Lezersrecensie
Oorlog en Vrede
Oorlog en Vrede is een monumentale roman van historische proportaties, een literair meesterwerk, en tijdens het schrijven van deze beschouwing doe ik dat onherroepelijk meteen geweld aan, aangezien ik mijn eigen interpretatie erop loslaat, belangrijke passages oversla, bewust of onbewust, en de lezer vooral zelf het boek ter hand zou moeten nemen om het op waarde te schatten. Feit is dat het boek een van de beste romans is die ik ooit gelezen heb en zal lezen, onder meer vanwege de gelaagdheid.
Het boek is namelijk veel meer dan een militaire kroniek van de Slag bij Borodino. Het boek gaat over relaties tussen personages, over liefde, verraad, trouw en teleurstelling. Het boek behoort daarnaast tot het historisch genre, daar Tolstoj zonder twijfel veel waargebeurde gebeurtenissen in dit boek heeft geweven. Verder is het een familieroman, die ingaat op de levens van diverse gezinnen (daarover later meer), is het een filosofisch opus (thema's als leven en dood, regelmaat en toeval, de waarde van het gezin, de zin van het leven, de zin van oorlog, vrije wil, de rol van leiderschap, de aard van de geschiedkunde), en een diep psychologisch werk, daar de eigenaardigheden van de karakters (er worden er bijna 600 genoemd) heel gedetailleerd worden weergegeven. Het is een magnum opus en Tolstoj is een filosoof, schrijver en kunstenaar van de eerste orde.
Waarom ben ik het boek gaan lezen? Allereerst wilde ik meer weten over de beslissende slag bij Borodino, die het einde inluidde van de opmars van Napoleon in Rusland. Ofschoon het onmogelijk is te claimen dat Tolstojs beschrijvingen van de veldslagen honderd procent klopten -- dat pretendeert hij ook niet -- heb ik nu wel een beter beeld bij de veldslagen en hebben sleutelfiguren als Levin August von Bennigsen, Aleksej Arakcheyev, Michael Andreas Barclay de Tolly en Michail Kutuzov meer een gezicht voor mij gekregen.
Veldmaarschalk Kutuzov en tsaar Alexandr I verschilden van mening over hun strategieen. Kutuzov pleitte voor verdere terugtrekking, om zo de Fransen uit te putten, terwijl de tsaar voor een confrontatie opteerde, evenals de Oostenrijker Franz von Weyrother, die eerder herhaaldelijk door Napoleon was verslagen, die door de tsaar naar voren geschoven als generaal. In aanloop naar de Slag bij Austerlitz, op 1 december 1805, is er een krijgsraad, waar Weyrother zijn plan uit de doeken doet voor de slag.
"""Nu vorst Bagration niet komt, kunnen wij wel beginnen", zei Weyrother. Hij stond op en liep naar de tafel waarop een enorme stafkaart van de omgeving van Brno lag opengevouwen.
Kutuzov zat in een getreste uniformjas, waaruit zijn stierenek te voorschijn kwam, in een voltaire, steunde de armen op de beide leuningen en scheen half te slapen. Op de klank van Weyrother stem opende hij zijn ene ziende oog.
"Ja, alstublieft, anders wordt het te laat", zei hij, knikte een keer en liet toen het hoofd met gesloten ogen op de borst zakken.
Dachten de leden van de generale staf aanvankelijk nog dat Kutuzov deed alsof hij sliep, even later bewezen de neusgeluiden, die in eentonig snurken overgingen, dat hij zich op dat ogenblik niet meer inspande om nog een vernietigend oordeel over het krijgsplan van de Oostenrijker te vellen, maar dat hij zich bekommerde om een veel wezenlijker behoefte van het menselijk organisme: hij sliep.
Weyrother wierp een blik op de opperbevelhebber, overtuigde zich ervan dat de ander voorlopig was ingedommeld en nam, met het voorkomen van iemand die geen tijd meer heeft om langer aandacht te schenken aan bijkomstigheden, zijn documenten op en begon met zijn dreunende, eentonige stem het aanvalsplan voor de komende slag voor te lezen."
Het zijn dit soort passages die voor mij kleuring geven aan historische figuren, los van de vraag wat feit is en fictie. Uiteindelijk geeft Kutuzov toe aan het plan van Weyrother. Hoewel hij opperbevelhebber is, heeft hij, zich het lot herinnerend van leermeester Suvorov, geëxcommuniceerd en verbannen, ondanks grote militaire overwinningen, geen keus. Hij voorziet een grote mislukking in Austerlitz, dat tegenwoordig Slavkov u Brna heet, maar voelt zich machteloos tegenover de keizer.
