Een bijzondere eenheid
We blijven overwegend blij met de hang van de uitgeverswereld naar het uit de kast halen van (al dan niet rechtenvrije) klassiekers. De schatkamer van Meulenhoff heeft bijvoorbeeld onder meer al geleid tot de herwaardering van de boeken van John Fante (1909 – 1983). En natuurlijk is daardoor ook het beperkte, maar wonderbaarlijke oeuvre van de stilistische geweldenaar Bruno Schulz ( 1892 – 1942) weer beschikbaar. Waarover (een weinig later) meer.
Van wat recentere datum is de verhalenbundel Heilige beelden van de in het Engelse Devon wonende, van oorsprong Ierse schrijver William Trevor (1928) die in het origineel in 2004 als A Bit on the Side verscheen en waarvan de vertaling in 2006 niet al te veel opgemerkt in Meulenhoffs archieven belandde.
De twaalf verhalen in deze bundel vormen een bijzondere eenheid, huizen als het ware samen tussen de twee kaften. Het verkrijgen van een dergelijke eenheid vereist een groot vakmanschap. William Trevor (Cox) werkt dan ook al sinds zijn debuut in 1958 gestaag aan een imposant ingetogen oeuvre waarbij de invloed van het verleden op gebeurtenissen in een later stadium van het leven van zijn personages, of zelfs op latere generaties een belangrijke rol speelt. Elke waarachtige literator schrijft over herinnering, over tijd, over ‘lijken in de kast’, over welke vreemde machten, over welke emoties een mens drijft.
De kracht van de teksten ligt in de terloopsheid waarmee je binnen de belevingswereld van de personages wordt getrokken. Steen voor steen worden monumenten opgebouwd voor geschonden mensen c.q. de zwakkeren in de samenleving: bejaarden, teleurgestelde middelbare vrijgezellen, zowel mannen als vrouwen, en vooral ongelukkig getrouwde stellen. De realiteit is maar moeilijk te verkroppen en daarom creëert men een eigen wereld waarin naar believen teruggetrokken kan worden, waar men zelfs een zekere tevredenheid ervaart. Dat alles natuurlijk wel in eenzaamheid, het cement binnen deze verhalen.
In Afzondering, reist een vermogende vrouw rond over het Europese continent, haar overleden ouders ‘achterna’. (Denk aan Trevors roman Het verhaal van Lucy Gault waar de ouders van hotel naar hotel trekken om te vergeten.) Haar vader was vroeger veel van huis, op onderzoek als Egyptoloog, een escapist met alleen de flauwe intentie om ooit een keer boeken over het onderwerp te laten verschijnen. O, geschreven had hij ze wel. Moeder, degene met een flinke erfenis, had een minnaar, en dochter imaginaire ondersteuning van maar liefst twee vriendjes. Het reizen van de vrouw als volwassene heeft iets van een tijdelijk oplossing voor haar gemis, voor haar eenzaamheid, voor haar schuld, maar het krijgt een permanent karakter. Ze kan eigenlijk niet meer terug, heeft het schijnleven nodig, een artefact.
Waar Trevor in al zijn tederheid nog weleens wreed kan zijn als het leven zelf, gunt hij de vrouw hier een uitweg. Een eveneens Engelse heer groet haar bij een wandeling op de boulevard in Italië. Ze raken aan de praat, en ze vertelt hem met halve woorden wat er in haar jeugd is gebeurd met de minnaar van haar moeder in het trappenhuis, door haar toedoen.
‘De onopgestoken sigaretten worden vertrapt onder een schoen. Er is het knappende geluid, de versplinterde leuning. Er zijn van uit de diepte opkijkende ogen. Er is de doodsgrijns.’
O, wat laat Trevor je de behoefte van deze vrouw intens voelen om één keer werkelijk contact te maken. Haar gesprekspartner is begripvol.
‘Bij hen lag de schuld, [ … ] bij hem omdat hij haar niet genoeg kende, bij haar omdat ze dat ten volle uitbuitte. Bij hen lag de schaamte, maar toch betoont hun geest zich mild in ons gesprek: schuldgevoel hoeft niet altijd vreselijk te zijn noch schaamte onwaardig.’
Maar, is deze Engelse heer misschien ook een imaginaire vriend?
‘Want we leven een leven van onvoltooide of nooit gevoerde gesprekken.’
