Lezersrecensie
Kleur voor ongeziene wereld
Wie moeilijk of niet kan voldoen aan de huidige maatschappelijke opvattingen over een geslaagd leven, blijft vaak anoniem, over het hoofd gezien. In haar debuutroman ‘Sprokkelaars’ haalt Mira Aluç deze mensen uit de schaduw en zet ze in het licht. Warm en liefdevol geeft ze kleur aan een ongeziene gemeenschap en een gezicht aan zijn bewoners.
“Je moet niet zo op me neerkijken,’ zei hij rustig. ‘Dat doen anderen wel.” (148) In de reprimande van ‘Oom’ aan zijn neef ‘Jong’ brengt Aluç (1993) de thema’s van haar eigentijdse debuutroman kort en bondig bij elkaar: sociale ongelijkheid, maatschappelijke status en identiteit. Maar ook klinkt de trots, weerbaarheid en zelfreflectie erin door van wie zij ‘sprokkelaars’ noemt: “mensen die met al hun kracht en tekortkomingen hun bestaansrecht bijeen sprokkelden”.
Voor ik-verteller Jong lijkt als kersvers econoom een ‘geslaagd leven’ voor het grijpen te liggen. Al wil die beloftevolle toekomst kort na zijn afstuderen niet zo een-twee-drie van de grond komen. Jong is geen uitblinker, zonder concrete plannen of ambitie en vol vertwijfeling. Veelzeggend is zijn terugkeer naar zijn ouderlijk huis, oude jongenskamer en Toy Story-dekbed. Bij toeval belandt hij als winkelbediende in de partijloods van zijn moeders broer, ‘Oom’.
Aluç opent met dit ongewone decor een wereld waar we makkelijk aan voorbij rijden: een klein bedrijventerrein, plompverloren tussen de weilanden langs de rijksweg. Obscure bedrijfsnamen prijken op verkommerde panden en loodsen. Braakliggende percelen overwoekerd door onkruid figureren als symbool van vervlogen toekomstplannen. En het is nog winter ook: koud, donker, somber. Daar staat de partijloods. En ligt de wereld van Oom, Henny, Baris, Lunya, Turgay en Ahmet.
Jong kijkt in ‘Sprokkelaars’ terug op wat voor hem een ‘tussenbaantje’ in die gemeenschap zou worden. Tussen een reflecterende proloog en epiloog in het heden ontvouwt zich in één grote terugblik het verhaal van zijn zes maanden in de partijloods, tien jaar eerder.
Die flashback is opgebouwd uit een chronologische aaneenschakeling van korte, samenhangende scenes. Aluç schreef tot nu toe korte verhalen en essays - ‘Het Warenhuis’ werd in 2022 genomineerd voor de Joost Zwagerman Essayprijs. Die ervaring is in deze opzet met scenes goed merkbaar. Met levendige dialogen en sfeerschetsen schept ze snel en makkelijk een geloofwaardige en invoelbare wereld. En leidt je zo vloeiend en vermakelijk door het verhaal.
De herinneringen van Jong geven zo een zeldzame inkijk in het leven in en rond een partijloods. De bonte verzameling afgedankte artikelen en seizoensgebonden producten, die zijn oom daar opslaat en verkoopt, brengt een keur aan klanten naar de loods. En hoe langer Jong tussen de stelling doorscharrelt, hoe meer hij ziet en voelt en hoe meer zijn sympathie en begrip groeit. “Mijn oom was een partijpelgrim, begreep dat spullen eerlijker zijn dan mensen. (…) Spullen liegen niet, verraden genadeloos waar je bijhoort.” (134)
Net als de spullen is Jong eigenlijk niet op zijn plek in de partijloods. Waar opgekochte opblaaszwembadjes in die wintermaanden wachten op een nieuwe zomer, vindt ook hij onderdak en tijd om te ontdekken wie hij is en waar hij thuishoort. En hoewel het gekozen decor somber en miserabel lijkt, is het verblijf van Jong dat zeker niet. Aluç laat hem tien jaar later in liefdevolle, warme bewoordingen terugkijken. Hoe Oom samen met de anderen een eerlijke en hartelijke gemeenschap vormen, waar ze in thuis zijn en er onvoorwaardelijk voor elkaar zijn.
Aluç breekt zo niet alleen een lans voor deze ‘sprokkelaars’ maar houdt lezers met Jong’s overpeinzingen en observaties tegelijk een spiegel voor. Over de huidige maatschappelijke moraal van status en publiekelijke maskers, over verwachtingen en sociale druk. Jong’s ouders pushen hem ander - lees: beter - werk te zoeken. Ze nemen hem niet mee op familiebezoek tijdens de kerstdagen. Een zoon als bediende in een partijloods is niet om mee te pronken: ‘Afgang laat je thuis’ (109).
Ergens is het jammer dat Aluç Jong laat ‘ontsnappen’ uit de gemeenschap die ze met veel genegenheid, warmte en humor neerzet. Tien jaar later heeft Jong alsnog het huis en de baan waarvoor hij ‘bestemd’ is. Zoals dat hoort. Het doet echter geen afbreuk aan de waarde van het verhaal en de inzichten die het geeft. ‘Sprokkelaars’ is een prettig geschreven, boeiend en onderhoudend debuut dat naar meer smaakt.