Over general Aleksej Arakcheyev nog het volgende:
"Maarschalk Louis Nicolas Davout was voor Napoleon wat Arakcheyev was voor Alexander, want ofschoon hij geen lafaard was zoals Arakcheyev, was hij even pijnlijk nauwkeurig, even wreed, en evenmin in staat zijn toewijding voor zijn monarch op andere wijze tot uitdrukking te brengen dan door niets en niemand.
In het organisme van staten zijn dergelijke figuren even noodzakelijk als wolven in het huishouden van Moeder Natuur, en zij bestaan dan ook altijd, duiken altijd wel ergens op, en handhaven zich altijd, hoe ongerijmd hun aanwezigheid en het feit dat zij zo dicht bij het hoofd der regering staan ook mogen zijn. Alleen deze onomstotelijke waarheid kan een verklaring vormen voor de omstandigheid dat de wrede Arakcheyev, die een grenadier met eigen hand de knevel had uitgerukt, wiens zwakke zenuwen het hem onmogelijk maakten enig gevaar onder de ogen te zien, en die een ontwikkeld man noch een hoveling was, in staat bleek zijn machtige positie bij Alexander te handhaven, ofschoon diens eigen karakter ridderlijk, edel en vriendelijk was."
De tweede reden dat ik Oorlog en Vrede besloot open te slaan, was dat ik na een lange leespauze graag weer eens hoogstaande Russische literatuur wenste te lezen, en koos ik voor Tolstoj omdat ik Oorlog en Vrede sowieso nog een keer wilde lezen, mij Anna Karenina zeer goed was bevallen en ik nu ook de tijd had om de 1.600 pagina's, verdeeld over vier boekdelen, tot mij te nemen. Oorlog en Vrede lees je niet even tussendoor; je moet er de tijd voor hebben. Je moet het boek als het ware zelf gaan leven, zoals de Russen het plachten te zeggen: Война и Мир надо прожить, а не прочитать. Laat je niet tegenhouden door de illusie dat het boek alleen maar over oorlog en verderf gaat, en het een lange rit is. Het verhaal sleept je mee.
Tolstoj diept de karakters zo diep uit dat je onherroepelijk een band krijgt met deze of gene. Ik werd met name geboeid door de karakters van Andrej Bolkonski en Pierre Bezuchow, over wie ik later nog kom te spreken. Als opgeleid journalist/schrijver kan ik de diepe bespiegelingen en prachtig gevonden metaforen van Tolstoj ook zeer waarderen.
Het verhaal speelt zich af tegen de achtergrond van de Napoleontische oorlogen in het begin van de negentiende eeuw. Het volgt de levens van verschillende adelijke families, met name de Bolkonski's en de Rostovs. Treffend is dat het boek begint met een gezellige avond in de salon van Anna Pavlovna Scherer en er nog vaker soirees worden gehouden binnen deze families, ook als oorlogsschermutselingen al zijn uitgebroken. Tijdens dat soiree maak je meteen kennis met veel van de hoofdpersonen. Overigens heeft Tolstoj bijna een jaar lang aan deze openingsscene gewerkt. Na vijftien concepten had hij eindelijk iets liggen wat hem tevreden stelde.
De titel van het boek moest kort zijn -- dat was de literaire voorkeur in die tijd -- maar is wel trefzeker: terwijl de oorlog al bezig is, zijn sommigen aan het feesten en ook gaat de roman in op hoe gewone mensen, en aristocraten, reageren op buitengewone omstandigheden en hoe ze groeien door hun ervaringen, of eraan onderdoor gaan. Dat maakt het boek niet alleen een diepgaande studie van de menselijke natuur, maar ook van de complexiteit van het leven zelf.
Terug naar Austerlitz. Zoals opperbevelhebber Kutuzov al bevroedde, werd het een mislukking. Het Russisch-Oostenrijkse leger verliest een derde van zijn manschappen in Austerlitz. Onderstaande bespiegeling van Tolstoj, die zes jaar aan het boek werkte, gaat over de werking van legers:
"Het raderwerk van een leger brengt, evenals een torenuurwerk, alle delen van het apparaat onhoudbaar in beweging, van het eerste tot het laatste, en evenals in een uurwerk blijven de raderen, die nog niet zijn gegrepen in de totale wenteling, onbeweeglijk. Tandwielen piepen om hun assen, grijpen in elkaar, maar de nog niet aangekoppelde raderen blijven roerloos, alsof zij eeuwig zo staan. Maar wanneer het volle uur is aangebroken verspringt er onverwachts een koppeling, die, stom en blind, onbewust van zijn uitwerking, de overige raderen in versnelde wenteling doet meetrillen. Maar zoals het resultaat van het in elkaar grijpende mechanisme van het uurwerk slechts de trage en nooit verhaaste beweging van de wijzers is, zo was ook het resultaat van dit menselijk mechanisme, van alle hartstochten, verlangens, vertwijfeling, vernedering, uitbarsting, vrees en triomf van deze 160.000 Russen en Fransen slechts het verliezen van de slag bij Austerlitz, de driekeizersslag, slechts een onverschillig, nauw merkbaar voortschuiven van de minutenwijzers der wereldgeschiedenis op de wijzerplaat van de menselijke ontwikkeling."
