Kan het circus je redding zijn?
Noa is een Nederlands meisje dat het huis uitgezet wordt wanneer ze zwanger blijkt te zijn van een Duitse soldaat. Wanneer het kind haar meteen na de geboorte afgenomen wordt, komt ze als schoonmaakster op het station van Bensheim terecht. Op een dag ontdekt ze een goederenwagon vol Joodse baby’s en ze beseft meteen dat die ten dode opgeschreven zijn. Voor ze goed en wel beseft wat ze doet, pakt ze een van de baby’s op en gaat op de vlucht.
Astrid is in de steek gelaten door haar Duitse echtgenoot en heeft onderdak gevonden bij een Duits circus. Ze is zelf opgegroeid in een circusfamilie en kan meteen als trapeze-artieste aan de slag. Wanneer op een dag de jonge Noa bij hen terechtkomt, wil het aanvankelijk niet bepaald boteren tussen de twee. Noa’s enige kans op bescherming in het circus is mee te werken aan het acrobatennummer van Astrid en dus zijn de twee tot elkaar veroordeeld…
Het weeskind kent een proloog en een epiloog, beide geschreven door de ogen van de inmiddels bejaarde Astrid. Alles daartussen, zowat het hele boek, is één lange flashback. En dat werkt bijzonder goed. De auteur toont ons het harde leven van circusmensen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het wordt steeds moeilijker om het circus draaiende te houden, wanneer zowat heel Europa in oorlog is. We maken niet alleen kennis met de hoofdpersonages Noa en Astrid. Ook Theo, de baby die Noa voor een gewisse dood behoed heeft, en de nieuwe liefdes van de beide vrouwen komen uitgebreid aan bod.
Het weeskind is geen boek waarin de gruwelen van de oorlog te uit en te na besproken worden. De focus ligt op geen enkel moment op de nazi’s, wel op het dagelijkse leven van gewone mensen. Mensen op de vlucht, mensen die hun leven niet zeker zijn, maar die toch allen op zoek zijn naar vriendschap en liefde. Het verhaal van Noa en Astrid is er een van knokken, van vallen en weer opstaan. Maar wat als het mis dreigt te gaan met het circus, hun bescherming tegen de boze buitenwereld? Is hun band sterk genoeg om elkaar te behoeden voor gevaar, om elkaar een kans op geluk te gunnen? Of zullen de geheimen die er nog steeds zijn hun lot beslechten?
Pam Jenoff (1950) is een Amerikaanse die niet alleen auteur is, maar ook jurist en hoogleraar. Nadat ze eerst een master in de geschiedenis haalde, ging ze later rechten studeren. Ze werkte tijdelijk bij het Amerikaanse consulaat in Krakau, waar ze expertise over de Pools-Joodse relaties en de Holocaust opdeed. Ze is vooral bekend van de internationale bestseller The kommandant’s girl (vertaald als Het meisje van de kommandant), die genomineerd was voor een Quill Award. In een nawoord in Het weeskind vertelt Jenoff dat ze tijdens de research voor het boek op twee bijzondere verhalen stuitte in de archieven van Yad Vashem (de officiële staatsinstelling van Israël voor het herdenken van de Joodse slachtoffers van de Holocaust en de redders van Joden). Een verhaal over een wagon vol baby’s die naar een concentratiekamp gedeporteerd werden en een verhaal over een Duits circus dat tijdens de oorlog onderdak verleende aan Joden. Deze verhalen zou de auteur combineren in haar boek. Voor de vertaling ervan was Monique Eggermont verantwoordelijk.
De beleving van Het weeskind zal voor iedereen anders zijn. Wie bij een ‘oorlogsboek’ veel historische feiten en namen verwacht, zal er allicht niet zo gecharmeerd van zijn. Kun je echter genieten van een mooi verhaal met het circus als bijzondere insteek, dan zit je gebeiteld.
Reageer op deze recensie