Huwelijk van hel en hemel
In de reeks schrijf-over-je-oudersboeken verscheen onlangs Haar goede hand van Marion Bloem (1952). In 1983 debuteerde Bloem met de roman Geen gewoon Indisch meisje, waarin ze schreef over de tweede generatie Indische Nederlanders. Daarna volgden meer romans die vaak verhalen over haar afkomst, het migrantenbestaan in Nederland en de geschiedenis van Nederlands-Indië.
Haar goede hand is het portret van een vrouw die haar kinderen met harde hand, maar ook met opofferingsgezindheid heeft opgevoed. De rollen zijn inmiddels omgedraaid: niet de moeder, maar de dochter zorgt. Moeder worstelt met geheugenproblemen en Bloem wil haar moeder beschrijven voordat "de huidige aan-knopen-en-draden-van-losgeslagen-eiwitten lijdende vrouw de altijd-strijdende-heldhaftige (...) heeft verdrongen." Het is een eerlijk portret, maar tegelijkertijd waarschuwt de auteur de lezer met de woorden "Isn't all biography a kind of fiction anyway." Haar moeder is niet de moeder van haar broers en zus, niet de vrouw van haar overleden vader en niet de dame waarover haar buurvrouw klaagt: het is haar moeder zoals zij haar moeder wil beschrijven. Het blijft fictie en dé waarheid bestaat niet.
Melanie (Mee) de Krijger, inmiddels vijfentachtig jaar oud, geboren in Batavia, draagt het verleden met zich mee. Haar jeugd verliep moeilijk: door polio raakte zij de kracht in haar arm kwijt, waardoor de arm zich ook niet ontwikkelde en in groei achterbleef. Ze werd gepest, maar ging het gevecht aan en zorgde er eigenhandig voor dat het stopte. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zat ze in drie vrouwenkampen, wat ervoor gezorgd heeft dat ze hard voor zichzelf en voor anderen is geworden: "Je moet nooit iemand vertrouwen. Je kunt alleen jezelf vertrouwen."
De Nederlandse samenleving heeft ze nooit goed begrepen en ze bleef altijd een buitenstaander. Met humor beschrijft Bloem dat haar moeder zich altijd urenlang in de keuken terugtrok wanneer er visite was. Er moest extra eten gemaakt worden, want er mocht niet te weinig zijn. Het gevolg was dat de visite alleen achterbleef in de kamer, want in Nederland had je, in tegenstelling tot Nederlands Indië, geen bedienden die voor het eten zorgden. En visite die niet blijft eten, dat was onbestaanbaar.
Naar haar kinderen toe was ze keihard. Bloem herhaalt met regelmaat hoe graag moeder de pollepel hanteerde om haar kinderen discipline bij te brengen. Een minuut te laat voor het eten was al aanleiding voor een ongecontroleerde woedeuitbarsting. Tegelijkertijd was haar moeder ook liefdevol en opofferingsgezind: een huwelijk van hel en hemel. Veel is terug te voeren op de altijd aanwezige angst. "Wie nog niet naar school gaat, begrijpt niets van tijd. Voor een kind duurt plezier altijd te kort, verveling te lang, en angst lijkt nooit te stoppen. Angst beklijft."
Onwillekeurig dringt zich de vergelijking op met Ik kom terug van Adriaan van Dis. Beide romans gaan over een moeizame ouder-kindrelatie, in beide romans speelt het traumatische verleden van de moeder een grote rol, in beide boeken draait het ook om de herinneringen. Daarmee houdt ook de vergelijking op. Waar Van Dis wil weten wat er in het verleden is gebeurd, gebruikt Bloem de herinneringen om een portret van haar moeder te maken en wellicht ook om haar uiteindelijk te begrijpen.
De respectvolle manier waarop Bloem haar moeder beschrijft, maakt indruk. Tegelijkertijd begrijpen we ook hoe moeilijk het soms is om altijd klaar te staan om mantelzorg te verlenen, om steeds opnieuw het mantra over "haar hand", "haar handicap" aan te horen (dat is zelfs voor de lezer al behoorlijk irritant) en om regelmatig onterechte verwijten naar je hoofd te krijgen. Af en toe schaamt de auteur zich voor haar moeder, soms haat ze haar, nooit krijgt ze 'ik hou van je' over haar lippen. Maar steeds is daar die trots en het respect, haar wil om haar moeder te begrijpen. Haar goede hand is een boek om vrouwen als Melanie te eren en in die opzet is Bloem meer dan geslaagd.
Reageer op deze recensie