Al lezende waan je je soms aanwezig bij het gebeurde. Het is alsof je naar het slagveld wordt getransporteerd, het gebrul van granaten hoort en de intensiteit van alle emoties voelt. Ik licht de passage uit waarin graaf Andrej Bolkonski op het slagveld van Austerlitz bijna de dood vindt:
""Voorwaarts, mannen!", gilde Bolkonski met de doordringende stem van een jongen.
Eindelijk, dacht hij. Hij greep de stok van het vaandel en hoorde verheugd het fluiten van de klaarblijkelijk voor hem bedoelde kogels. Verscheidene soldaten vielen.
"Hoera!", schreeuwde vorst Andrej, en ofschoon hij nauwelijks in staat was de zware standaard in de hoogte te houden, stormde hij voorwaarts in vol vertrouwen dat het hele bataljon hem volgen zou.
En inderdaad liep hij slechts een paar passen alleen. Toen kwam er één soldaat in beweging, en nog een, en al spoedig stormde het hele bataljon onder hoeragebrul naar voren en haalde hem in. Een sergeant van het bataljon rende naar hem toe en nam de vlag over, die vorst Andrej door het gewicht niet meer rechtop kon houden, maar hij werd onmiddellijk daarop gedood. Vorst Andrej greep de standaard opnieuw, en sleepte hem aan de stok mee, terwijl hij met het bataljon voortrende. Voor zich uit zag hij onze artilleristen, waarvan sommigen vochten, terwijl anderen hun stukken in de steek gelaten hadden en hem tegemoet holden. Hij zag ook Franse infanteristen, die de artilleriepaarden bij de teugels grepen en de stukken omkeerden. Vorst Andrej was het geschut reeds op twintig pas genaderd. Hij hoorde onafgebroken de kogels over zich heen fluiten, en links en rechts van hem kreunden en vielen voortdurend soldaten. Maar hij keek niet naar hen; hij keek alleen naar wat er voor hem gebeurde, naar de batterij. Hij onderscheidde duidelijk de gestalte van een roodharige kanonnier, zijn sjako scheefgezakt op het hoofd, die aan het uiteinde van een loopwisser trok, terwijl een Franse soldaat aan het andere eind rukte. Hij kon zonder moeite de verwarde en toch woedende uitdrukking op de gezichten van deze twee mannen waarnemen die klaarblijkelijk niet meer beseften wat zij deden.
Wat voeren ze toch uit, dacht vorst Andrej, terwijl hij naar hen keek. Waarom loopt die roodharige kanonnier niet weg, terwijl hij ongewapend is? Eer hij ertussenuit kan gaan, zal die Fransman zich herinneren dat hij een bajonet bezit en hem doorsteken...
En inderdaad snelde een andere Franse soldaat, zijn musket horizontaal in de hand dragend, op de beide zwoegende mannen toe en het lot van de roodharige kanonnier die zich triomfantelijk van de loopwisser had meester gemaakt, en nog steeds niet begreep wat hem boven het hoofd hing, stond op het punt bezegeld te worden.
Maar vorst Andrej kon niet zien hoe het afliep, het kwam hem voor of een van de soldaten in zijn onmiddellijke nabijheid hem met een knots op het hoofd sloeg. Het deed even pijn, maar het ergste was dat de pijn hem afleidde en hem belette verder te zien wat er gebeurde. "Wat is dat nu? Val ik? Mijn benen willen me niet meer dragen", dacht hij, en viel op zijn rug. Hij opende zijn ogen, in de hoop te zien hoe de worsteling van de beide Fransen en de kanonnier zou aflopen, of de roodharige kanonnier gedood was of niet, en of het stuk veroverd was of gered. Maar hij zag niets.
Boven hem was niets dan de hemel, de hoge hemel, niet helder maar toch onmetelijk hoog, met grijze wolken die traag voorbij zeilden. Hoe rustig, hoe vreedzaam en plechtig, dacht vorst Andrej. Heel anders dan al dat hollen, schreeuwen en vechten, heel anders dan de kanonnier en de Fransman die met hun verschrikte en woedende gezichten worstelden om die loopwisser... Hoe heel anders glijden die wolken langs die hoge, eindeloze hemel! Hoe komt het dat ik die hoge hemel niet eerder heb gezien? En hoe goed dat ik hem ten langen leste ontdekt heb! Ja! Alles is ijdelheid, alles is onecht, alles, behalve die oneindige hemel. Er is niets, niets dan dat. En zelfs die hoge hemel bestaat niet, er is niets wezenlijks buiten vrede en rust."