Note: De Club van Echte Lezers en uitgeverij Atlas Contact hebben mij een recensie-exemplaar van ‘Sprokkelaars’ beschikbaar gesteld.
“Je moet niet zo op me neerkijken,’ zei hij rustig. ‘Dat doen anderen wel.” (148) In de reprimande van ‘Oom’ aan zijn neef ‘Jong’ brengt Aluç (1993) de thema’s van haar eigentijdse debuutroman kort en bondig bij elkaar: sociale ongelijkheid, maatschappelijke status en identiteit. Maar ook klinkt de trots, weerbaarheid en zelfreflectie erin door van wie zij ‘sprokkelaars’ noemt: “mensen die met al hun kracht en tekortkomingen hun bestaansrecht bijeen sprokkelden”.
Voor ik-verteller Jong lijkt als kersvers econoom een ‘geslaagd leven’ voor het grijpen te liggen. Al wil die beloftevolle toekomst kort na zijn afstuderen niet zo een-twee-drie van de grond komen. Jong is geen uitblinker, zonder concrete plannen of ambitie en vol vertwijfeling. Veelzeggend is zijn terugkeer naar zijn ouderlijk huis, oude jongenskamer en Toy Story-dekbed. Bij toeval belandt hij als winkelbediende in de partijloods van zijn moeders broer, ‘Oom’.
Aluç opent met dit ongewone decor een wereld waar we makkelijk aan voorbij rijden: een klein bedrijventerrein, plompverloren tussen de weilanden langs de rijksweg. Obscure bedrijfsnamen prijken op verkommerde panden en loodsen. Braakliggende percelen overwoekerd door onkruid figureren als symbool van vervlogen toekomstplannen. En het is nog winter ook: koud, donker, somber. Daar staat de partijloods. En ligt de wereld van Oom, Henny, Baris, Lunya, Turgay en Ahmet.
Jong kijkt in ‘Sprokkelaars’ terug op wat voor hem een ‘tussenbaantje’ in die gemeenschap zou worden. Tussen een reflecterende proloog en epiloog in het heden ontvouwt zich in één grote terugblik het verhaal van zijn zes maanden in de partijloods, tien jaar eerder.
Die flashback is opgebouwd uit een chronologische aaneenschakeling van korte, samenhangende scenes. Aluç schreef tot nu toe korte verhalen en essays - ‘Het Warenhuis’ werd in 2022 genomineerd voor de Joost Zwagerman Essayprijs. Die ervaring is in deze opzet met scenes goed merkbaar. Met levendige dialogen en sfeerschetsen schept ze snel en makkelijk een geloofwaardige en invoelbare wereld. En leidt je zo vloeiend en vermakelijk door het verhaal.
De herinneringen van Jong geven zo een zeldzame inkijk in het leven in en rond een partijloods. De bonte verzameling afgedankte artikelen en seizoensgebonden producten, die zijn oom daar opslaat en verkoopt, brengt een keur aan klanten naar de loods. En hoe langer Jong tussen de stelling doorscharrelt, hoe meer hij ziet en voelt en hoe meer zijn sympathie en begrip groeit. “Mijn oom was een partijpelgrim, begreep dat spullen eerlijker zijn dan mensen. (…) Spullen liegen niet, verraden genadeloos waar je bijhoort.” (134)
Net als de spullen is Jong eigenlijk niet op zijn plek in de partijloods. Waar opgekochte opblaaszwembadjes in die wintermaanden wachten op een nieuwe zomer, vindt ook hij onderdak en tijd om te ontdekken wie hij is en waar hij thuishoort. En hoewel het gekozen decor somber en miserabel lijkt, is het verblijf van Jong dat zeker niet. Aluç laat hem tien jaar later in liefdevolle, warme bewoordingen terugkijken. Hoe Oom samen met de anderen een eerlijke en hartelijke gemeenschap vormen, waar ze in thuis zijn en er onvoorwaardelijk voor elkaar zijn.
Aluç breekt zo niet alleen een lans voor deze ‘sprokkelaars’ maar houdt lezers met Jong’s overpeinzingen en observaties tegelijk een spiegel voor. Over de huidige maatschappelijke moraal van status en publiekelijke maskers, over verwachtingen en sociale druk. Jong’s ouders pushen hem ander - lees: beter - werk te zoeken. Ze nemen hem niet mee op familiebezoek tijdens de kerstdagen. Een zoon als bediende in een partijloods is niet om mee te pronken: ‘Afgang laat je thuis’ (109).
Ergens is het jammer dat Aluç Jong laat ‘ontsnappen’ uit de gemeenschap die ze met veel genegenheid, warmte en humor neerzet. Tien jaar later heeft Jong alsnog het huis en de baan waarvoor hij ‘bestemd’ is. Zoals dat hoort. Het doet echter geen afbreuk aan de waarde van het verhaal en de inzichten die het geeft. ‘Sprokkelaars’ is een prettig geschreven, boeiend en onderhoudend debuut dat naar meer smaakt.
Note: De Club van Echte Lezers en uitgeverij Atlas Contact hebben mij een recensie-exemplaar van ‘Sprokkelaars’ beschikbaar gesteld.
2
Reageer op deze recensie