Een bladerboekje
Jaap Toorenaar (1954), tekstschrijver bij een reclamebureau en derhalve beroepsmatig geïnteresseerd in de overtuigingskracht van woorden, plaatste in september 2013 in het tijdschrift van het Genootschap Onze Taal een oproep om wijsheden van ouderen in te sturen. Getuige de in de verzamelaar Mijn moeder zei altijd, de mooiste uitspraken van onze ouders en grootouders achterin opgenomen lijst met inzenders – een marketingtechnisch beproefde truc, honderden ‘medewerkers’ zullen dit boek inmiddels in de kast hebben staan – moeten de reacties overweldigend zijn geweest.
Met dit boek probeert, aldus het voorwoord, Toorenaar onbekend bemind te maken, of althans te zorgen dat bepaalde (opvoedkundige) uitspraken niet voorgoed in de oude doos verdwijnen. Daartoe heeft hij de inzendingen in pakweg twintig categorieën onderverdeeld, zoals ‘Niet zeuren’, ‘Gewoon dooreten!’, ‘Niet bestemd voor kinderen’ en ‘De baas in huis’. Een hoop onschuldige tegelwijsheden uit de praktijk:
‘Ook door kleine ruitjes kan de zon schijnen.’
‘Ik ben verzadigd en verkwikt en nu voor het afwassen ongeschikt.’
Maar het boek wordt gedomineerd door volkse sneren:
‘Wie leverworst eet of een weduwvrouw trouwt, weet nooit wat daar is ingedouwd.’
Bij een scheur in de broek: ‘Ach, zelfs in de beste dames van Den Haag zit een scheur.’
Over de priester: ‘Die gaat met zaad en al de grond in, net als een komkommer.’
Waren onze voorouders werkelijk zo direct, om niet te zeggen plat. Hoogstens in huiselijke kring waarschijnlijk. Het nadeel van het zonder veel omlijsting opsommen van de inzendingen, is dat wanneer je het boek in zijn geheel tot je neemt, het al snel uiterst vermoeiend is. Maar goed, het is bedoeld als een eerste – iemand van het Eindhovens Dagblad publiceerde rond 1980 al eens Ons moeder zei altijd – inventarisatie. Met een beetje goede wil kun je het beschouwen als een naslagwerkje van grotendeels verdwenen levenswijsheden. Een bladerboekje voor het moment dat de verveling onverwacht toeslaat.
Nog een paar aardige inzendingen:
‘Mijn opa had zeven kinderen en daar was hij ook trots op. Maar wat zei hij altijd? “Er is er niet een van mij.” Waarna hij de verbaasde toehoorders uitlegde: “Eén van maart, twee van april, één van jul, drie van september, maar niet één van mei.’
‘Mijn moeder wist hoe het gezin werkte: “De man is het hoofd van het gezin, maar de vrouw is de nek. Zij draait het hoofd zoals ze het hebben wil.”’
Reageer op deze recensie