Lezersrecensie
Van politieman naar politiemens
Oud politieman Jacques Smeets spreekt zijn lezers direct aan in een zeer persoonlijk relaas over zijn werkzaam leven in dienst van de Hermandad. Als jongeman op kamers weet hij zich te bevrijden van de confrontaties met zijn ouders, vooral die met zijn vader, die vol kritiek zit op zijn levenswandel. Voor mij als generatiegenoot (we schelen net twee jaar) is dat een herkenbaar verhaal. Het was de tijd van het generatieconflict, jongeren die een eigen zelfstandig en vooral ook ruimdenkender leven opeisten. Over de politie werd bij Jacques thuis negatief gedacht en gesproken, toch waren ze uiteindelijk trots op hem. "Vreemd hè," lezen we, "dat het zo kan lopen. Eerst werd ik genegeerd, afgezeikt als het ware omdát ik bij de politie ging en toen ik er eenmaal bij was werd ik zowat de hemel in geprezen."
Wat Smeets zich dan wel al vaag realiseert is dat hij door de keuze voor deze loopbaan andere, artistieke ambities verdringt. Het leven is voor hem overleven. En het uniform helpt hem daarbij. Hij wordt in alle opzichten de politieman zoals men zich die voorstelt: gezagsgetrouw, ferm in zijn optreden, loyaal tegenover zijn meerderen. Een man die zich conformeert. Als hij na tien jaar in burger bij de Afdeling Bijzondere Wetten terugkeert in het blauw op straat, staat er: "Ik had het gezag gemist dat het uniform uitstraalt." Maar ook: "Als ik dan toch een keertje misbruik maakte van die macht, bijvoorbeeld door iemand een draai om de oren te geven of een paar keer extra met de gummiknuppel te slaan, voelde ik mij niet echt prettig."
In die eerste, zij het nog voorzichtige zelfkritiek, ligt de kiem voor Jacques' latere belangstelling in zijn eigen psychologie. Maar het zal dertig jaar duren voor het uniform zijn beschermende en tegelijkertijd beperkende werking niet alleen tegenover de samenleving buiten maar juist ook op de persoon die hij innerlijk is, verliest. Tot zijn eigen verbazing begint hij er ineens naar te verlangen het voorgoed aan de kapstok te mogen hangen. Er is een burn-out voor nodig waar hij moeizaam van herstelt om te begrijpen wat er met hem aan de hand is. "Er broeide iets in mij dat eruit wilde en uiteindelijk bleek dit een grote dosis creativiteit te zijn."
Die creativiteit zet hij sindsdien in voor het delen van zijn inzichten over het politieberoep. Hij houdt het handelen van hemzelf en zijn collega's tegen het licht van het feit dat een politieman ook als hij in functie is nog steeds een gewoon mens is. Dat hij bij het uitoefenen van zijn vak voor het grote publiek voortdurend zichtbaar is en door het filmen met mobiele telefoons ook meer en meer in een glazen huisje werkt, mag niet verhinderen dat hij zich als mens blijft gedragen, onder alle omstandigheden. In een krachtig slotpleidooi haalt Smeets de blanke pit uit de ruwe bolster en laat hij zien welke de ontwikkeling is waar hij uiteindelijk echt voor staat en die hij tegenwoordig op alle manieren uitdraagt: die van politieman naar politiemens.
Een buitengewoon boeiend en integer verhaal dat het prachtige vak van diender dicht bij mijn hart bracht.
Wat Smeets zich dan wel al vaag realiseert is dat hij door de keuze voor deze loopbaan andere, artistieke ambities verdringt. Het leven is voor hem overleven. En het uniform helpt hem daarbij. Hij wordt in alle opzichten de politieman zoals men zich die voorstelt: gezagsgetrouw, ferm in zijn optreden, loyaal tegenover zijn meerderen. Een man die zich conformeert. Als hij na tien jaar in burger bij de Afdeling Bijzondere Wetten terugkeert in het blauw op straat, staat er: "Ik had het gezag gemist dat het uniform uitstraalt." Maar ook: "Als ik dan toch een keertje misbruik maakte van die macht, bijvoorbeeld door iemand een draai om de oren te geven of een paar keer extra met de gummiknuppel te slaan, voelde ik mij niet echt prettig."
In die eerste, zij het nog voorzichtige zelfkritiek, ligt de kiem voor Jacques' latere belangstelling in zijn eigen psychologie. Maar het zal dertig jaar duren voor het uniform zijn beschermende en tegelijkertijd beperkende werking niet alleen tegenover de samenleving buiten maar juist ook op de persoon die hij innerlijk is, verliest. Tot zijn eigen verbazing begint hij er ineens naar te verlangen het voorgoed aan de kapstok te mogen hangen. Er is een burn-out voor nodig waar hij moeizaam van herstelt om te begrijpen wat er met hem aan de hand is. "Er broeide iets in mij dat eruit wilde en uiteindelijk bleek dit een grote dosis creativiteit te zijn."
Die creativiteit zet hij sindsdien in voor het delen van zijn inzichten over het politieberoep. Hij houdt het handelen van hemzelf en zijn collega's tegen het licht van het feit dat een politieman ook als hij in functie is nog steeds een gewoon mens is. Dat hij bij het uitoefenen van zijn vak voor het grote publiek voortdurend zichtbaar is en door het filmen met mobiele telefoons ook meer en meer in een glazen huisje werkt, mag niet verhinderen dat hij zich als mens blijft gedragen, onder alle omstandigheden. In een krachtig slotpleidooi haalt Smeets de blanke pit uit de ruwe bolster en laat hij zien welke de ontwikkeling is waar hij uiteindelijk echt voor staat en die hij tegenwoordig op alle manieren uitdraagt: die van politieman naar politiemens.
Een buitengewoon boeiend en integer verhaal dat het prachtige vak van diender dicht bij mijn hart bracht.
1
Reageer op deze recensie