Als debuutroman geslaagd
Stormachtig zijn de reacties in de pers aangaande de debuutroman Muidhond van Inge Schilperoord (1975). ‘Ze is stilistisch, en schrijft empatisch, maar ook beheerst. Het verhaal is mooi en wreed tegelijk.’ ‘Indringende, beklemmende, buitengewoon goed geschreven roman.’ ‘Een briljante, noodzakelijke roman.’
Zo ver zou ik niet willen gaan. Schilperoord, forensisch psycholoog, zet haar beroep vakkundig in bij de beschrijving van de worsteling (met zijn seksuele voorkeur) van hoofdpersoon Jonathan, een laat twintiger. Hij is bij gebrek aan bewijs in hoger beroep vrijgesproken voor een zedenmisdrijf en de opgelegde gevangenisstraf en de terbeschikkingstelling zijn vooralsnog nietig verklaard. Maar het Openbaar Ministerie kan nog om heropening van de zaak vragen als er nieuw bewijsmateriaal zou worden gevonden. Een van de zwaarden van Damocles die Jonathan boven zijn hoofd heeft hangen.
Het gekozen decor is effectief, een metafoor: een woonwijk die afgebroken is in een stadje aan zee. (Met een meertje en duinpannen waarin zich van alles zou kunnen afspelen.) Er staan nog maar twee huizen. In de ene woont Jonathan met zijn bejaarde moeder, in de ander een jong meisje met haar grotendeels uithuizige moeder, werkzaam in een café, aan beiden zijden van de bar, naar het lijkt. De bardame kijkt nauwelijks om naar haar dochter, hetgeen bij Jonathan zorggevoelens oproept. Binnenin hem woeden tevens angsten en stormachtige geiligheid. Hij probeert ze met zijn (ietwat beperkte) ratio, met behulp van een werkboek van de psycholoog en een strak tijdschema te onderdrukken.
Ook de hoogbouw in de wijk is verdwenen. In een van de flats woonde een ander jong meisje, ene Betsy, waar Jonathan naar alle waarschijnlijkheid iets mee heeft uitgespookt, maar dat niet zonder gerede twijfel kon worden bewezen. Letterlijk en figuurlijk is zij van het toneel verdwenen, af en toe, en dat is goed gedaan, laat Schilperoord een flardje met betrekking tot Betsy in het hoofd van Jonathan toe. Deze roman speelt zich eigenlijk geheel tussen zijn oren af. Het zal dan ook een behoorlijke kluif worden voor de scenarioschrijver en de regisseur om een rolprent op het witte doek te krijgen die recht doet aan het gegeven. (Naast een aantal vertalingen zijn de filmrechten namelijk verkocht.)
Een sterk gegeven namelijk: een man die in het diepst van zijn ziel goed wil doen, die eigenlijk beslist niet aan zijn aberratie wil toegeven, die koste wat kost zijn woede onder controle wil houden, maar, alsof het buiten hem omgaat, de greep op zijn daden verliest, of eerder lijkt te verliezen.
Schilperoord hanteert vooral in de eerste honderdvijftig pagina’s een stacattostijl. Je smacht af en toe naar een wat langere zin. Maar goed, laten we er vanuit gaan dat het hier het idioom van Jonathan betreft. De detaillering is ook wel te begrijpen, al maakt het de tekst zo nu en dan wel erg beschrijvend. Hoed u voor al te veel opsommingen.
‘Hij zette water op, schilde drie aardappels, kookte ze en sneed ze in gelijke blokjes, opende een blikje maïs, schudde de vierkante korrels in een bakje en zoette ze met suiker. Tot slot sneed hij kaas af en nam wat van Milks brokjes mee.[ Milk is Joathans hond] Van boven pakte hij zijn rugzak en stapelde alle bakjes met aas erin op. Als laatste verzamelde hij de hengels, emmer, dobbers en toen was hij klaar om te gaan.’
Jonathan heeft de handelingen nodig om in het gareel te blijven, ontleent er een zekere (schijn)rust aan. Schilperoord laat het stekelige randje aan die rust goed voelen. De innerlijke strijd is goed verwoord, maar de spanningsboog is toch wat flauwtjes. Dat komt toch mede door de wat hakkelende stijl. (De titel is al om over te struikelen. Een muidhond is overigens een andere benaming voor een zeelt, een karpersoort.)
Jonathan heeft een aquarium, maar zijn vissen zijn kort na zijn arrestatie met de buik naar boven komen drijven. Zijn moeder is op leeftijd en is verslaafd aan tv-kijken en lust ook wel een flink glas wijn. Hij vangt in een meertje een zeelt, ook wel doktersvis genaamd, die waarschijnlijk door een aalscholver of een reiger is verwond. In zijn aquarium zal hij hem helen, net zoals hij hoopt dat de vis hem zal genezen. Een mooie parallel.
De beschrijvingen van de gevoelens die Jonathan heeft voor het meisje zijn ergens wel ontroerend. Ze zijn ook niet uitsluitend duister, in tegendeel zelfs. Hier is Schilperoord bij tijd en wijlen inderdaad mooi en wreed tegelijk. Jonathan heeft zogezegd het beste met het meisje voor, maar ‘de barbaar’ in hem, die dwangstem, wil dat hij via haar geneest. Wil de onschuld gebruiken om zijn schuld als het ware weg te wassen. Het meisje richt een dierenclub op waar Milk de hond, Tinca Tinca de zeelt en zij lid van zijn, Jonathan wil ze ook we toelaten, want ze gelooft de (weinige) mensen om haar heen niet. Ze vindt hem lief en aardig – hij kookt ook regelmatig wat voor haar – en helemaal niet gevaarlijk en eng.
Jonathan houdt zich steeds maar voor dat hij door haar getest wordt. Hij wil die testen doorstaan, maar heeft tegelijk heel erg behoefte aan de nabijheid van het meisje, probeert haar ook bewust letterlijk op afstand te houden, ook op zijn kamer als ze keer op keer naar de toestand van de vis komt kijken. De ambivalentie is door Schilperoord sterk beschreven. Jonathan wil ditmaal goed doen en slaat (tegen het einde net iets te vaak) de hand aan zichzelf. Maar die zelfbevrediging kan hem niet verlossen, bezwaard hem eerder nog meer. De roman speelt tijdens een hittegolf, langzaam werkt Schilperoord naar een kookpunt toe. De plot is grandioos gevonden – een beschuldigende vinger is makkelijk uitgestoken, of je er nu iets mee te maken hebt of niet, je blijft een dader – en het einde is ook goed uitgewerkt, mooi open gelaten terwijl de afloop voor eenieder toch duidelijk is. Als debuutroman is Muidhond geslaagd. Zouden we hier niet een heel klein beetje met een hype te maken kunnen hebben?
Reageer op deze recensie