Oorlog als moeder van het moderne denken
Wie de fabricage van de Nieuwe Mens in al haar stadia wil leren kennen, moet zijn voelhoorns in elk geval uitstrekken tot in de zeventiende eeuw, ja zelfs tot in de woelige tijden van de Reformatie en de laatmiddeleeuwse mystiek, die daarop preludeert. (Sloterdijk, P - Je moet je leven veranderen)
Aldus Peter Sloterdijk In Je moet je leven veranderen. We moeten dus de 17e eeuw bestuderen, om de hedendaagse mens te kunnen begrijpen. De titel van het nieuwe boek van A.C. Grayling, De tijd van het genie – De zeventiende eeuw en de geboorte van het nieuwe denken, maakt duidelijk dat Grayling dezelfde mening is toegedaan als Sloterdijk. Grayling is hoogleraar filosofie en rector aan het New College of the Humanities. In zo’n 400 pagina’s weet hij een ongelofelijke hoeveelheid feiten over de lezer uit te storten, van een gedetailleerde beschrijving van de Dertigjarige Oorlog tot feiten over occultisme, alchemie, magie en esoterie in het algemeen. In een misschien iets te lang tweede deel van het boek beschrijft hij minutieus de reeks conflicten tussen Europese heersers, die we nu kennen als de Dertigjarige Oorlog. Grayling bevestigt C.V. Wedgwoods stelling dat dit vooralsnog het laatste grootschalige godsdienstconflict in Europa was. Hij illustreert wat de gevolgen zijn van de nederlaag van Frederick V, keurvorst van de Palts, bij de slag op de Witte Berg in 1620. Het occulte streven wat aan Frederick verbonden was, kwam hierdoor onder druk te staan. De katholieke kerk ging zich vol overgave wijden aan de onderdrukking van de interesse in occulte zaken en bewegingen als de Rozenkruisers. Naast de wisselwerking tussen godsdienstoorlogen en wetenschap, laat Grayling zien dat wetenschap en occultisme niet altijd water en vuur waren. Hun gemeenschappelijk belang waarin alchemisten en natuurwetenschappers elkaar vonden, was het terugdringen van de macht van de Katholieke kerk.
Het wordt algemeen aangenomen dat de zeventiende eeuw in Europa de loop van de menselijke geschiedenis veranderde. Het perspectief van de mens op het heelal en op zichzelf veranderde in korte tijd drastisch. Graylings stelling is, dat 'de oorlogen en tumultueuze toestanden destijds een voedingsbodem vormden voor veranderingen omdat juist gezagsdragers in theorie en praktijk faalden te midden van de chaos die ze zelf hadden gecreëerd'. Of dat een juiste conclusie is, valt te betwijfelen, maar Grayling is voldoende van wetenschappelijke scepsis doordrongen om dat zelf te erkennen. 'Maar eerlijk is eerlijk… die visie wordt niet door iedereen gedeeld,' zegt hij hier zelf over. Hoewel het moeite kost om door de lange beschrijvingen van de gevechten te worstelen, is het boek de moeite van het lezen waard. Een ideeëngeschiedenis, die met name overtuigt in de hoofdstukken over het ontstaan van wetenschappelijke genootschappen, de rol van een correspondentennetwerk en de koeriersdienst van de Taxis familie, de zeventiende-eeuwse voorloper van de telecommunicatienetwerken. De beschrijving van deze belangrijke periode in de westerse geschiedenis laat zien dat Grayling op zijn best is als chroniqueur van de zeventiende eeuw. De toekomst zal leren, hoe we zijn interpretatie van deze interessante periode moeten beoordelen.
Reageer op deze recensie