Wie huilt in het echt, maakt het papier nat
'De grote dichter', 'beroepsbohemien', 'Dzjengis Khaan van de grootverbruikers', bejubeld en verguisd: ziehier Ilja Leonard Pfeijffer (1968). Op 1 maart 2016, het jubileumjaar van de reeks Privé-domein, verscheen Brieven uit Genua, een lijvig egodocument waarin de schrijver toetreedt tot het "barre, bange oord dat werkelijkheid heet." Geen lekker leesboek, maar "het werkelijke uitzicht dat ik heb als ik mijn ogen sluit." Geen decor, maar rauwe werkelijkheid zonder opsmuk. Brieven uit Genua is een brievenboek met echte brieven die zoveel mogelijk werkelijk verstuurd zijn. Geen pageturner, maar een boek dat je rustig tot je neemt, overdenkt, herleest en weegt.
Wie een egodocument schrijft, maakt zichzelf kwetsbaar en neemt welbewust een risico. Pfeijffer wilde met Brieven uit Genua een afgerond verhaal over de ontwikkeling van een persoon maken, waarbij het voor de lezer niet zou moeten uitmaken wie die persoon is. Dat laatste heb je als schrijver niet in de hand. Het is de lezer die bepaalt met welke blik hij naar dit boek kijkt. In hoeverre wil de lezer meegaan met de schrijver, die steeds met nadruk zegt dat hij echt wil zijn en dat hij alleen de waarheid wil vertellen, terwijl deze lezer weet dat juist de vervagende grens tussen fictie en werkelijkheid een centrale plaats inneemt in het werk van Pfeijffer? In hoeverre kan de lezer de schrijver loslaten?
In Brieven uit Genua reflecteert Pfeijffer op zichzelf, op het schrijven en op de wereld om hem heen. Met de nodige humor en op een vriendelijke, maar ironische toon bespreekt hij ondermeer de Italiaanse en Europese politiek, de eventuele terugkeer van Berlusconi, de rivaliteit tussen de beide voetbalclubs van Genua en het Koningslied.
Natuurlijk ruimt Pfeijffer de meeste plaats voor zichzelf in. In de brieven aan zichzelf op jongere leeftijd, die uiteraard nooit verstuurd zijn, beleeft hij zijn eigen mesohadie: op weg van een druistige jeugd naar eeuwige roem daalt hij af naar een emotioneel dieptepunt, waar schimmen uit het verleden opduiken. Een lange rij exen, professoren en collega-schrijvers passeert de revue, waarbij Pfeijffer niet schroomt om hier en daar een vette roddel op te dissen. Vanuit het heden geeft hij commentaar op zijn verleden. Hij (h)erkent zijn eigen drankprobleem, maar ziet het niet als een probleem. Een fietstocht naar Rome met zijn geliefde Gelya zorgt ervoor dat hij kan ontsnappen naar een bestaan zonder verplichtingen, waarbij hij zijn drankprobleem niet onder ogen hoeft te zien. Het is in Genua waar het verleden en het heden weer samenkomen.
Hoewel het succes van La Superba zorgt voor een geluksmoment, gaat het leven knagen. Vrienden uit Genua zijn vertrokken, Gelya is al twee jaar een ex, de eeuwige zomer is verworden tot een "nadruppelende herinnering onder een geknakte parasol", terugkeer naar Nederland zou een nederlaag zijn en op Facebook staan alleen nog verzonnen berichten. Geen enkele relatie blijkt bestand tegen de levensstijl van Pfeijffer, die alles ondergeschikt maakt aan de kunst. "Een vrouw die dat niet snapt, is niet geschikt om een dichter te beminnen." De eenzaamheid slaat ongenadig toe. Gelukkig is er dan de al lang aangekondigde plotwending in de vorm van de mooie, Italiaanse Stella. Zij helpt hem de drank af te zweren en voor het eerst echt te gaan leven. De literaire verwerking van zijn leven zal hij los moeten laten, ook al weet hij niet hoe dat moet.
De vraag of de lezer in staat is de schrijver los te laten, blijft onbeantwoord. Uiteindelijk blijkt het onbelangrijk, net als de vraag of het allemaal echt is. Brieven uit Genua overtuigt door de kwetsbaarheid en door de openheid. Soms opgeklopt en arrogant, tegelijkertijd eerlijk en niet helemaal eerlijk. Filosofisch, intelligent en doordacht. Een egodocument pur sang. Dat, opgeteld bij de prachtige stijl en de gewaagde vorm -wie schrijft er anno 2016 nog een brievenboek-, maakt dit boek tot een waardige opvolger van La Superba.
Reageer op deze recensie