Lezersrecensie
Mensalen zijn net mensen
Ben jij hoogbegaafd en zoek je een subtiele manier om jezelf als zodanig te 'outen'? Leg dan eens de bundel "Het MensaQuotiënt" op je salontafel of bureau. Zodra vrienden en collega’s vragen wat dat is, zeg jij op je nonchalants: ‘O, dat is ons jubileumboek. Ik heb het weer eens uit de kast gehaald.’ En bam, ook jij laat een opbergmeubel leeg achter.
Voordat je de paperback daarna op de plank terugzet, moet je hem beslist ook (weer) lezen. Want dát verdienen Mensaleden Anne Hofstede en Karina Meerman die het soepel leesbare boek in 2003 schreven ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van Vereniging Mensa Nederland.
De uitgave is, zoals het een beetje quotiënt betaamt, het resultaat van een deling: in deel 1 gaat Anne Hofstede grondig in op intelligentie en hoogbegaafdheid in het algemeen, in deel 2 verhaalt Karina Meerman geestig over het verenigingsleven van de club. Daarbij serveren de auteurs heerlijke tussengerechtjes in de vorm van smakelijke interviews met (oud-)Mensalen. Zo proeven we de mens achter het hoge IQ-getal.
Die mens blijkt vaak verrassend ‘gewoon’ te zijn. Zelfs zó gewoon, dat schrijver Yvonne Kroonenberg weer snel lid-af was, want – knipoogt Meerman – ‘een klein aantal leden bleef haar – ook thuis – te enthousiast verwelkomen binnen de vereniging’. BN’ers bekoren blijkbaar ook bollebozen.
Dat niet elke hoogbegaafde hetzelfde is, zou een open deur moeten zijn. Tenslotte is élk mens uniek. Toch leeft er volgens Hofstede in de publieke opinie een bepaald beeld van hoogbegaafdheid ‘als een weinig benijdenswaardige eigenschap. Een bijzonder talent gecombineerd met sociaal isolement en eigenaardig, afwezig gedrag. De Willie Wortels in onze samenleving, zeg maar.’
Maar ook hoogbegaafden zélf hebben vaak een vertekend beeld van hun medemeesterbreinen. Zo biecht ondernemer en televisiepersoonlijkheid Annemarie van Gaal in haar interview op: ‘[…] de allereerste keer bij Mensa viel me wel tegen. Ik verwachtte allemaal mensen zoals ik, met dezelfde normen en waarden. […] Iemand zei dat hij fraudeerde met iets op het werk en ik dacht “mensen zoals wij doen dat toch niet!”. […] maar het is logisch dat we allemaal anders zijn, want het enige dat ons bindt is een bepaalde IQ-score.’
Die bevindt zich bij Mensa in het 98e of 99e percentiel. Dat betekent dat je tot de slimste twee procent van de bevolking behoort. Anders dan vaak gedacht, zo stelt het boek, geeft een IQ-score op zich dus geen toegang tot de club. Begaafdheid uitgedrukt in een IQ-score is namelijk geen absolute eigenschap zoals lengte of gewicht, leggen de auteurs uit, maar is altijd afhankelijk van de gemiddelde scores van andere mensen die dezelfde test hebben gedaan. Om het eerlijk te houden, zijn IQ-tests zo samengesteld dat ze geen verschillen tussen groepen laten zien. Elke vraag die door één groep gemiddeld beter wordt beantwoord, verdwijnt dan ook subiet of wordt gecompenseerd met een vraag waarop een andere groep het beter doet. De tijd waarin de witte westerse man uit de hogere maatschappelijke kringen – toevallig ook de bedenker en financier van de oorspronkelijke tests – bovenaan de intelligentieladder stond, is gelukkig voorbij.
Iedereen die zich aan de uiterst rechtse zijde van de gausscurve bevindt, is dus welkom bij Mensa. Wie denkt daar een homogeen clubje genieën aan te treffen, komt echter – net als Annemarie van Gaal – bedrogen uit. Het pluimage is zeer divers: hoogbegaafden zijn net mensen. Meerman verwoordt dit treffend: ‘Mensa is een soort familie, compleet met lievelingstantes, gekke ooms, pestneefjes en ouwe nichten. Het heeft een warme en een koude kant. Sommige familieleden liggen je beter dan anderen en van familiedagen kan je gillend gek worden.’ Waarom wil je daar dan bij horen?! Omdat, zo vervolgt de auteur, familie ook kan betekenen ‘dat er altijd iemand in de nabijheid is die weet waar je het over hebt en die je accepteert zoals je bent.’