Even later het vervolg -- "Pracen" verwijst hier naar de heuvelrug van Prace, dat in het huidige Tsjechie ligt, ongeveer 10 kilometer ten zuidoosten van de stad Brno. Ten tijde van de slag maakte dit gebied deel uit van het Habsburgse Rijk.
"Op de heuvels van Pracen, waar hij met de stok van het vaandel in de hand gevallen was, lag vorst Andrej Bolkonski. Hij bloedde hevig, en uitte onbewust een zacht, medelijwekkend, en kinderlijk gekreun.
Tegen de avond hield hij met kreunen op, en werd hij stil. Hij wist niet hoe lang zijn bewusteloosheid aanhield. Plotseling voelde hij weer dat hij leefde, en een brandende, verscheurende hoofdpijn had.
"Waar is die hoge hemel nu, waarvan ik het bestaan niet kende, en die ik vandaag gezien heb?" was zijn eerste gedachte. "En dit lijden kende ik evenmin. Ach, ik wist niets, helemaal niets, tot nu toe. Waar ben ik toch?" Hij luisterde en hoorde het geluid van paarden die naderbij kwamen, van stemmen die Frans spraken. Hij opende zijn ogen. Boven hem was dezelfde hoge hemel met wolken die gestegen waren en steeds hoger dreven, en tussen de wolken glansde blauwe oneindigheid. Hij wendde het hoofd niet om, en zag degenen die naar het geluid van hoeven en stemmen te oordelen, naderbij gekomen waren en vlak bij hem halt hadden gehouden, niet aan.
Het was Napoleon, vergezeld van twee aides-de-camp. Bonaparte, die over het slagveld rijdend bevel had gegeven de op de dijk van Augesd vurende batterijen te versterken, en de op het veld achtergelaten doden en gewonden in ogenschouw nam.
"Mooie mannen!" merkte Napoleon op, naar een gesneuvelde Russische grenadier kijkend, die met zijn gezicht in de grond gedrukt en een zwartgeschroeide nek, op zijn buik lag, een reeds verstijfde arm uitgestrekt.
"De munitie van de positiestukken is op, heer", zei op dat ogenblik een adjudant, die afkomstig was van de batterijen die Augesd onder vuur namen.
"Zet degenen in reserve maar vooruit", zei Napoleon, en hield, na een paar passen gedaan te hebben, stil voor vorst Andrej, die op zijn rug lag met de stok van het vaandel naast hem. (De vlag was reeds als trofee meegenomen door de Fransen.)
- Voilà une belle mort, zei Napoleon, naar Bolkonski starend."
Maar vorst Andrej was niet dood. Hij werd krijgsgevangen genomen en kwam later bij een gevangenruil vrij, al was hij dusdanig verzwakt dat hij alsnog kwam te overlijden.
De passage van zijn heengaan is eveneens het uitlichten waard:
"Hij droomde dat hij in dezelfde kamer lag waarin hij zich in werkelijkheid bevond. Een menigte nietszeggende mensen, die hem koud laten, duikt voor hem op. Zij spreken met hem, hij betwist iets onbelangrijks. Blijkbaar staan ze op het punt van vertrekken. Vorst Andrej weet in zijn trieste besef veel beter dan zij hoe onbenullig dit allemaal is en hoeveel belangrijker zijn eigen zorgen zijn, maar hij zet het gesprek voort en oogst algemene bewondering met een scherpzinnige gedachte, zonder achtergrond. Nu beginnen al deze gezichten opeens nauw merkbaar en zonder schokken te wijken voor één grote vraag: waarom is de deur niet dicht?
Hij staat op en gaat naar de deur, om de kruk om te draaien en de deur te sluiten. Of hij erin zal slagen, daarvan hangt opeens alles af. Hij wil zich haasten, maar zijn voeten zijn als verstard, en hij weet dat het hem niet zal lukken, al zet hij koppig door. Een folterende angst beklemt hem. En die angst is de doodsangst, want achter de deur staat het; maar terwijl hij zich zonder macht over zijn ledematen naar de deur toewringt, perst dat afschrikwekkende, dat aan de andere kant van de deur stond te duwen, zich een weg naar binnen.
lets, iets wat geen menselijk aanzien heeft, de dood, wrikt zich door de deur; hij moet het tegenhouden! Hij werpt zich op de deur, verzamelt zijn laatste krachten, maar het slot wil niet meer dichtvallen, maar zo lang mogelijk tegenhouden moet hij het toch.
Maar zijn krachten zijn uitgeput, hij beheerst ze niet meer, en de deur, onder de druk van het afschrikwekkende, splijt open en valt weer dicht. Weer begint het aan de andere kant te drukken. Zijn laatste, bovenmenselijke krachtsinspanningen richten niets uit, en de deur wijkt geruisloos. Het komt binnen, en dat is, de dood.
En vorst Andrej stierf.
