Een echte Indriðason? Jazeker, maar geen grand cru.
Tot ver over de IJslandse landsgrenzen klinkt zijn naam als een onvervalste thrillerklok. Hij schrijft welbeschouwd al ruim twintig jaar spannende boeken. Arnaldur Indriðason (1961) heeft een mooi gevulde prijzenkast, die hij voor een groot gedeelte te danken heeft aan zijn veertien boeken met de alom geprezen politiespeurder Erlendur Sveinsson. In Blauwzuur geeft Erlendur echter (voor even?) de fakkel door aan rechercheur Flóvent en aan Thorson van de militaire politie. Beide heren moeten op zoek naar de moordenaar(s), alsook naar het hoe en waarom van de gepleegde misdaad.
De auteur keert terug naar de periode van de Tweede Wereldoorlog, waarin Reykjavik in 1941 overspoeld wordt door een groot bezettingsleger van Engelse en Amerikaanse militairen. De IJslandse mannen zijn niet te spreken over deze situatie; heel wat vrouwen zien immers wel wat in die geallieerden. De toestand wordt er niet beter op als men in een appartement een vermoorde, onbekende man vindt. Een handelsreiziger, te merken aan de koffer die in het appartement staat. Al snel blijkt dat hij werd gedood met een Amerikaans pistool. Rechercheur Flóvent moet aan de bak, geassisteerd door Thorson, een integer en onervaren lid van het hoofdbureau van de MP. In de koffer van de vertegenwoordiger ontdekt men eveneens een blauwzuurcapsule, een Duitse zelfmoordpil. Vanaf dat moment begint de hele moordzaak sterk naar spionage te ruiken.
Tijdens het lezen van het boek drijf je naar rustig vaarwater. Geen wilde cascades, je vloeit behoedzaam mee met de stroom. Verwacht in Blauwzuur geen hoogoplopende actie, of een subliem opgebouwde spanningsboog. Dit laatste thrillerelement behoort anders wel tot een van de handelsmerken van de schrijver. Het verhaal wil maar niet bruisen.
'Toen ze bij Rudolf Lunden op de deur klopten gebeurde er niets. Flóvent keek door het raam naar binnen, maar zag nergens iets bewegen. Thorson liep om het huis heen, maar ook hij ontdekte geen tekenen van leven. Alles was zorgvuldig afgesloten, alles was duister, alsof er nooit iemand had gewoond. De milde augustuszon slaagde er zelfs niet in de donkere, met schelpzand afgewerkte muren iets minder koud te doen lijken.'
In zijn typisch onopgesmukte schrijfstijl geeft Indridason weer wat hij te vertellen heeft, zonder poespas. Geen ellenlange zinnen of gecompliceerde dialogen. Kritisch is hij wel, hij spaart de IJslandse samenleving niet. De Engelse en Amerikaanse bezettingstroepen gaan evenmin vrijuit. De auteur schrikt er niet voor terug om enige negatieve kritiek te uiten op hun aanwezigheid in IJsland.
Echte fans van zijn werk zullen wellicht bevestigen dat hij met deze misdaadroman niet in optima forma is. Hij, die perfect weet hoe een thriller moet worden geplot, laat hier wel wat steken vallen. Bloedstollend wordt het ook al niet. Je hoeft zelfs geen ervaren thrillerlezer te zijn om de ontknoping te voorspellen. Je maakt geen contact met de belangrijkste karakters Flóvent en Thorson. Gelukkig maar dat Erlendur Sveinsson niet het slachtoffer is geworden van de kortstondige dip van zijn schepper. Kom op, rechercheur Erlendur! Het is de hoogste tijd om je beschermheer eens hartelijk door elkaar te schudden!
En toch blijft het vooral ontspannend om het boek te lezen. Je krijgt een bijzonder vlotte tekst voorgeschoteld; je mag genieten van de IJslandse sfeer. Ook snuif je de intrigerende, historische sfeer op van het verhaal. Een echte Indriðason? Jazeker, maar geen grand cru.
Reageer op deze recensie