Wat wil een mens(aal) nog meer?!
**
Deze recensie is geschreven op basis van de eerste druk (2003) en verscheen – nét iets anders – ook in Nieuwe MensaBerichten.
Voordat je de paperback daarna op de plank terugzet, moet je hem beslist ook (weer) lezen. Want dát verdienen Mensaleden Anne Hofstede en Karina Meerman die het soepel leesbare boek in 2003 schreven ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van Vereniging Mensa Nederland.
De uitgave is, zoals het een beetje quotiënt betaamt, het resultaat van een deling: in deel 1 gaat Anne Hofstede grondig in op intelligentie en hoogbegaafdheid in het algemeen, in deel 2 verhaalt Karina Meerman geestig over het verenigingsleven van de club. Daarbij serveren de auteurs heerlijke tussengerechtjes in de vorm van smakelijke interviews met (oud-)Mensalen. Zo proeven we de mens achter het hoge IQ-getal.
Die mens blijkt vaak verrassend ‘gewoon’ te zijn. Zelfs zó gewoon, dat schrijver Yvonne Kroonenberg weer snel lid-af was, want – knipoogt Meerman – ‘een klein aantal leden bleef haar – ook thuis – te enthousiast verwelkomen binnen de vereniging’. BN’ers bekoren blijkbaar ook bollebozen.
Dat niet elke hoogbegaafde hetzelfde is, zou een open deur moeten zijn. Tenslotte is élk mens uniek. Toch leeft er volgens Hofstede in de publieke opinie een bepaald beeld van hoogbegaafdheid ‘als een weinig benijdenswaardige eigenschap. Een bijzonder talent gecombineerd met sociaal isolement en eigenaardig, afwezig gedrag. De Willie Wortels in onze samenleving, zeg maar.’
Maar ook hoogbegaafden zélf hebben vaak een vertekend beeld van hun medemeesterbreinen. Zo biecht ondernemer en televisiepersoonlijkheid Annemarie van Gaal in haar interview op: ‘[…] de allereerste keer bij Mensa viel me wel tegen. Ik verwachtte allemaal mensen zoals ik, met dezelfde normen en waarden. […] Iemand zei dat hij fraudeerde met iets op het werk en ik dacht “mensen zoals wij doen dat toch niet!”. […] maar het is logisch dat we allemaal anders zijn, want het enige dat ons bindt is een bepaalde IQ-score.’
Die bevindt zich bij Mensa in het 98e of 99e percentiel. Dat betekent dat je tot de slimste twee procent van de bevolking behoort. Anders dan vaak gedacht, zo stelt het boek, geeft een IQ-score op zich dus geen toegang tot de club. Begaafdheid uitgedrukt in een IQ-score is namelijk geen absolute eigenschap zoals lengte of gewicht, leggen de auteurs uit, maar is altijd afhankelijk van de gemiddelde scores van andere mensen die dezelfde test hebben gedaan. Om het eerlijk te houden, zijn IQ-tests zo samengesteld dat ze geen verschillen tussen groepen laten zien. Elke vraag die door één groep gemiddeld beter wordt beantwoord, verdwijnt dan ook subiet of wordt gecompenseerd met een vraag waarop een andere groep het beter doet. De tijd waarin de witte westerse man uit de hogere maatschappelijke kringen – toevallig ook de bedenker en financier van de oorspronkelijke tests – bovenaan de intelligentieladder stond, is gelukkig voorbij.
Iedereen die zich aan de uiterst rechtse zijde van de gausscurve bevindt, is dus welkom bij Mensa. Wie denkt daar een homogeen clubje genieën aan te treffen, komt echter – net als Annemarie van Gaal – bedrogen uit. Het pluimage is zeer divers: hoogbegaafden zijn net mensen. Meerman verwoordt dit treffend: ‘Mensa is een soort familie, compleet met lievelingstantes, gekke ooms, pestneefjes en ouwe nichten. Het heeft een warme en een koude kant. Sommige familieleden liggen je beter dan anderen en van familiedagen kan je gillend gek worden.’ Waarom wil je daar dan bij horen?! Omdat, zo vervolgt de auteur, familie ook kan betekenen ‘dat er altijd iemand in de nabijheid is die weet waar je het over hebt en die je accepteert zoals je bent.’
Wat wil een mens(aal) nog meer?!
**
Deze recensie is geschreven op basis van de eerste druk (2003) en verscheen – nét iets anders – ook in Nieuwe MensaBerichten.
1
Reageer op deze recensie