Cynisme met een grimlach
Net als in zijn vorige werk ontrafelt de Spaanse schrijver Rafael Chirbes (1949) in zijn nieuwste roman Aan de oever op haarscherpe wijze de recente geschiedenis van het Iberische schiereiland. Opnieuw wisselt hij daarbij van perspectief, zo goed als zonder aankondiging of aftiteling, behoudens een paar cursiveringen. Is de zakenman Francisco, een opportunist pur sang en zoon van een falangist, aan het woord, Liliane, de Colombiaanse huishoudster van de timmerman Esteban en zijn dementerende vader, Esteban zelf of een van de werknemers, of iemand van het informele vriendenclubje dat eens in de zoveel tijd samenkomt?
Het deert niet, want het gaat om wat de personages te berde brengen – dat klinkt logisch, maar is niet vanzelfsprekend –, onder meer over de veranderende maatschappij, het geloof, de (economische) vluchtelingenstroom, werkloosheid, de afkalvende zorg, de terugtrekkende overheid en de beerputten van het grote geld. Om maar eens een paar hangijzers te noemen die natuurlijk niet alleen in Spanje voor verhitte discussies zorgen. Eigenlijk spreekt de schrijver met één entiteit, één ziel , zonder daarbij, van elementair belang, ook maar een enkele keer ‘de kop op de pagina op te steken’. Als de acteur die, vrijwel altijd onverteerbaar, de kijker direct in de camera aanspreekt. Chirbes probeert via de verschillende personages al de facetten van de menselijke ziel te laten zien.
Esteban is begin zeventig en is van jongs af werkzaam geweest in de meubelmakerij van de familie. Niet dat hij geen ambities had, maar het is er eenvoudigweg niet van gekomen. Hij is ook altijd bij zijn ouders blijven wonen. Zijn moeder is geruime tijd geleden overleden. Esteban was haar lievelingetje, net als zijn zusje Carmen dat van zijn vader is, of beter: was. Zij is naar de grote stad vertrokken en vader heeft zich teruggetrokken in zijn eigen beperkte wereld. (Waar hij eigenlijk altijd al in vertoefde. Een engagement met de wereldproblematiek, voor empathie met de kinderen is eigenlijk geen tijd.)
Vader heeft als communist gevochten tijdens de burgeroorlog en na afloop een drietal jaren in de gevangenis gezeten. Zoals zo vaak had hij zijn gefnuikte ambitie graag door zijn zoons verwezenlijkt willen zien. Maar de oudere broer van Esteban begint een garage en Esteban maakt de school voor schone kunsten niet af. Hij is geen beeldhouwer, geen bevlogen handwerkman. Hij is – zoals veel personages in de romans van Chirbes – teleurgesteld in het leven, maar berust daarin. Ja, er was liefde. Een naar het leek wederzijdse grote liefde. Maar Leonor kwam oorspronkelijk uit de nabijgelegen stad, was weliswaar de dochter van een visserman, maar zag in wijnschrijver en entrepreneur – én beste vriend van Esteban – Francisco een beter toekomstperspectief.
Te laat, veel te laat, besluit Esteban om alles op het spel te zetten. Voor Leonor hoeft hij dat niet meer te doen. Zij is, nadat ze onder de hoede van Francisco uitgegroeid was tot een haute cuisine chef, vroegtijdig aan een fatale ziekte overleden. Hij wil nog eenmaal, krampachtig bijna, zijn vleugels uitslaan en vervalst daarvoor de handtekening van zijn tirannieke vader om aan de bankrekeningen te kunnen komen, legt daar zijn stiekem vergaarde eigen centjes bij en beleent de meubelmakerij en een stuk grond dat eigendom is van de familie. Dit alles met het doel partner te kunnen worden in een vastgoedproject.
Maar de markt is sindsdien ingestort. De bouw ligt stil en de bank legt beslag. Zijn beoogde compagnon, de mooiprater Pedrós, is met de noorderzon, c.q. de oosterzon vertrokken. Wat voor toekomst heeft Esteban nog? Waarom zou je die zieltogende bejaarden maar onbeperkt in leven houden? Chibres trekt fel van leer tegen de bankiers, speculanten en de verregaande corruptie bij dergelijke projecten, net als in zijn roman Crematorium (2010). De drang om zonder enige scrupules buitensporig groot te worden, waarbij het kleine, het menselijke uit het oog wordt verloren. Geld koopt, ook in het geval van Francisco, onschuld voor de nakomelingen.
De brave gepensioneerde is puur theater. Chibres toont aan dat er werkelijk geen onschuldig mens bestaat. Esteban en consorten zijn cynisch, maar het is een cynisme met een grimlach, dat direct een spiegelreflex bij de lezer oproept. Aan de oever gaat over onderlinge verhoudingen die, uiteraard, aan verandering onderhevig zijn. Over de pijn van het ouder worden, over het verlies van kennis, over de onmacht ten opzichte van de dood maar evengoed ook over de verdwijnende arbeidersklasse en arbeidsethiek, de negatieve connotatie van het ondernemen, de steeds groter wordende kloof tussen arm en rijk, de fake vriendschappen op computernetwerken, de sensatiezucht van de (tv)media als ook over supermarktvoedsel en het verloren contact met de natuur.
Waar gaat deze roman zo tussen neus en lippen niet over? De kracht is dat het allemaal in één vloeiende beweging wordt gebracht en dat je niet het idee hebt dat je belerend wordt toegesproken.
Reageer op deze recensie