. De andere personages en vertellers blijven qua karakter wat flets en zodoende op afstand. Van elkaar en van de lezer. Van het leven van Vermeer is feitelijk bar weinig bekend. Rozemond blijft dichtbij de schaarse bekende feiten, maar had hier ter aanvulling best wat meer fictieve ruimte mogen pakken.
Waar de karakters misschien wat te veilig zijn vorm gegeven, heeft Rozemond wel met oog voor detail en historisch inzicht een geloofwaardige wereld voor de jonge Vermeer geschapen. De beschrijvingen van het zeventiende-eeuwse Delft en de interieurs achter de gevels spreken makkelijk tot de verbeelding. Historische gebeurtenissen als de Delftse Donderslag en tijdgenoten Fabritius en Rembrandt passeren de revue in de compositie van de roman. Simpelweg briljant is dat Rozemond Tanneke bij het poseren een tochtdoekje uit het raam laat halen. Het schilderij, dat vandaag de dag in het Rijksmuseum is te bewonderen, laat een gebroken ruitje in het glas-in-lood zien.
Door de opbouw en uitwerking is een vluchtig inkijkje in het werk en leven van Vermeer in 1657 ontstaan. Er blijft genoeg ruimte om zelf verder te fantaseren. ‘Melkmeisje’ leest makkelijk en is een leuke (eerste) kennismaking met de wereldberoemde schilder, zijn vroege werk en Delft in de zeventiende eeuw. Zeker ook voor wie de tentoonstelling in het Rijksmuseum nog gaat bezoeken. Want het boek doet je hoe dan ook met een nieuwe, onderzoekende blik naar deze twee werken van Vermeer kijken.
Bij zijn keuze uit het oeuvre van Vermeer had Rozemond voor zijn boek niet twee meer zó verschillende schilderijen kunnen kiezen. Want vervlochten met verhaal van het verstilde, huiselijke tafereel van ‘Het melkmeisje’ op de cover is dat van het uitbundige en zwoele doek ‘De Koppelaarster’. Ergens is die keuze wel te begrijpen. Hij combineert zo immers één van Vermeers bekendste werken met het enige overgebleven schilderij waarop - vermoedelijk - de Delftse schilder zelf en profil staat afgebeeld.
In deze combinatie brengt Rozemond twee verhaallijnen samen met elk hun eigen dynamiek. De drie vertellers van de fictieve roman - Johannes Vermeer, zijn echtgenote Catharina Bolnes en de huismeid Tanneke - openbaren samen stukje bij beetje twee geschiedenissen. Het eigen tempo voor beide verhalen, waarmee dat gebeurt, is soms wat verwarrend. De levendige vaart bij het relaas van ‘De Koppelaarster’ verdwijnt zodra de vertelling over de totstandkoming van ‘Het Melkmeisje’ begint en wat voortkabbelt.
Kort gezegd draait ‘Melkmeisje’ om de jonge Vermeer (24), die uit is op eerherstel. Als schilder, omdat hij zich met ‘De Koppelaarster’ de hoon en spot van de Delftenaren over zich heeft afgeroepen. Een nieuw schilderij moet zijn geschonden reputatie oppoetsen. Maar ook relationeel heeft hij wat recht te zetten. Het scabreuze doek heeft hem uit zijn woning bij zijn schoonmoeder en gezin gedreven en verbannen naar zijn oude ouderlijk huis, Herberg Mechelen.
De uitwerking van deze verhaallijnen is wisselend. Zo blijft in de zoektocht naar professioneel eerherstel zijn eventuele artistieke worsteling wat onderbelicht. Externe krachten als kunstverzamelaar Van Ruijven en zijn schoonmoeder Maria Thins lijken Vermeer meer in het juiste spoor te duwen dan zijn eigen talent. De vertrouwelijke motieven voor ‘De Koppelaarster’ worden wel mooi gedoseerd prijs gegeven.
Een verklaring hiervoor kan zijn, dat Vermeer met zijn perikelen weliswaar het subject is, maar dat huismeid Tanneke het echte hoofdpersonage van de roman is. Al was het maar omdat de titel van het boek dit lijkt te suggereren. Haar nieuwsgierigheid fungeert als het vliegwiel van het verhaal en de ontrafeling van het mysterie.
Vanuit Tanneke’s observaties en gedachten krijgt de roman ook achtergrond en inhoud. De andere personages en vertellers blijven qua karakter wat flets en zodoende op afstand. Van elkaar en van de lezer. Van het leven van Vermeer is feitelijk bar weinig bekend. Rozemond blijft dichtbij de schaarse bekende feiten, maar had hier ter aanvulling best wat meer fictieve ruimte mogen pakken.
Waar de karakters misschien wat te veilig zijn vorm gegeven, heeft Rozemond wel met oog voor detail en historisch inzicht een geloofwaardige wereld voor de jonge Vermeer geschapen. De beschrijvingen van het zeventiende-eeuwse Delft en de interieurs achter de gevels spreken makkelijk tot de verbeelding. Historische gebeurtenissen als de Delftse Donderslag en tijdgenoten Fabritius en Rembrandt passeren de revue in de compositie van de roman. Simpelweg briljant is dat Rozemond Tanneke bij het poseren een tochtdoekje uit het raam laat halen. Het schilderij, dat vandaag de dag in het Rijksmuseum is te bewonderen, laat een gebroken ruitje in het glas-in-lood zien.
Door de opbouw en uitwerking is een vluchtig inkijkje in het werk en leven van Vermeer in 1657 ontstaan. Er blijft genoeg ruimte om zelf verder te fantaseren. ‘Melkmeisje’ leest makkelijk en is een leuke (eerste) kennismaking met de wereldberoemde schilder, zijn vroege werk en Delft in de zeventiende eeuw. Zeker ook voor wie de tentoonstelling in het Rijksmuseum nog gaat bezoeken. Want het boek doet je hoe dan ook met een nieuwe, onderzoekende blik naar deze twee werken van Vermeer kijken.
3
3
Reageer op deze recensie