Eva Meijer overtuigt met Het Vogelhuis
Op 5 januari 1973 sterft Gwendolen Howard, op een leeftijd van 79 jaar. Alleen. In het vogelhuis in Ditchling op het Engelse platteland. Haar naamloze graf is te vinden op de begraafplaats achter haar huis. Hoewel ze het grootste deel van haar leven alleen woonde, was ze niet eenzaam. Gwendolen (Len) had haar mussen, pimpelmezen en koolmezen om zich heen.
In Het Vogelhuis probeert Eva Meijer (1980) te achterhalen wat Len precies dreef toen ze alle schepen achter zich verbrandde, haar familie in de steek liet en zich terugtrok in een klein huisje in Ditchling. De structuur van het boek zorgt ervoor dat de lezer in een soort vertraging terechtkomt, alsof hij zich aanpast aan het trage levenstempo van Len. Al snel wordt duidelijk dat de jonge Len helemaal niet past binnen het gezinsleven van de familie Howard. Haar moeder is vooral negatief aanwezig: altijd ‘ziek’, belust op aandacht en verzot op alcohol. Haar vader vlucht in het schrijven van gedichten. Met hem deelt ze haar liefde voor de vogels.
Op haar eenentwintigste vertrekt Len naar Londen om in een orkest te gaan spelen. Onbegrepen door haar naasten, teleurgesteld in de liefde die ze voelt voor Paul, lijkt dit een stap te zijn om alles te ontvluchten. Toch blijkt ze ook in Londen niet gelukkig te zijn. Als ze opnieuw een teleurstellende relatie heeft, besluit ze te vertrekken en haar viool aan de wilgen te hangen. In Ditchling vindt ze wat ze zoekt: een klein huisje in het bos waar ze eindelijk haar onderzoek naar de intelligentie van vogels kan uitvoeren.
Passages uit het leven van Len worden afgewisseld met de verhalen over de vogels, waarbij koolmees Ster duidelijk haar favoriet is. Zodra Len in Ditchling woont en haar onderzoek start, vertraagt het verhaaltempo. ‘Zien heeft tijd nodig’ en Meijer weet dat op een prachtige manier in Het Vogelhuis te verwerken. Ook de keuze van Meijer om het verhaal vanuit Len te vertellen is mooi. Len past zich aan aan de vogels en de lezer volgt haar gedrag moeiteloos. Len fluistert en de lezer slaat voorzichtig een pagina om; zachtjes, om de vogels niet te storen. Ontroerend is het moment waarop een vogel aan het het eind van zijn leven troost zoekt op de schoot van Len. Bijzonder is de manier waarop ze Ster tellen leert. Tot acht, want voor negen is Len te traag en Ster te ongeduldig.
Len weert bezoekers, want die verstoren de vogels. Haar huis wordt letterlijk een vogelhuis als de vogels ook bij haar binnenkomen. Ze wonen in haar slaapkamer, gebruiken draadjes wol uit haar sokken, uit haar dekens, uit haar stoel en uit haar vloerkleed om nesten te maken en ze zitten op haar schoot. Regelmatig vallen de overeenkomsten tussen mens en dier op en lijken we slechts gradueel van dieren te verschillen. Hoewel het gedrag van Len wel wat zonderling is, accepteert de lezer het moeiteloos. Dat is de verdienste van Eva Meijer, die het verhaal nergens activistisch of belerend maakt. Daar waar Annie Proulx in Schorshuiden deze grens passeert, weet Meijer zich prima in te houden.
Het laatste hoofdstuk (1973) is aangrijpend. Als lezer weet je dat Len aan het eind van haar leven is gekomen. Ster is al weggegaan om niet weer terug te keren. Billy en Groentje zijn vervangen door Tinky, Donny en Mozes. De stoel is opnieuw bekleed en Len heeft thuiszorg. Ze weet dat ze niet lang meer te gaan heeft. Gelukkig heeft ze haar vogelhuis veilig gesteld: na haar dood zal er een vogelopvang in gemaakt worden. Als de koolmezen naar bed zijn, zakt ze terug in haar stoel en sluit ze haar ogen. De lezer sluit het boek. Vastbesloten om de tijd te nemen om beter naar de vogels in de tuin te kijken.
Reageer op deze recensie