Lezersrecensie
Coming of age roman in de Engelse standenmaatschappij
‘Een heerlijke tijd’ is de debuutroman van de Engelse schrijfster Elizabeth Jane Howard (1923-2014). Het leverde haar in 1951 de John Llewellyn Rhys Memorial prize op, een literatuurprijs die jaarlijks werd uitgereikt voor het beste Engelstalige literaire werk van een jonge auteur.
Ze schreef deze roman, weer prachtig vertaald door Inge Kok, nadat ze in 1947 haar eerste man de kunstschilder Peter Scott had verlaten en haar dochter met haar nanny bij haar vader bleef wonen.
In dit boek gaat de zestienjarige ik-figuur, die nergens met naam wordt genoemd, op bezoek bij verre kennissen van haar moeder op een Engels landhuis, even voordat de Eerste Wereldoorlog uitbreekt. Haar gezin kan zich hun eigen levensstijl net niet veroorloven. Haar moeder is weliswaar van gegoede huize maar haar familie heeft hun handen van haar afgetrokken na haar huwelijk met een minder vermogende componist. Haar oudere broers krijgen een opleiding, zij en haar zus niet, ze worden geacht te trouwen en zo in hun levensonderhoud te voorzien. Ze heeft het idee maar wat rond te dobberen, zonder vrienden en talenten. En dan komt die uitnodiging om helemaal alleen naar dat landhuis te gaan en daar kerst te vieren. Ze leert de verre familie kennen, geniet van de activiteiten waaronder een bal en van haar leeftijdsgenoten en krijgt haar eerste kus van Rupert, een losbol die zijn studie aan de wilgen hangt en kunstschilder wordt.
Na die twee weken kan ze thuis in Londen helemaal niet meer aarden in het gezin. Ze beschrijft het zelf zo: ‘dit saaie en hopeloze huis, waarvan de bewoners allemaal volledig leken te zijn afgesneden van elkaar en van alles wat het leven in mijn ogen had lijken te bieden tijdens de paar keer dat ik erin was geslaagd aan het huis en hen te ontsnappen.’
Ze probeert op verschillende manieren uit te breken, wordt verliefd op een soldaat die naar het front vertrekt en loopt tegen de grenzen op die haar als jonge vrouw worden opgelegd. Toch lijkt ze aan het eind een uitweg te hebben gevonden, lijkt, want daar houdt het verhaal abrupt op en biedt een open einde.
In deze roman onderzoekt Howard of en hoe vrouwen van goede huize een plaats kunnen vinden in de maatschappij, als ze voor niets anders zijn voorbereid en opgeleid dan om een huwelijk te sluiten. Is huwelijk echt een levensvervulling? Is het mogelijk een identiteit en een doel te vinden buiten het huwelijk? Deze vraag houdt Howard, die net haar echtgenoot heeft verlaten en bezig is aan haar eerste boek, ongetwijfeld zelf ook bezig. Net als misschien de vraag waarin zij zich als schrijfster zou kunnen onderscheiden, ze heeft er kijk op, zoals blijkt uit deze dialoog:
‘Je moet gaan schrijven,‘ zei hij. ‘Je neemt de dingen heel goed waar.’
‘Is dat het belangrijkste bij schrijven?’
‘Nee, niet echt. Maar ik geloof dat het dat wel is voor vrouwen die schrijven. Hun observatievermogen is hun sterke kant. Ze putten bij het schrijven zelden louter uit hun fantasie.’
Het boek is een ontwikkelingsroman, die zich afspeelt in de Engels maatschappij begin twintigste eeuw, waar na de Eerste Wereldoorlog veel veranderde. Howard laat één van haar personages daar al op hinten:
‘Misschien komt er nooit meer een oorlog, maar deze oorlog maakt een eind aan meer dan alleen oorlog. Ik heb de indruk dat hij een eind maakt aan nagenoeg alles.’
Subtiel maar gedetailleerd beschrijft Howard deze tijd en het milieu met de sociale verwachtingen en beperkingen. Naar mate het boek vordert en de leeftijd van de ik-figuur toeneemt, wordt de houding van de ik-figuur minder bedeesd, minder wereldvreemd en de waarneming des te scherper. Ze krijgt meer in de gaten wat de sociale normen zijn en vooral hoe de karakters van mensen en hoe de menselijke verhoudingen zijn. Duidelijk is de schrijfstijl van Howard al te ontdekken, de prachtige zinnen, de gedetailleerde beschrijvingen en de scherpe blik voor menselijke en sociale verhoudingen.
