Waar de verstomming en een glimlach elkaar ontmoeten
Als jongvolwassene maakt ze gedurende jaren deel uit van het dadaïsme (een culturele beweging - vooral uit de beeldende kunst en literatuur - die tijdens de Eerste Wereldoorlog begint in het neutrale Zwitserland). Later zal ze meermaals trouwen. Ondanks alle ontberingen tijdens haar harde leven bereikt ze alsnog de gezegende leeftijd van 95 jaar. Deze kranige dame is de naamloze vertelster uit Kamp, een autobiografisch relaas van haar verblijf in de Siberische kampen van de Goelag.
De Oostenrijkse Angela Rohr (1890-1985) volgt haar man naar Moskou in 1925. In 1941 wordt ze gearresteerd onder beschuldiging van spionage; de verschrikking van de strafkampen wordt haar lot, of beter nog: haar noodlot. Na het uitzitten van haar onterechte straf krijgt ze nog een extra beloning in de vorm van een ‘eeuwige verbanning’. Pas in 1957 wordt ze in eer hersteld; zestien jaar na haar arrestatie. Een jaar later keert ze terug naar Moskou.
Een vrouw wordt in 1942 naar een kamp van de Goelag gevoerd, waar ze in een totaal andere, erg bittere wereld belandt. Een wereld waarin strenge vorst, ellende en geweld het dagelijkse kampleven domineren. Je maakt kennis met de schrijfster die optreedt als een bedaarde verslaggeefster van de gebeurtenissen in een kamp, waar iedereen geen enkel recht heeft en alleen maar plichten. De vertelster gaat aan de slag als arts, ook al heeft ze nooit geneeskunde gestudeerd. Op die manier blijft ze gespaard van het keiharde werk in de Siberische bossen en de bouwwerven. Ze werkt in de lazaretten (veldhospitalen), zonder te kunnen beschikken over doeltreffende medicijnen of bruikbare instrumenten. Ook zij wordt uitgeleverd aan de koude, honger en de grillen van haar kampoversten.
Aan de hand van scherpe waarnemingen schept de auteur een beeld van het dagelijkse leven in een ijskoud kamp. “Gewoonlijk stierven mensen hier een paar dagen nadat ze in bad waren geweest, en dat was begrijpelijk. Want welk krachteloos organisme kon het verdragen om alleen in ondergoed en met een dunne deken over het hoofd bij een temperatuur van 30 of 40 graden onder nul van het badhuis naar het lazaret terug te lopen? Er was een enorme strijd nodig voordat het lazaret tien gewatteerde jacks kreeg waarmee de patiënten in kleine groepjes uit het badhuis konden worden opgehaald; ze boden immers een mogelijkheid om te vluchten.”
In het boek benadrukt de auteur telkens opnieuw de wil van de gevangenen om te overleven; de oerdrift en het doorzettingsvermogen om zelfs in de meest mensonwaardige omstandigheden overeind te blijven. Hoe barre koude, scheurende honger en de genadeloosheid van het Goelag-systeem toch getrotseerd worden.
“In december 1945 verslechterde mijn toestand dusdanig dat ik in het chirurgische lazaret werd opgenomen. Ik was niet alleen verschrikkelijk mager – in woog nog maar 37 kilo – maar mijn oren waren één grote zwerende toestand. Waarom ik als chirurgisch geval werd beschouwd, weet ik niet, er viel niet veel te snijden, maar de pijn maakte dat horen en zien me verging.”
Toch geeft Angela Rohr in Kamp niet echt veel prijs over haar eigen diepste zielenroerselen. Dit is wel bijzonder jammer. Na het lezen van het boek vraag je je wellicht af: is dit nu een roman, of is het een echt levensverhaal? Het is in ieder geval een donker document, waarin de realiteit het zeker haalt van de fictie. De schrijfster vrolijkt haar verhaal op met ironie, zelfspot en af en toe een grappige scène. Waar de verstomming en de glimlach elkaar ontmoeten.
Reageer op deze recensie