Aangrijpend, overweldigend en diep-menselijk
Spanje, begin twintigste eeuw: het land is bezet door een groot imperium. Dorpsbewoners van een dorp in Extremadura zijn uit hun huizen verjaagd en hun onderkomens zijn ingenomen door de ‘dappere strijders van het Rijk’. Het is een warme nacht in augustus en Eva Holman, de vrouw van een militair die een van de huizen kreeg toegewezen, kan de slaap niet vatten. Gelukkig is ze al lang niet meer: haar man Iosif is nog maar een schim van wat hij vroeger was, haar zoon is opgeofferd aan de oorlog en daarvan geeft ze haar man de schuld. De man in wiens schaduw ze altijd heeft geleefd en wiens schaduw ze inademt. Als ze de volgende ochtend opstaat, ziet ze een oude man, mager, gekleed in een donker colbert en een zwarte broek. Hij zit tegen de schutting van de moestuin. Bewegingloos. Woordeloos.
De grond onder onze voeten van Jesús Carrasco (1972) is een aangrijpend, overweldigend en diep-menselijk verhaal over Eva en de oude man, die later Leva blijkt te heten. In plaats van hem weg te sturen, zoekt ze toenadering. Urenlang zit ze bij hem en noteert ze de verwarde woorden die hij spreekt. Stukje bij beetje weet ze zijn verhaal te reconstrueren, waardoor haar eigen beeld van de werkelijkheid steeds verder afbrokkelt. In hun diepste verdriet raken beide werelden elkaar.
Vanuit het ik-perspectief van Eva zien we een man die alles kwijt is: zijn land, zijn cultuur, zijn vrouw en kind, zijn waarden en zijn emoties. Men heeft hem tot een dier gemaakt. Carrasco geeft het verhaal op een bijzondere manier weer: verstild, vervreemdend, met de voortdurende dreiging van (nog)niet-weten. Door de korte hoofdstukken is het verhaal fragmentarisch. Het keiharde en aangrijpende verhaal van Leva wordt afgewisseld met de bij vlagen bijna romantische beschrijvingen van de omgeving waarin Eva woont. Alsof Carrasco de lezer enigszins wil beschermen tegen de gruwelen die Leva heeft meegemaakt. Niet alles tegelijk, zodat de lezer tussendoor op adem kan komen. Pas aan het eind van het boek neemt Leva het vertellen over. Daar kan de auteur de lezer ook niet langer beschermen en moeten we met Leva terug het verhaal in.
Gaandeweg het verhaal verliest ook Eva -net als Leva- steeds meer van haar zekerheden. Haar geloof was ze al kwijtgeraakt. "Met de dood van Thomas was ook God gevallen. Aan hem had ik niets op dat moment, het droevigste moment van mijn leven." De liefde voor Iosif is omgeslagen in haat: "Ik voel weerzin en medelijden, en in plaats van hem in bed te leggen, zoals ik op een ander moment zou hebben gedaan, laat ik hem op de grond liggen. Hij heeft zijn laarzen aan, daarmee zou hij naar de dood moeten lopen, iets waarvan ik vurig hoop dat het vanavond zal gebeuren." Met Leva is daar nu ook de twijfel over het leven dat ze leidt. Ze beseft dat ze moet kiezen: doorgaan op de weg die haar nu onwettig lijkt of de rest van haar leven open en eerlijk onder ogen zien, waarbij ze alles wat ze nog heeft, zal verliezen.
Door het verhaal in de tegenwoordige tijd te vertellen, trekt de auteur de lezer aan de haren het verhaal in. De korte zinnen, het bijna staccato taalgebruik doen de rest. Afstand nemen is er niet bij. Hoewel Eva een voor haar onbekend verhaal van een verwarde man vertelt, is het vanaf de eerste zin volkomen geloofwaardig. Het verhaal van Leva is hard en (helaas) herkenbaar, maar de boodschap erachter is positief: wanneer de ander in onze ogen niet langer een vreemde is, kunnen we ons inleven, krijgen we begrip voor elkaar en kunnen we dichter bij elkaar komen.
Met De grond onder onze voeten heeft Jesús Carrasco na De vlucht opnieuw een overdonderend en verbijsterend, maar tegelijkertijd ontroerend en bemoedigend boek geschreven.
Reageer op deze recensie