Gekwetst, beschadigd, maar niet verloren
“Ik kan net als de meeste mensen in een defect gezin alle ergernissen, verwijten en beledigingen slikken, net als het onrecht dat zich al die jaren in mijn aanwezigheid voltrekt, gesteund door het adagium ‘het is familie, dan moet je meer van elkaar accepteren’. Maar die onzin is gebaseerd op ingewortelde platitudes waarmee vele generaties de vrede bewaren, vooral met het doel om elkaars fouten en slechtheid te camoufleren.”
In Turis beschrijft Ӧzcan Akyol (1984) hoe drie jongens binnen een migrantengezin dat gedomineerd wordt door vader Turis, proberen hun weg te vinden. Turis is een onaangepaste, gewelddadige, manipulatieve man die het liefst dronken op de bank hangt. Hij intimideert zijn vrouw en kinderen, waarbij vooral de jongste het te verduren krijgt. De drie broers kiezen allemaal hun eigen manier om te ontvluchten aan de situatie. De jongste zoon besluit zijn uiterste best te doen om zijn ouders uit elkaar te laten gaan en gaat op zoek naar de waarheid in Turkije.
Na de semiautobiografische schelmenroman Eus is het nu tijd voor een volwassen boek: Turis. Hard, nietsontziend, bij vlagen hilarisch, confronterend en ontroerend. Al in het eerste hoofdstuk wordt duidelijk hoe Turis in elkaar zit. In plaats van trots te zijn op zijn zoon, die de finale tafeltennis bereikt heeft, vernielt hij het batje en zorgt hij ervoor dat de jongen niet mee kan doen aan de finale. Moeder heeft het zwaar, vooral met zichzelf. Ze beklaagt zich dagelijks over haar man, die volgens haar overspel pleegt en over haar zoons waar ze maar weinig aan heeft. Eigenlijk geniet ze van het lijden. Daartussen staat de jongste zoon: op zoek naar zichzelf en tegelijkertijd ook bang voor zichzelf; de gelijkenis met zijn vader is op verschillende momenten opvallend.
De lezer is enerzijds getuige van een zoektocht naar de waarheid en anderzijds van de ontwikkeling van een jonge man die probeert om zich aan een ellendige jeugd te onttrekken. De tijdsprongen zorgen ervoor dat het spannend blijft en dat je als lezer ‘meegroeit’ naar het verhaalheden in 2012. Je ziet de volwassen hoofdpersoon en je leeft tegelijkertijd mee in zijn ontwikkeling. De toon die de ik-persoon kiest, is meedogenloos. “Ik heb steeds minder medelijden en compassie met mijn moeder, maar in de oorlog die ik met Turis voer is ze een onmisbare schakel.” Toch vraagt hij zich af of er voor haar nog wel een leven na Turis is.
Ronduit hilarisch is de beschrijving van het moment waarop Turis zichzelf het leven wil benemen. Laconiek staat hij met een strop om zijn nek zijn zoons aanwijzingen te geven hoe ze het touw over een tak moeten gooien. Sigaret in zijn mond, handen in de zakken. Humor, als niet op hetzelfde moment ook zo verschrikkelijk schrijnend was geweest: “Ik verplaatste mijn blik naar het hek en wilde niets liever dan de bovenkant bereiken, want in een flits rijpte de gedachte, hoe ziek en verwerpelijk ook, dat ik het helemaal niet erg zou vinden als die man straks levenloos aan de boom hing, dan waren wij tenminste van zijn terreur verlost. Een geruststellend vooruitzicht.” Als zijn moeder even later het tafereel completeert en dreigt met een sprong in de IJssel, vraagt de ik zich af: “(...) of er meer kinderen bestonden van wie de ouders afzonderlijk van elkaar op dezelfde avond met zelfmoord dreigden.” En dat doet pijn.
Met Turis is Eus volwassen geworden. Daar waar Akyol in Eus nog af en toe naar de juiste toon leek te zoeken, waardoor Eus soms te nadrukkelijk een jongen van de straat werd, lijkt hij in Turis veel zekerder. In rake zinnen overrompelt de schrijver je. Opnieuw een semiautobiografische roman, maar diepgaander dan Eus. Gelukkig weet de ik-figuur zijn weg te vinden: “(...) emoties. Die moest ik de baas zien te worden anders zou ik nog dieper in hun moeras van kleinburgerlijke ideeën en tradities meegezogen worden.” Gekwetst, beschadigd, maar niet verloren. Er is voor hem zeker een leven na Turis.
Reageer op deze recensie