Veel ingrediënten, weinig smaak
Onder het pseudoniem Rhys Bowen schrijft de Engelse Janet Quin-Harkin (1941) sinds 1991 zogenaamde ‘cozy mystery’ boeken. Ze is vaak voor de Agatha Christie Award genomineerd, en won deze in de categorie ‘Beste roman’ in 2001 voor Murphy’s Law. Ze won hem zelfs drie keer in de categorie ‘Beste historische roman’, voor het laatst in 2017 voor In Farleigh Field. Het kind uit Toscane uit 2018 is haar eerste boek dat naar het Nederlands is vertaald.
In december 1944 stort de Britse piloot Hugo Langley neer in Toscane, in vijandelijk gebied. Hij is gewond, maar dankzij de onverwachte hulp van de Italiaanse jonge vrouw Sofia kan hij onderduiken in een oud klooster boven op een berg, dat niet meer wordt gebruikt.
In april 1973 gaat het enige kind van Hugo, zijn dochter Joanna, voor zijn begrafenis naar het familielandgoed in Surrey, waar haar vader zijn laatste dagen in de portierswoning sleet. Het landgoed heeft hij vlak na de oorlog verkocht. Zij ontdekt daar bij het uitzoeken van zijn spullen dat hij eerder getrouwd is geweest. Hij had in Italië een vriendin en mogelijk ook een kind. Om uit te zoeken of ze nog een Italiaanse halfbroer of zus heeft, gaat Joanna in juni 1973 naar Toscane.
Het kind uit Toscane is een boek met twee tijdlijnen. In korte hoofdstukken wordt afwisselend het verhaal van Hugo en Joanna verteld. Het verhaal van Hugo is traag, het speelt zich af in december 1944. De focus is gericht op de barre omstandigheden waarin Hugo verkeert. Aan de historische context wordt relatief weinig aandacht besteed, het verhaal zelf staat op de voorgrond. De rol van de partizanen, de bezetting door de Duitsers en hoe de positie van Mussolini daarin past – het blijft grotendeels onbelicht.
In het verhaal over Joanna, die bezig is met haar opleiding tot advocaat, strooit Bowen rijkelijk met ingrediënten voor interessante verhaallijnen, maar ze werkt ze slechts oppervlakkig uit of lijkt dit een enkele keer zelfs te vergeten. Er zijn ook een aantal twists in het verhaal. Helaas wordt het aan het eind allemaal wat ongeloofwaardig, zowel wat er gebeurd als het gebrek aan effect dat het op de hoofdpersonen heeft. Jammer genoeg heb je geen idee dat je een verhaal leest dat gesitueerd is in 1973; het had net zo goed in 2020 kunnen spelen, ware het niet dat Joanna niet mobiel belt, maar speciaal op het postkantoor in het dorp gaat bellen waar een beambte haar doorverbindt met het buitenland.
De roman leest vlot, maar komt wat langzaam op gang. De hoofdpersonen en hun ontwikkeling zijn weinig uitgewerkt, een gemiste kans voor Bowen. Een uitzondering hierop vormt Paola, de sympathieke eigenares van het pension waar Joanna haar intrek heeft genomen en die Joanna wegwijs maakt in het dorp en in de keuken. Bij haar voel je je meteen thuis. De beschrijving van het fictieve dorp San Salvatore is levendig en goed getroffen, inclusief het dorpsleven met de Italiaanse mannen die op het dorpsplein zitten. Het Italiaanse eten en het koken daarvan komt goed uit de verf. Je merkt dat Bowen voorafgaand aan het schrijven van deze roman een bezoek aan Toscane heeft gebracht.
Het boek is onderhoudend maar weinig onderscheidend, terwijl aan het eind de toevalligheden en vlakke personages wat vervelen.
Reageer op deze recensie