Ongelooflijk leuk
Het lijkt een beetje suf om Annie M.G. Schmidt in te leiden. Zowel wijzelf als onze kinderen groeiden toch op met Jip en Janneke, Otje, Floddertje en Pluk van de Petteflet? Wie kreeg niet, als prille puber, Minoes voor de kiezen en welke volwassen vrouw heeft niet gegniffeld met Zwartbessie en haar depressie? Kortom, Annie M.G. Schmidt schreef prettige verhalen en gedichten voor zowat alle leeftijden. Zelf vond ze het "aardige stukjes" en de vele bekroningen - waaronder de Constantijn Huygensprijs en de internationale Hans Christian Andersenprijs - verrasten haar telkens weer. Annie M.G. Schmidt schreef ook mee aan musicals en radiospelen, en een tijd lang had ze een wekelijkse column op de vrouwenpagina van Het Parool. Een selectie van die columns werd begin jaren vijftig gebundeld in drie boeken die taalvirtuoos Wim Daniëls onlangs wilde gebruiken voor Mieters!, een boek over de taal van die tijd. Hij raakte dermate verrukt over deze bijna ondergestofte pareltjes, dat hij uitgeverij Querido verleidde tot een heruitgave. De meest sprankelende en nog steeds eigentijdse stukjes kregen een plaats in Impressies van een simpele ziel anno 2014.
Natuurlijk ademen deze oude columns de jaren vijftig uit. Nederland herstelt langzaam van WOII. Meer en meer vrouwen gaan uit werken. Op reis gaan raakt ingeburgerd. De taakverdeling tussen man en vrouw is nog heel traditioneel, maar kentering is op komst. Damesbladen zweren bij slobbroekjes en gort en Annie M.G. Schmidt bekijkt dit alles met milde spot. Ze is een meesterlijk observator, zowel wat anderen als zichzelf betreft. Mededogen en zelfrelativering gaan hand in hand en humor is nooit ver weg. Zo heeft ze het over op reis gaan, de nieuwste rage. Het valt haar op dat alle mensen die naar ’t buitenland gingen, het zonder enige uitzondering zo geweldig goed hadden.
“Ontzettend hoog (hoe hoog was het daar ook weer, Kees?). En ik had van die hoge hakken, maar ’t ging best, behalve daar bij die woeste bergstroom (kom, hoe heette het daar ook weer, Kees, waar m’n gebit in ’t ravijn is gevallen?).”
Ze rept er met geen woord over, Annie M.G. Schmidt, maar je ziet de hele onderneming voor en na de woeste bergstroom zo voor je. Iets verder vertelt ze monkelend over de uitleenbibliotheek waar gezellige romans over zachte rondingen enerzijds en vierkante kinnen anderzijds van vele dames de voorkeur krijgen. Ze is goddelijk in haar observaties, die ondanks dat halve eeuwtje oud, heel erg hedendaags aandoen. Of wat vindt u hier van:
“Mannen zijn erg als ze ziek zijn. Mannen zijn heel erg als ze met andere mannen mannig doen. Mannen zijn het allerergst als ze pas een auto hebben.”
Hun hele zielenleven gaat op aan bougies en water en olie en overschakeling en de pistonpennen van de zuiger, stelt Annie M.G. Schmidt. Bij elke column spat haar schrijvers- en levensvreugde van de pagina’s. Het is gewoonweg een ongelooflijk leuk boek. We houden er wel aan deze waarschuwing mee te geven: lees het niet op plaatsen waar hardop lachen ongepast is.
Reageer op deze recensie