Maar op het moment dat hij stierf, schoot het door vorst Andrej heen dat hij immers sliep! En op het ogenblik dat hij stierf, riep hij zichzelf wakker en ontwaakte. "Dat was de dood. Ik stierf, maar ik ben wakker. Ja, sterven is wakker worden", flitste het opeens door zijn geest en een scherm, dat het onbekende tot nog toe verhulde, week voor zijn geestesoog.
Hij voelde opeens hoe de eerst nog sluimerende kracht in hem uit de boeien sloeg en een vreemde ijdelheid hem omving, die hem niet meer verliet.
(...)
Zijn laatste dagen en uren gleden uiterlijk onbewogen en door niets gekenmerkt voorbij. En freule Marja en Natasja, die niet van hem weken, voelden het. Zij schreiden niet, ze huiverden niet en wisten al dat zij niet meer voor hem zorgden; hij had al afscheid genomen.
Het gevoel overmeesterde hen zo sterk dat de uiterlijke kentekenen van de naderende dood al geen indruk meer maakten op hen en zij vonden het niet nodig hun verdriet opzettelijk te tonen. Zij konden woorden noch gevoelens meer vinden voor dat wat zij hadden begrepen, namelijk dat hij in de volste gemoedsrust al dieper en dieper van hen weg naar andere oorden wegzonk, en zij wisten dat het zo en niet anders moest zijn en hadden er vrede mee.
De biecht werd hem afgenomen, het laatste oliesel toegediend, allen kwamen afscheid van hem nemen. Toen zijn zoontje werd voorgeleid, drukte hij de lippen tegen het voorhoofdje en keerde zich weer af, niet omdat het zien van zijn kind hem pijn deed, maar, zoals Marja en Natasja begrepen, omdat hij wist dat het van hem werd verwacht; maar toen men hem verzocht het kind de zegen te geven, volvoerde hij het gevraagde en keek op, als vroeg hij of het zo goed was.
Toen de laatste stuiptrekkingen van het lichaam, waaruit de ziel al was geweken, voorbij waren, waren freule Marja en Natasja bij hem.
"Afgelopen?!", zei freule Marja, nadat zijn lichaam al geruime tijd voor hen lag en langzaam verkilde. Natasja ging naar hem toe, keek naar zijn gebroken ogen en sloot ze haastig. Zij drukte ze dicht en kuste ze niet, maar klemde zich kort vast aan dat, wat de herinnering aan hem nog het meest wakker riep: zijn lichaam."
Een andere gebeurtenis die extra aandacht verdient, is de beeldende beschrijving van Tolstoj van hoe Smolensk tijdens de Slag om Smolensk (1812) wordt platgebrand.
"Het was al laat in de namiddag, de helft van de straat lag in de schaduw, de andere helft werd helder verlicht door de zon. Alpatytsj keek uit het raam en slenterde naar de deur. Plotseling werd in de verte een vreemd fluitend geluid en een plof hoorbaar, gevolgd door kanonschoten die samensmolten tot een dof gebulder en de ruiten deden rinkelen.
Hij ging naar buiten op straat: twee mannen renden voorbij in de richting van de brug. Van verschillende kanten kwamen fluitende geluiden, het ploffen van kanonskogels en barstende granaten die op de stad vielen. Maar deze geluiden vielen weg tegen het schieten buiten de stad, en zij trokken niet bijzonder de aandacht van de inwoners. De stad werd gebombardeerd door honderddertig kanonnen die Napoleon bevolen had na vier uur in stelling te brengen. Aanvankelijk besefte het volk niet, wat dit bombardement betekende.
Aanvankelijk wekte het geluid van de vallende bommen en granaten nieuwgierigheid op. De vrouw van Ferapontow, die tot op dat ogenblik onafgebroken in de schuur had zitten klagen en jammeren, werd stil, en ging met de zuigeling in haar armen naar de poort om naar de geluiden te luisteren en zwijgend naar de mensen te kijken.
De keukenmeid en een bediende kwamen eveneens naar de poort. Met levendige nieuwgierigheid trachtte iedereen een glimp op te vangen van de projectielen, terwijl ze over hun hoofden vlogen. Verschillende mensen kwamen druk pratend de hoek om.
"Wat een kracht!", merkte er eentje op. "Dat ding sloeg het dak en de zoldering helemaal in splinters!"
"Woelde de grond om als een varken!", zei een tweede.
"Mooi. Zoiets kikkert je op", lachte de eerste. "Gelukkig dat je opzij sprong, anders was je er geweest!"
Anderen voegden zich bij hen, bleven staan en vertelden hoe er op een huis vlakbij kanonskogels gevallen waren. Inmiddels vlogen er nog meer projectielen onafgebroken over de hoofden der mensen, nu eens met het snelle, sinistere fluiten van een kanonskogel, dan weer met het vrolijke, joelende gegier van een granaat, maar zij sloegen allemaal veel verder in, geen enkele viel dichtbij.
