'Wegdwarrelen op de wind als pluizen van een paardenbloem
Dit jaar is het 500 jaar geleden dat Jheronimus (Jeroen) van Aken, later bekend als de schilder Jheronimus of Jeroen Bosch is overleden. Hij ging de geschiedenis in als ‘den duvelmakere’ (de schepper van duivels) en als schilder van satirische voorstellingen. Hij gaf op een vernieuwende wijze invulling aan bestaande motieven en bedacht een reeks van nieuwe composities. Het gevolg hiervan is dat de precieze betekenis van een deel van zijn werk vandaag de dag nog onbekend is.
Met De duivelskunstenaar probeert Matthias Rozemond de lezer mee te nemen naar de tijd waarin Jheronimus Bosch zijn meesterwerk De Tuin der Lusten schilderde. Het is 1481 en Jeroen van Aken keert terug naar zijn geboortestad Den Bosch, nadat hij een lange tijd in het buitenland is geweest. Om te leren, maar meer nog om te ontsnappen aan de liefde van Kathelijne, het meisje dat hem weet te betoveren. Zij is zwanger van hem, maar een huwelijk tussen de twee is uitgesloten. Kathelijne trouwt zijn broer Goessen, maar zal nooit echt gelukkig worden met hem.
Teruggekeerd in Den Bosch vindt Jeroen onderdak bij Goessen en Kathelijne, in het ouderlijke huis In Sint Thoenis, waar ook het familieatelier is. Goessen heeft een grote opdracht binnengehaald, maar heeft geen inspiratie en daarnaast heeft hij niet de helft van het talent van Jeroen. Al snel vraagt hij Jeroen om het af te maken. Het schilderij zal later bekend worden als De Tuin der Lusten.
De late middeleeuwen vormen een kleurrijke periode en het kost Rozemond dan ook weinig moeite om de juiste sfeer neer te zetten, waarin het verhaal zich kan ontwikkelen. Het taalgebruik, de beschrijving van de omgeving en van voorwerpen, de gebruiken: het klopt allemaal. Veel moeilijker is het om de personages tot leven te brengen. Jammer genoeg slaagt Rozemond daar niet in. Weliswaar maken we het kantelpunt in het leven van Jeroen mee, maar het blijft afstandelijk en emotieloos. Als lezer word je het verhaal niet ingetrokken, maar sta je er vanaf een afstandje naar te kijken: als ware het een schilderij. De schilder zelf gaat niet leven. Ook Kathelijne is niet de sprankelende vrouw waar Jeroen zo verliefd op was. Natuurlijk, het verhaal speelt in de middeleeuwen, dus zal ze zich logischerwijze niet zo gedragen als hedendaagse vrouwen, maar ze had wel iets meer karakter verdiend dan dat ze van Rozemond gekregen heeft.
De duivelskunstenaar is niet helemaal wat het lijkt te zijn. De omslag is prachtig en zorgt ervoor dat een vergelijking met De Orgelman van Mark Schaevers snel gemaakt is. Beide boeken gaan over een schilder over wie maar weinig bekend is en in beide boeken lijken kunst en kunstenaar centraal te staan. Wie deze vergelijking maakt, wacht een teleurstelling. Daar waar De Orgelman de lezer meetrekt in de wereld van de schilder en hem een waar kunstcollege aanbiedt, waardoor de schilder en zijn werken opnieuw gaan leven, is De duivelskunstenaar meer een verhaal over een onbereikbare liefde in een historische setting. De schilder zelf komt niet uit de verf en ook zijn meesterwerk krijgt geen extra dimensie. Voor een boek dat niet toevallig in het Jeroen Boschjaar verschijnt, is dat een tekortkoming.
De duivelskunstenaar is prettig geschreven en het wisselend perspectief zorgt ervoor dat de lezer een bredere kijk op de gebeurtenissen krijgt. Het boek is onderhoudend en voldoende inspirerend om na het lezen een bezoek aan de Jeroen Boschtentoonstelling te brengen, maar het verhaal zelf is vluchtig en dwarrelig, als pluizen van een paardenbloem op de wind.
Reageer op deze recensie