Hocus pocus in een gesmaakt debuut
Het is 1934, Praag. Moshe is de zoon van rabbi Goldenhirsch. De jonge kerel is vijftien als hij in de ban raakt van het circus en van de magie. Hij stapt thuis op en reist mee met het rondreizende circus dat strandt in Duitsland. Het land waar de nazi’s het voor het zeggen hebben. Mosche groeit uit tot een bekende goochelaar. Los Angeles, 2007. Max Cohn is tien en vastberaden wat hij wil. Hij klimt uit zijn slaapkamerraam en gaat op zoek naar de Grote Zabbatini, een gewezen topgoochelaar. Max is ervan overtuigd dat Zabbatini het gestrande huwelijk van zijn ouders nieuw leven gaat inblazen. Hij legt zijn lot, alsook dat van pa en ma in de handen van de grote illusionist. Beide hoofdrolspelers ontmoeten elkaar, hierna zullen hun beide levens grondig veranderen.
“Zabbatini ging terug naar het bejaardencentrum, in een somber humeur, ondanks de lekkere pannenkoeken waar die kleine domkop hem op had getrakteerd. Hij had genoeg van het leven. Achtentachtig jaar had hij erop zitten, de Grote Zabbatini, en hoewel zijn lichaam zienderogen aftakelde, was zijn geest nog even helder als altijd. Dat was voor hem een heel grote teleurstelling: het verraad van zijn lichaam.” De paradox tussen de twee protagonisten wordt scherp neergezet.
Heeft Emanuel Bergmann (1972) met zijn rijke ervaring in de filmwereld ook een beeldende, filmische pen? Het antwoord op deze vraag vindt de lezer in zijn debuutroman De truc. De scheiding van zijn ouders in zijn jeugdjaren gaf de aanzet tot dit verhaal. Bergmann krijgt een droomstart in de schoot geworpen: het boek verschijnt meteen in vele landen.
De twee totaal verschillende verhaallijnen spelen zich af in twee tijdperken. Het duurt bijna een volledig mensenleven vooraleer beide levensverhalen harmonieus in elkaar vloeien. De goochelaar is intussen een oude man, die zijn geloof in de mens heeft verloren. Zijn antagonist Max is een tienjarige onschuldige jongen. Hij gelooft in alles en in iedereen. Tijdperken en continenten schuiven naadloos ineen. Twee joodse familiegeschiedenissen vormen de basis van deze debuutroman. Emanuel Bergmann zet zijn lijnen mooi uit. Op beeldende wijze (!) schetst de auteur de eigenzinnige hoofdpersonages en kleurt hij de locaties in. Tevens slaagt hij er in, te benadrukken wat het moet betekenen om als jood te leven tijdens nazi-Duitsland. Hoe fragiel het leven is, maar dat het echter wel de moeite loont om wat magie in dat leven toe te laten.
Na het lezen van De truc dropt de schrijver zijn lezers met een brede glimlach en een bittere traan. Toch zijn er wel minpunten… Qua schrijftaal neigt het boek meer naar het Young Adult-genre dan naar een roman voor volwassenen. De magie en de illusie worden verstoord door enkele geforceerde wendingen en een te voorspelbaar einde.
Naast de humor en de sprookjesachtige sfeer is er eveneens aandacht voor de tragiek rond de vreselijke periode van het Derde Rijk. Een roman met een flink aantal ingrediënten zoals hoop, breekbaarheid, drama, een beetje liefde en vooral veel magie. Hocus pocus in een toch wel gesmaakt debuut.
Reageer op deze recensie