(...)
Weer floot er iets, maar dit keer dichterbij, en het schoot omlaag als een gewond vogeltje. Een vlam laaide op in het midden van de straat; er ontplofte iets; de straat hing opeens vol smook.
Vijf minuten later was er niemand meer op straat. De keukenmeid was met een door een granaatsplinter gebroken dijbeen de keuken binnengedragen. Alpatytsj, zijn koetsier, de vrouw en de kinderen van Ferapontow, en de portier van het huis zaten allemaal in de kelder te luisteren. Het kanongebulder, met projectielgefluit, en het meelijwekkend gekerm van de keukenmeid, dat boven alles uitklonk, hield geen ogenblik op. De vrouw des huizes wiegde en suste haar baby en vroeg, als er iemand in de kelder kwam, op overspannen fluistertoon wat er geworden was van haar echtgenoot, die op straat gebleven was. Een winkelbediende, die binnenkwam, vertelde haar dat haar man samen met anderen naar de kathedraal was gegaan om de wonderdoende ikoon van Smolensk te halen.
Tegen de schemering begon de beschieting af te nemen. Alpatytsj verliet de kelder en bleef in de deuropening staan. De avondhemel, die zo helder was geweest, werd nu vertroebeld door voorbijsliertende rookwolken, waardoorheen heel hoog de sikkel van de nieuwe maan wonderlijk scheen. Nu het oorverdovende bulderen van de kanonnen een einde had genomen, scheen er een beklemmende stilte te heersen over de stad, een stilte die slechts verbroken werd door het geluid van voetstappen, een vaag gekreun, kreten in de verte en het knetteren van branden die zich overal schenen uit te breiden. De keukenmeid steunde nu niet langer.
Aan twee kanten stegen zwarte, golvende rookwolken op van de branden. Door de straten liepen en holden soldaten in allerlei uniformen in verschillende richtingen, als mieren uit een verstoorde mierenhoop. Een aantal hunner rende onder Alpatytsj ogen de binnenplaats van Ferapontow op.
Alpatytsj begaf zich naar de poort. Een haastig en ordeloos terugtrekkend regiment blokkeerde de straat. Een officier die hem opmerkte, zei: "De stad wordt opgegeven.""
Naast Andrej Bolkonski is Bezuchow zogezegd een van de hoofdrolspelers. Met hem leefde ik het meeste mee. Hij werd gevangengenomen door de Fransen toen hij aanwezig was in het centrum van het uitbrandende Moskou. Vermoedelijk omdat hij officier was, werd hij niet gefusilleerd. Wel moest hij toekijken hoe Russische soldaten, die werden beschuldigd van het in brand steken van Moskou, werden geexecuteerd. Onderstaande passage zal mij nog lange tijd bijblijven.
"Uit de gelederen traden twaalf scherpschutters met musketten naar voren en bleven acht pas van de paal staan. Pierre keerde zich af om het niet te hoeven zien.
Opeens klonk er een rateling, een rollende echo, die hem luider toescheen dan de luidste donderslag. Hij keek op. Een kleine kruitwolk zweefde om de paal en de Fransen waren met bleke gezichten en bevende handen iets aan het verrichten bij de kuil. De volgende twee werden naar de paal gebracht.
Weer wendde Pierre het hoofd af en weer werden zijn ogen tegen zijn wil teruggedwongen naar de paal, toen het ratelende salvo verklonk. Hij zag de rook, wat bloed en de witte gezichten van de Fransen, die weer hetzelfde verrichtten bij de kuil met hun onzekere handen. Pierre keek zwaar ademend rond, alsof hij vroeg wat dit allemaal moest beduiden. Hij ontmoette dezelfde vraag in al de ogen die de zijne ontmoetten. Op alle gezichten, Franse en Russische, las hij dezelfde ontzetting, de afschuw en de niet-begrijpende blik, die ook in zijn ogen te lezen moest zijn: "Maar wie doet dit eigenlijk? Iedereen heeft er evenveel afschuw van als ik. Wie heeft het in de hand? Wie? Wie?", flitste het door zijn ziel.
"Tirailleurs du 86-me, en avant!", baste iemand. Nu werd de vijfde gevangene, de man naast Pierre, weggebracht, alleen. Pierre begreep dat hij gespaard zou blijven, hij en degenen die na hem kwamen, dat zij alleen hier gebracht waren om de terechtstelling van de anderen te zien. De vijfde man was de jonge arbeider in de te wijde jas. Nauw werd hij aangeraakt of hij dook in paniek opzij en klemde zich aan Pierre vast. (Pierre rilde en stiet hem terug). De jongen kon niet meer op de benen blijven staan en moest onder de oksels naar de paal worden gesleurd, en terwijl hij werd voortgesleept, gilde hij.
