Dicht op de huid
Fernando Aramburu (1959) is een Baskische schrijver die vooral bekend is van zijn roman Vaderland (2018) over de gevolgen van het ETA-geweld in een klein bergdorp. Vaderland sleepte in Spanje veel literaire prijzen in de wacht. In het dagelijks leven is de auteur docent Spaans in Duitsland.
'Hij wekt weinig sympathie op. De toon is vaak sarcastisch, somber, met nauwelijks lichtpuntjes maar ook bij vlagen geestig.' – Recensent Gea
Het tellen der dagen – vertaald uit het Spaans door Hendrik Hutter – is een psychologische roman waarin Toni, een gescheiden man van middelbare leeftijd, centraal staat. De microkosmos van Toni die de schrijver onder de microscoop legt, staat treffend afgebeeld aan het begin van het boek in een mindmap met Toni in het midden. Deze afbeelding helpt tegelijk de lezer om wegwijs te raken in de mensen die een belangrijke rol in het leven van de hoofdpersoon spelen.
Toni ervaart zijn leven als één grote teleurstelling en vernedering. Op 1 augustus, op de eerste pagina van het boek, besluit hij er over een jaar een eind aan te maken. Hij neemt zich voor iedere dag een stukje te schrijven om er achter te komen waarom hij niet verder wil leven.
De roman heeft de vorm van een persoonlijk dagboek en is geschreven in de ik-vorm. Het is daarom opgedeeld in twaalf hoofdstukken, voor iedere maand één. De hoofdstukken bevatten evenveel paragrafen als de betreffende maand dagen heeft. Als lezer kom je zo terecht in het doodgewone leven van Toni, een leraar filosofie op een middelbare school in Madrid. Je leest zijn al dan niet filosofische reflecties op zijn leven en zijn herinneringen aan de kleine kring van personen die belangrijk voor hem waren. Door deze reflecties en door de aandacht voor zelfmoord die juist bij mannen van middelbare leeftijd relatief vaak voorkomt, krijgt het verhaal diepgang en zet het je aan het denken.
Door de keuze voor de dagboekvorm kan Toni zonder terughoudendheid schrijven over zijn leven, hij is messcherp in zijn beschrijving van zijn niet-liefhebbende ouders, zijn dikke jongere broertje, zijn bloedmooie en succesvolle maar hatelijke ex Amalia, zijn mislukte zoon Nikita en zijn beste vriend die hij Kunstpoot noemt omdat hij door een aanslag zijn voet is verloren. In het begin rekent hij dan ook af met zijn teleurstellingen in het leven en in de mensen in zijn omgeving. Hij wekt weinig sympathie op. De toon is vaak sarcastisch, somber, met nauwelijks lichtpuntjes maar ook bij vlagen geestig.
'Ik ben al vele jaren lid van de PMAZ, de Partij voor Mensen die Alleen willen Zijn, waarin ik geen enkele functie bekleed. De PMAZ heeft maar één lid, ikzelf, en ik ben er niet eens de baas van.'
De enige waar Toni op gesteld lijkt, is zijn hond Pepa (en Tina). De enige spullen waar hij om geeft, zijn zijn boeken. Zijn ex heeft ooit treffend gezegd dat hij een man is 'die afstand neemt van de werkelijkheid om er via boeken naar te kunnen kijken.' Vooruitlopend op zijn einde, ontdoet hij zich er echter langzaam van. Hij legt ze te vondeling in het park, maar houdt stiekem in de gaten wie ze meeneemt. Zijn grootste zorg is echter bij wie hij Pepa onderbrengt na zijn dood.
De korte paragrafen van twee tot vier pagina’s per dag, waarin zonder waarschuwing schijnbaar willekeurig niet alleen in tijd maar ook van persoon naar persoon wordt gesprongen, maakt dat je als lezer je hoofd er steeds bij moet houden en moet bepalen over wie het gaat en of er sprake is van een terugblik of niet. Na verloop van tijd ken je echter de verschillende familieleden en vrienden beter en kun je de fragmenten steeds sneller in de tijd plaatsen. De cynische kijk van Toni kan aanvankelijk minder uitnodigend zijn, maar na verloop van tijd is het ergste gif gespuid en ontstaat er ruimte voor lichtpuntjes in zijn terugblik op de relaties met anderen. Er ontstaat mededogen met de ander, zodat het uiteindelijk een hoopvol en positief boek is.
Het verhaal meandert langs het dagelijks leven van Toni en de enige spanning lijkt te worden geleverd door het raadsel wie toch al jaren af en toe vileine briefjes over zijn leven door zijn brievenbus gooit. De grootste versnelling in het boek – en in zijn ontwikkeling en kijk op het leven – vindt echter plaats wanneer zijn jeugdliefde Agueda opnieuw 'onverwacht' halverwege het boek haar opwachting maakt in het leven van Toni. Bij de eerste ontmoeting komt hij erachter dat Agueda, met haar 'verschrikkelijke regenjas die smekend lijkt te vragen om asiel in een kledingcontainer', haar hond 'Toni' heeft genoemd. Met haar kon hij vroeger goed praten, geheimen delen en cadeautjes en complimenten uitwisselen. Haar karakter vormt kortom het noodzakelijke tegengif.
Het tellen van de dagen is een rijk boek waarin in soepel proza de 54-jarige Toni tot het inzicht probeert te komen waarom hij het leven niet meer de moeite waard vindt en juist hierdoor zijn kijk op het leven een welkome ontwikkeling doormaakt waarin hij inziet dat je anderen nodig hebt, ook om erachter te komen wie je zelf bent.
Reageer op deze recensie