Deinen op een kabbelend beekje
Jan-Philipp Sendker (Berlijn, 1960) werkte van 1990 tot 1999 als buitenlandcorrespondent voor het Duitse weekblad Stern. Vanaf 1995 was hij correspondent in Azië, waar de bevolking een diepe indruk op hem maakte. Hun open en vriendelijke houding –ondanks de moeilijkheden– intrigeerde hem. Wat het hart kan horen is zijn debuutroman. Daarna schreef hij nog drie andere, waaronder een vervolg op zijn debuut: A Well-Tempered Heart (nog niet vertaald). Eerder schreef hij Cracks in the Great Wall (2000, een non-fictie boek over China). Op dit moment werkt hij aan een trilogie over China.
In ieders leven is er een moment waarop je je afvraagt waar jouw oorsprong ligt. Niet voor iedereen zal dit antwoord eenvoudig ‘mijn ouders’ luiden. Sommigen zullen op zoek moeten gaan naar hun ouders, omdat ze wees zijn, of geadopteerd. Zij zullen op reis gaan naar hun ‘roots’, een reis zoals Jan-Philipp Sendker portretteert in Wat het hart kan horen.
In dit prachtige verhaal reizen we mee met Julia Win. Haar reis gaat naar Birma (Myanmar), het geboorteland van haar vader. Vier jaar eerder is hij plotseling uit haar leven verdwenen. Rechercheonderzoek heeft tot dusver niets opgeleverd en daarom besluit Julia zelf op onderzoek uit te gaan. Ze komt terecht in Kalaw, het geboortedorp van haar vader. Hier treft ze U Ba, een goedmoedige man die haar zijn hulp aanbiedt. Julia ergert zich mateloos aan zijn vriendelijkheid en zijn kennis over haar en haar vader beangstigt haar.
Vervreemding en wantrouwen zijn de eerste obstakels die ze tegenkomt op haar reis. De omgeving, de reacties en de houdingen van de mensen: alles is haar vreemd. Iedereen lijkt hier te lachen – iets wat ze niet kan plaatsen. Ze wordt er wantrouwig van.
U Ba’s hulp bestaat voornamelijk uit het vertellen van de levensgeschiedenis van Tin Win. Dit Birmaanse jongetje werd in ongelukkige omstandigheden geboren, waardoor het door zijn ouders als ‘vloek’ werd gezien en nooit de liefde en aandacht kreeg waarnaar hij verlangde. Op jonge leeftijd werd hij blind –iets waarvoor hij later dankbaar zou zijn. Van een boeddhistische monnik leert hij: “Wie te veel op zijn ogen vertrouwt, verwaarloost zijn andere zintuigen, en dan bedoel ik niet alleen de oren of de neus. Ik heb het over het orgaan dat in ons huist en waarvoor we geen naam hebben. Laten we het maar het kompas van ons hart noemen.”
Tin Wins levenslessen inspireren de lezer om meer waar te nemen dan alleen dat wat je ziet. Waar Tin Win in eerste instantie boos en bang was, leert hij te vertrouwen op zichzelf. Hij ontdekt dat er meer zintuigelijke werelden zijn naast die van het ‘zien’. Hij ervaart dat emoties, met name boosheid en angst, blind en doof maken. “De wereld krimpt en valt uit elkaar als je bang of boos bent.” Als je je ogen sluit en je concentreert op dat wat er is, zul je weer tot heelheid komen.
De advocate in Julia wil antwoorden hebben op de vragen die ze heeft. Ze wil feiten, lijstjes om te analyseren. Een schuldige zoeken, oordelen vellen en situaties beoordelen naar háár maatstaven. Deze advocatenstem zal echter niet de antwoorden geven. Dat zal de stem van de liefde zijn. Naarmate Julia zich hiervoor meer gaat openstellen, worden haar wortels zichtbaar en begint ze zich completer te voelen.
Jan-Philipp Sendker schrijft melodieus, lief, als een kabbelend beekje. Hij nodigt je uit om deel te worden van de essentie van het verhaal: de liefde. Alhoewel dit een abstract begrip kan zijn, weet hij het om te vormen tot een ervaring, tot een wereld waarin je opgenomen wordt en die voelbaar wordt. Je zou dit boek kunnen omschrijven als een ‘natuurlijk feelgood’-boek. Het verhaal maakt je bewust van de liefde, de allesomvattende liefde (boeddhistisch principe), waar al het leven zijn oorsprong vindt. Als je dát eenmaal hebt gezien (wat niet anders kan na het lezen van dit boek), krijg je vanzelf een goed gevoel.
Reageer op deze recensie