Peter Kuijt (GPD)
Na de rituele slachting van zijn vriend Theo van Gogh – nota bene de bedenker van de plot van De Zesde Mei en bovendien de verfilmer ervan – moest Ross dus bijna wel aan de haal gaan met de Hofstadgroep, Hirsi Ali en de gespannen situatie rondom uitstekend ingeburgerde terroristen. Het resultaat werd De Hand van God, een pittig boek waarin Ross’ favoriete Haagse milieu een hoofdrol speelt.
Een roman over de Hofstadgroep is het echter niet geworden. Wie een kernachtige analyse van extremistisch fundamentalisme verwacht komt bedrogen uit. Het voor de doorsnee burger ontraceerbare feitenmateriaal beperkt zich grotendeels tot de werking van politiediensten en hun acties tegen terrorisme. Uit welke kringen in en rond de AIVD Ross zijn informatie ook peurt, lekke moslimtolken zitten daar kennelijk niet tussen. Het is een van de weinige zwakke punten in de methode Ross.
De methode Ross is succesvol doordat hij haar zo streng toepast. Hij bouwt in ieder boek een serre aan de woning van de werkelijkheid, een fictieve ruimte waarin zijn personages tussen bekende politici en andere mediafiguren doorlopen. Zonder de kenbare realiteit te veranderen, kunnen ze daar van tijd tot tijd fel uitvallen of zich schamperend uitlaten over de daadkracht van minister Remkes of de invloed van politica Hirsi Ali: ‘Heeft ze ooit iets veranderd? Haar boeken zijn een opstapeling van clichés en ongenuanceerde standpunten’.
De Hand van God vertelt het verhaal van een huurmoordenaar die kil en berekenend een uitgezette koers volgt die moet leiden tot een aanslag op Ayaan Hirsi Ali. We volgen zijn nietsontziende jacht op de voet. Tegelijkertijd zijn diverse politiediensten bezig de toedracht van een aanslag in de nieuwjaarsnacht te reconstrueren. Blunderwerk van de Hofstadgroep? De ‘Nederlandse CIA’ zet intelligente stappen en jakkert zodoende enkele stappen achter de huurmoordenaar aan.
Het boek heeft dus de bouw van de Dag van de Jakhals van Frederick Forsyth, waarnaar Ross dan ook door middel van een motto verwijst. Een huurmoordenaar en een politiedienst die haasje over spelen tot aan de finish die bij Forsyth bestond uit De Gaulle en bij Ross uit Hirsi Ali.
Het gebruiken van sjablonen is allerminst een zonde in de literatuur. Het aantal schema’s is beperkt en de originaliteit zoeken schrijvers al tientallen zo niet honderden jaren in andere elementen als stijl, techniek en specifieke verhaalgegevens. Wat dat betreft is het dus geen wonder dat Ross gebruik maakt van de succesformule van Forsyth, met wie hij zich bovendien vanaf zijn debuut al verwant toont. Door de lezer zelf te wijzen op het verband, nodigt hij echter wel uit tot vergelijking met de dubbel verfilmde wereldwijde bestseller.Die vergelijking valt per saldo gunstig uit voor Forsyth, voornamelijk doordat diens personages meer uitnodigen tot meeleven. Inleving jaagt spanning aan. Van de plotters tot de speurders en van de jager tot aan de ambtenaren, Ross’ factiewezens handelen door en door rationeel zonder onlogische aberraties of emotionele bevliegingen – een enkele ambtenaar daargelaten. Dat maakt dat De Hand van God een ietwat klinische duit in het overgevoelige zakje van de actualiteit doet
Reageer op deze recensie