Ze schreef deze roman, weer prachtig vertaald door Inge Kok, nadat ze in 1947 haar eerste man de kunstschilder Peter Scott had verlaten en haar dochter met haar nanny bij haar vader bleef wonen.
In dit boek gaat de zestienjarige ik-figuur, die nergens met naam wordt genoemd, op bezoek bij verre kennissen van haar moeder op een Engels landhuis, even voordat de Eerste Wereldoorlog uitbreekt. Haar gezin kan zich hun eigen levensstijl net niet veroorloven. Haar moeder is weliswaar van gegoede huize maar haar familie heeft hun handen van haar afgetrokken na haar huwelijk met een minder vermogende componist. Haar oudere broers krijgen een opleiding, zij en haar zus niet, ze worden geacht te trouwen en zo in hun levensonderhoud te voorzien. Ze heeft het idee maar wat rond te dobberen, zonder vrienden en talenten. En dan komt die uitnodiging om helemaal alleen naar dat landhuis te gaan en daar kerst te vieren. Ze leert de verre familie kennen, geniet van de activiteiten waaronder een bal en van haar leeftijdsgenoten en krijgt haar eerste kus van Rupert, een losbol die zijn studie aan de wilgen hangt en kunstschilder wordt.
Na die twee weken kan ze thuis in Londen helemaal niet meer aarden in het gezin. Ze beschrijft het zelf zo: ‘dit saaie en hopeloze huis, waarvan de bewoners allemaal volledig leken te zijn afgesneden van elkaar en van alles wat het leven in mijn ogen had lijken te bieden tijdens de paar keer dat ik erin was geslaagd aan het huis en hen te ontsnappen.’
Ze probeert op verschillende manieren uit te breken, wordt verliefd op een soldaat die naar het front vertrekt en loopt tegen de grenzen op die haar als jonge vrouw worden opgelegd. Toch lijkt ze aan het eind een uitweg te hebben gevonden, lijkt, want daar houdt het verhaal abrupt op en biedt een open einde.
In deze roman onderzoekt Howard of en hoe vrouwen van goede huize een plaats kunnen vinden in de maatschappij, als ze voor niets anders zijn voorbereid en opgeleid dan om een huwelijk te sluiten. Is huwelijk echt een levensvervulling? Is het mogelijk een identiteit en een doel te vinden buiten het huwelijk? Deze vraag houdt Howard, die net haar echtgenoot heeft verlaten en bezig is aan haar eerste boek, ongetwijfeld zelf ook bezig. Net als misschien de vraag waarin zij zich als schrijfster zou kunnen onderscheiden, ze heeft er kijk op, zoals blijkt uit deze dialoog:
‘Je moet gaan schrijven,‘ zei hij. ‘Je neemt de dingen heel goed waar.’
‘Is dat het belangrijkste bij schrijven?’
‘Nee, niet echt. Maar ik geloof dat het dat wel is voor vrouwen die schrijven. Hun observatievermogen is hun sterke kant. Ze putten bij het schrijven zelden louter uit hun fantasie.’
Het boek is een ontwikkelingsroman, die zich afspeelt in de Engels maatschappij begin twintigste eeuw, waar na de Eerste Wereldoorlog veel veranderde. Howard laat één van haar personages daar al op hinten:
‘Misschien komt er nooit meer een oorlog, maar deze oorlog maakt een eind aan meer dan alleen oorlog. Ik heb de indruk dat hij een eind maakt aan nagenoeg alles.’
Subtiel maar gedetailleerd beschrijft Howard deze tijd en het milieu met de sociale verwachtingen en beperkingen. Naar mate het boek vordert en de leeftijd van de ik-figuur toeneemt, wordt de houding van de ik-figuur minder bedeesd, minder wereldvreemd en de waarneming des te scherper. Ze krijgt meer in de gaten wat de sociale normen zijn en vooral hoe de karakters van mensen en hoe de menselijke verhoudingen zijn. Duidelijk is de schrijfstijl van Howard al te ontdekken, de prachtige zinnen, de gedetailleerde beschrijvingen en de scherpe blik voor menselijke en sociale verhoudingen.
1
Reageer op deze recensie