Pas bij de paal verstomde hij onverwachts, als drong het onbegrijpelijke nu pas tot hem door; misschien voelde hij dat schreeuwen geen zin meer had. Misschien kon hij onmogelijk geloven dat hij gedood zou worden. Hoe het ook zij, hij bleef bij de paal staan en keek om zich heen zoals de anderen, met de ogen van een aangeschoten prooi, en hij wachtte gelaten op de blinddoek.
Pierre dorst zich niet meer afwenden of de ogen sluiten. Bij deze vijfde dood waren zijn nieuwsgierigheid en opwinding tot het ondraaglijke gestegen, zoals alle toeschouwers voelden. De jongen was kalm geworden, zoals de anderen geweest waren; hij sloeg zijn jas wat dichter om zich en wreef de ene blote voet met de andere.
Toen hij werd geblinddoekt, verschikte hij zelf de knoop, die blijkbaar zijn nek pijn deed, en toen hij tegen de bloedbevlekte paal werd gedrukt, verzette hij even de voeten en leunde opnieuw achterover. Pierre kon zijn ogen niet losmaken, er ontging hem niet één beweging.
Er moest een bevel gegeven zijn, het musketsalvo moest hebben gerateld, maar Pierre herinnerde zich later niet iets gehoord te hebben. Hij zag de arbeidersjongen plotseling in de touwen, waarmee hij was gebonden, ineenzakken, hij zag op twee plaatsen bloed uit de kleren van de jongen tevoorschijn treden en het lichaam in een vreemde, zittende houding op de grond neerkomen, waarbij het hoofd onnatuurlijk voorover knikte en één been zich onder het lichaam dubbelvouwde. Pierre rende op de paal af. Geen mens hield hem tegen. Om de jongen verzamelde zich een groepje bleke, verschrikte mensen. De onderkaak van een oude Fransman met een dichte knevel trilde, toen hij de touwen lospeuterde. Het lichaam zakte slap in elkaar. Soldaten torsten het onhandig bij de paal vandaan en schoven het in de kuil.
Iedereen wist zeker dat hier een misdaad werd gepleegd, en dat allen die eraan hadden meegedaan misdadigers waren, die zo snel mogelijk de sporen van het misdrijf moesten uitwissen. Pierre keek in de kuil en zag de jongen liggen met opgetrokken knieën; de ene schouder was hoger opgetrokken dan de andere. Die schouder rees en daalde in regelmatige schokbewegingen, maar de aarde viel al, bij spaden tegelijk, op het lichaam. Eén van de soldaten, die het blijkbaar te kwaad had, grauwde Pierre toe, dat hij moest verdwijnen. Maar Pierre begreep hem niet en bleef bij de paal staan. Niemand verdreef hem.
Toen de kuil was opgevuld, werd er een nieuw commando geven en de soldaten aan weerskanten van de paal maakten rechtsomkeert en marcheerden op dezelfde ordentelijke, afgemeten wijze. De vierentwintig scherpschutters, die met ontladen musketten in het midden van de halve kring hadden gestaan, draafden in de looppas naar hun plaats terug toen de compagnie voorbijmarcheerde.
Versuft keek Pierre toe hoe de scherpschutters twee aan twee de kring verlieten. Zij sloten zich op één na bij de compagnie aan. De achterblijver was een jong soldaat met een doodsbleek gezicht; zijn sjako was van het voorhoofd weggeschoven, zijn musket rustte op de grond en hij stond roerloos naast de kuil, op de plek, waar hij zo-even had staan schieten. Hij waggelde als een dronkeman en moest de voeten telkens voor- en achterwaarts zetten om niet te vallen.
Een oude onderofficier verliet de colonne, rende op hem af, greep hem bij de elleboog en trok hem mee. De groep Russen en Fransen loste zich zwijgend op; de hoofden waren gebogen.
"Dat zal ze leren brand te stichten", zei een van de Fransen. Pierre keek om naar de spreker. Het was een soldaat, één, die kennelijk probeerde met die woorden een zware last van zich af te wentelen, zonder dat zij hem voldoende lucht gaven. Hij wilde nog iets zeggen, maar hij brak zijn zin af en keerde zich met een hulpeloos armgebaar af om weg te gaan."
Tijdens het terugtrekken der Fransen uit Moskou werden de overige krijgsgevangenen meegenomen, onder wie Pierre en zijn goede vriend Karatajev, die hij in de barak had leren kennen. Maar Karatajev bleek te zwak om aan te sluiten. Hij bleef achter.
"Toen de gevangenen zich weer in beweging zetten, keek Pierre nog eens om. Karatajev zat nog altijd tegen de berkestam ineengedoken; naast hem stonden twee Franse soldaten te overleggen.
Pierre keek niet meer en hinkte verder heuvelopwaarts.
