Satire op de burgerlijke naïviteit
Hondenpoep in de speeltuintjes voor de kinderen, nachtelijke tuinfeesten bij de buren, graffiti op muren: een bekend gegeven en wat doe je ertegen? Weinig. De politie heeft geen tijd om in te grijpen, eigen rechter spelen mag niet: er resteert niets anders dan je erbij neer te leggen en het te aanvaarden. Of toch niet? In Wederzijds van Kees ‘t Hart (1944) zien we dat het ook anders opgelost kan worden. Of dat beter is dan simpelweg aanvaarden, is nog maar de vraag.
De hoofdpersoon van Wederzijds is bezig met het schrijven van een verslag over de afgelopen tijd, waarin hij en zijn vrouw Wies te maken kregen met Wederzijds, een organisatie die zich toelegt op het bestrijden van overlast. De 52-jarige conrector staat weer eens het Ziggokastje voor zijn huis van graffiti te ontdoen, als hij aangesproken wordt door een man en een vrouw in een auto. Zij bieden hem aan om het probleem definitief op te lossen. Hij accepteert het aanbod niet, maar slaat het ook niet af. Een paar dagen later blijkt het probleem opgelost en worden de conrector en zijn 35-jarige vrouw meegezogen in zaken waar ze liever niets mee te maken hebben.
Wederzijds is een roman die de lezer weinig houvast biedt. De verteller is hoogst onbetrouwbaar. Hij maakt een verslag van de gebeurtenissen om te voorkomen dat er later misverstanden tussen hem en Wies ontstaan. Of om zichzelf vrij te pleiten? Hij laat direct al weten dat hij zich nog wel eens laat meeslepen door hersenspinsels. De lezer heeft ook al snel door dat de observaties van de ik-figuur op zijn minst twijfelachtig zijn. Regelmatig slaat zijn fantasie op hol, waardoor hij kleinigheden weet op te blazen tot bijna-rampen. Op een bijna overspannen manier vertelt hij wat hem is overkomen, wat ervoor zorgt dat de scheiding tussen fictie en ‘werkelijkheid’ diffuus wordt.
Daarbij is de verteller zelf niet vrij van onbesproken gedrag. Wies was vroeger een leerling van hem en tijdens haar schoolperiode kregen de twee een relatie. Hij raakte in opspraak en dat maakt hem nog steeds kwetsbaar. Zo loopt hij over van jaloezie als Wies opnieuw contact krijgt met een ex-vriendje en overweegt hij zelfs om Wederzijds in te schakelen om dit contact te verbreken. Uit het verslag blijkt dat de hoofdpersoon er alles aan wil doen om maar ‘goed’ over te komen. Steeds opnieuw zoekt hij een reden waarom zijn handelen toch juist is geweest. Hoewel alles binnen Wederzijds lijkt gebaseerd op vrijwilligheid, wordt er toch een tegenprestatie verwacht. Hij kon dus niet anders, maar werd meegetrokken. Een soort noodlotsgedachte, die echter aan waarde verliest als je bedenkt dat de hoofdpersoon economisch belang heeft bij het ingrijpen van Wederzijds. Hij verhuurt de bovenverdieping van zijn huis via airbnb en dan is overlast geen aanbeveling.
Wederzijds leest als een stream of consciousnessnovel. Eigenlijk gaat het niet zozeer om het verschijnsel Wederzijds, maar meer om het innerlijke proces van de verteller. Postmoderne schrijvers als Kees ‘t Hart beschouwen chaos als iets onvermijdelijks: iets wat in Wederzijds nadrukkelijk aanwezig is. Er is nauwelijks verband te ontdekken tussen de verschillende gebeurtenissen, zoals het afbranden van een school en het in opdracht stallen van een fiets van een onbekende. Ook de personages blijken meerdere identiteiten te hebben. Fransen (een van de leiders) blijkt Van der Kan te heten, maar soms ook Steenhuizen. Tel daarbij op de chaos in het hoofd van de verteller, die eigenlijk alles graag geordend en overzichtelijk wil hebben en je hebt een verhaal dat glibbert als het zeepje onder de douche.
Ondanks dat is Wederzijds een boeiende en goed-leesbare roman. Het onderliggende verhaal is duidelijk en past binnen de huidige tijd van populisme, buurtpreventienetwerken en een glijdende schaal van beschaving. Met korte en nuchtere zinnen beschrijft ‘t Hart de burgerlijke naïviteit van een op orde en netheid gestelde conrector die niet toevallig Veiligheid en Roosters in zijn takenpakket heeft. Zie hier de ironie.
Reageer op deze recensie