Het ongemak straalt af van het openingsverhaal Stervensbegeleiding. Een vrouw heeft haar hele getrouwde leven lang met een bullebak samengewoond. Zeventien bunder land, een schapenfokkerij en een huis met meubilair had ze van een tante geërfd vlak na haar trouwen. Haar man hield zich zonder een schrijntje succes bezig met renpaarden, steeplechases en dergelijke. (Veel hindernissen!) Zijn mislukking uitte zich in opgekropte woede. Verwensingen tegen zijn vrouw. Stemverheffingen, grove taal, tegen eenieder die zich op hun land waagde. Veel geschreeuw, weinig wol. Als hij eens een keer fysiek was geworden, had ze dat beter kunnen verdragen. Van de zeventien bunder land was vlak voor zijn dood nog maar een lapje over, op het huis rustte ineens een hypotheek.
Dan verschijnen vlak na de dood van de man ineens twee godsvruchtige dames aan de deur. Zusters van in de zestig die nabestaanden opvrolijken.
‘“We hoorden dinsdag pas van uw nood,” verontschuldigde de magerste en kleinste van de twee zich. “Dat gebeurt een enkele keer, dat wij er niet van horen.”’
De vrouw beslist om haar hart uit te storten, om eindelijk eens tegen iemand – er mocht van haar man nagenoeg niemand langskomen – de waarheid te vertellen, ondanks de motieven van de zusters, zieltjeswinnen namelijk. Ze zegt dat ze nu eindelijk het restant kan verkopen, dat ze eigenlijk nooit van haar man heeft gehouden, dat hij een moeilijk mens was, dat hij met haar om het geld en het huis getrouwd is, dat er geen rouw in het huis is. De vrouwen zien het als hun taak om haar te kalmeren, willen niet echt luisteren, zeggen dat ze door de dood van haar man uit haar doen is.
En dan daalt de twijfel ook bij de weduwe weer in. Dat ze zelf toch ook gebleven is, voor het huis dat haar in goed vertrouwen is geschonken én toch ook omdat hij zich alleen niet zou redden. Ze verzacht haar eigen woorden, zegt dat ze niet de indruk had willen niet van haar man te hebben gehouden. Ze ontkent, durft zelf ook niet de hele waarheid onder ogen te zien en geeft zichzelf de schuld.
Het titelverhaal, in de Nederlandse vertaling welteverstaan, speelt opnieuw in een rurale setting in Ierland. Corry’s vrouw Nuala is alweer zwanger en er is eigenlijk nauwelijks geld om het gezin draaiende te houden. Gelukkig hebben ze een bescheiden huis en een lapje grond. Een (nieuwe) bezitster van een landhuis heeft jaren her het geld voor dat arbeidershuisje voorgeschoten omdat Corry een enorm talent heeft, hij kan als geen ander houten beelden snijden, hele heiligenstallen op levensgroot formaat als het moet. Maar er is geen werk voor hem. Een priester zegt dat hij te laat is geboren, dat er in een andere tijd meer dan voldoende voor hem te doen zou zijn geweest. De veranderende wereld, geen interesse meer voor vakmanschap. (Wellicht ook een sneer van Trevor naar de tanende belangstelling voor de literatuur. In ieder geval een verwijzing naar de tijden van weleer in Ierland, ‘Trevors minnares ‘, de Engelse titel A Bit on the Side in gedachten. Hijzelf al sinds de jaren zestig woonachtig in Devon.)
Corry gaat bij de bezitster van het landhuis op bezoek om geld te vragen voor een jaar onbezoldigd studeren bij een steenhouwer. Na dat jaar kan hij dan in loondienst letters aanbrengen in zerken. De reis naar het landhuis – de bus en de huurfiets gaan natuurlijk eigenlijk al boven het budget – loopt op niets uit. Ook het landhuis is vervallen. (Zoals ook in Het verhaal van Lucy Gault.)
Zijn vrouw Nuala zit ook niet stil en biedt haar ongeboren kind, uiteraard met niet zo veel woorden, aan een kinderloos middenstandechtpaar aan, dat wil zeggen, alleen aan de vrouw in bedekte termen. Een simpele transactie, wat spaargeld van de een, een kind van de ander. Maar de kinderloze vrouw wijt haar voorstel aan de zwangerschap. (Net zoals bij de vrouw van de steeplechaser aan de verse dood van haar man.) Nuala heeft niets gezegd tegen haar man. Ze moet hem troosten, omdat hij nu als wegwerker aan het werk moet, ze moet sterk zijn. Gelukkig heeft ze zijn houten heilige beelden waarbij ze troost kan vinden.
De verhalen van William Trevor zijn delicaat, getuigen van veel wijsheid, iets dat natuurlijk te verwachten is van de nestor van de Ierse/Engelse literatuur. Heilige beelden is een verhalenbundel die staat als een huis.
Reageer op deze recensie