Duizend-en-een-nacht-sprookje zonder magie
Tahmina Akefi (1983) is bekend van Geen van ons keek om, waarmee ze in 2011 debuteerde. Inmiddels is haar tweede boek verschenen, De jongen van de oude stad. Deze roman is gebaseerd op verhalen uit het oude Midden-Oosten, waar zij via mondelinge traditie werden overgedragen. Akefi heeft zelf tot haar twaalfde in Afghanistan geleefd en woont nu in Sliedrecht. Met haar nieuwe boek stapt de schrijfster als het ware zelf in de rol van verhalenverteller. Ze kan je echter niet grijpen met haar vertelling, die bestaat uit een te simpele verhaallijn, weinig spanning en stereotype personages.
De letters van de titel staan mooi gekalligrafeerd op het omslag. Ze vormen een link met Freidoons passie en dat is leuk gedaan. Als je het boek openslaat, valt op dat de verdeling van de tekst zeer ruimtelijk over de bladzijden is verdeeld: relatief veel wit en weinig tekst. Dat leest makkelijk, maar zet wel de toon van dit boek: weinig inhoud.
De jongen van de oude stad speelt zich af in de stad Herat, gelegen in het oude Afghanistan. De jonge Freidoon heeft twee passies: gedichten kalligraferen en Maryam, de mooie maar onbereikbare dochter van de glasblazer. Zijn vader gaat trouwen met een tweede vrouw die erop uit is om anderen het leven zuur te maken. Om wat bij te verdienen voor zijn echte moeder, gaat Freidoon op zoek naar een baantje. Hij kan terecht bij de plaatselijke kalligraaf, die zijn werkplaats naast die van de glasblazer heeft.
In haar voorwoord spreek Akefi over "dwalen door duistere paden van mijn geheugen waar een herinnering schuilt". Ze haalde inspiratie uit verhalen van haar ouders, die beiden in Herat geboren en getogen zijn. Verspreid door het boek lees je uiteenzettingen over de geschiedenis van de stad en over de plaatselijke samenleving, zoals de omgangsvormen met vrouwen en de gang van zaken op de bazaar. Ook gebruikt ze regelmatig woorden uit het Farsi, de officiële taal van Afghanistan. Akefi weet goed een sfeerbeeld neer te zetten, maar het verhaal doet aan als een sprookje. Het lijkt alsof ze een vergane cultuur wil doen herleven.
Het verhaal heeft wat weg van een duizend-en-een-nacht-sprookje, maar mist de magie ervan. Qua personages is iedereen aanwezig: Freidoons stiefmoeder is ‘de boze heks’, Maryam ‘de onbereikbare prinses’, zijn moeder ‘de treurende vrouw’ en Freidoon zelf ‘de dappere jongen’ en ‘de held’. Akefi’s fantasie is uitstekend: in de werkelijkheid zouden gebeurtenissen elkaar nooit met zo veel juistheid opvolgen.
Liefhebbers van Hosseini en Abdolah wordt aangeraden om dit boek te lezen; zo staat op het omslag van de roman. Akefi wordt vergeleken met deze schrijvers, maar deze vergelijking is onterecht. Het klopt dat zij alle drie schrijven over thema’s als liefde, vriendschap en loyaliteit. En het is ook waar dat ze alle drie herinneringen ophalen aan vervlogen tijden in Afghanistan. Maar hun uitwerking is een wereld van verschil. Hosseini wordt geroemd om zijn psychologisch inzicht en de verwikkeling van schoon- en ruwheid in zijn verhalen. Bij Akefi ontbreekt dit inzicht. Ook schrijft zij op een veel lieflijker manier. Abdolah staat bekend om zijn poëtische stijl en zijn getuigenis. Ook bij hem komt Akefi niet in de buurt: stijlfiguren of metaforen zijn niet aanwezig en de cultuurperceptie verspringt niet. Je zou kunnen stellen dat Akefi een wat kinderlijke (lees: onontwikkelde) schrijfstijl heeft.
Naar eigen zeggen is Tahmina Akefi gaan schrijven met het doel om mensen een ander beeld te geven van haar geboorteland. Voor dit boek in het bijzonder kwam daar bij dat "het een boek moest worden om lekker achterover leunend te kunnen lezen en tegelijkertijd informatie over het oude Afghanistan te krijgen". Dat is haar gelukt, maar veel meer dan dat is het niet geworden. Om dat voor elkaar te krijgen moet ze wellicht meer levens- en schrijfervaring opdoen.
Reageer op deze recensie