Achter zijn rug, vanaf de plek, waar Karatajev nog moest zitten, daverde een schot. Pierre hoorde het met elke vezel, maar op hetzelfde moment schoot het hem te binnen, dat hij nog niet had uitgerekend, hoeveel etappes ze hadden af te leggen tot Smolensk, een berekening die door de komst van de maarschalk was onderbroken. Daarom telde hij in gedachten de komende pleisterplaatsen weer af en keek alleen even op om twee Fransen, van wie de één een ontschouderd nog narokend geweer in de hand hield, voorbij te zien rennen. Zij waren doodsbleek en in hun gezichtsuitdrukking -- een van hen wierp een schuldbewuste blik op Pierre -- lag een gelijkenis met de gezichtstrekken van de jonge soldaat bij de executie op het Maagdenveld. Pierre keek naar hem en herinnerde zich opeens dat deze soldaat twee dagen geleden zijn hemd aan het wachtvuur had geschroeid en hoe iedereen hem had uitgelachen."
Het zijn dit soort beeldende en ontroerende passages die Oorlog en Vrede de moeite waard maken. Er zijn nog meer zinnen en passages te highlighten, maar dan zou deze verhandeling wel erg lang worden. Het enige wat mij minder kon raken, waren de breed uitgemeten bespiegelingen van Tolstoj over de geschiedkunde, met name die in de tweede epiloog, die daarin liefst 45 pagina's bedragen. Die lengte staat mijns inziens niet in juiste verhouding met de rest van het verhaal.
Wel stipt hij enkele kernachtige conclusies aan over de geschiedekunde. Historici focussen zich volgens hem te veel op grote figuren en hun vermeende invloed op gebeurtenissen. Tolstoj stelt dat de geschiedenis vooral wordt bepaald door collectieve acties van talloze gewone mensen, en door ontelbare kleine oorzaken en beslissingen. De ware drijvende krachten achter historische gebeurtenissen, zo meent Tolstoj, zijn vaak onzichtbaar en kunnen niet volledig begrepen worden, ook niet door historici.
De mensen aan de top, aldus Tolstoj, zijn vaak ook veel minder vrij in hun handelen dan de mensen lager in de hierarchie. Dat illustreert hij ook in onderstaande passage:
"Alexander I wees alle onderhandelingen van de hand, omdat hij zich persoonlijk tekort gedaan voelde. Barclay de Tolly trachtte het leger te bestieren naar beste weten en kunnen, omdat het zijn plicht was en hij naar roem haakte 's werelds grootste veldheer te worden. Rostov galoppeerde in de richting van de Fransen, omdat hij de verleiding niet kon weerstaan zijn paard op effen terrein de de sporen te geven. En zo, gehoor gevend aan hun eigenschappen, gewoonten, omstandigheden en strevingen, acteerden de ontelbare dramatis personae van deze oorlog. Zij waren ten prooi aan vrees, ijdelheid, vreugde, pleegden overleg en meenden oprecht dat zij wisten wat ze deden, dat zij slechts op eigen initiatief handelden; en toch waren zij maar de willoze werktuigen van de geschiedenis en de tenuitvoerleggers van het grote werk, dat hen ontging, maar ons duidelijk is. Dat is nu eenmaal het onontkoombare lot van alle concreet betrokkenen, en des te onvrijer zijn zij, naarmate zij hoger in de menselijke hiërarchie staan.
Thans zijn de acteurs van het jaar 1812 van het toneel verdwenen hun persoonlijke belangen zijn weggevaagd, en alleen de historische resultaten van die tijd staan ons nog voor de geest."
Ik voeg er ook nog een passage aan toe die zich meer specifiek richt op ambtenaren, die zichzelf ook vaak overschatten, aldus Tolstoj. Opnieuw zijn de metaforen schitterend.
"Iedere regeringsambtenaar denkt dat het door zijn toedoen is dat alles in rustige, onbewogen tijden vlot loopt, en dit gevoel van onvervangbaarheid is zijn grootste beloning voor moeite en inspanning. Als de zee der geschiedenis kalm blijft, verbeeldt degene die in zijn wankele schuitje staat en zich met zijn bootshaak aan het schip van de bevolking vasthoudt, zich dat het schip waaraan hij zich voorttrekt door hem wordt voortbewogen. Maar zo gauw er een storm opsteekt en de zee gaat koken, is die zelfbegoocheling niet langer mogelijk. Het grote schip beweegt zich, door een eigen, geweldige kracht gedreven, zelfstandig voorwaarts, is niet meer bereikbaar voor de bootshaak, en de man in de kleine boot blijkt niet langer een leider en een bron van kracht te zijn, maar een onbetekenend, nutteloos en zwak schepsel."
De kern van het boek is zonder twijfel de Slag bij Borodino, die meer dan twintig hoofdstukken beslaat. Tolstoj was toen nog niet eens geboren, maar weet heel gedetailleerd verslag te doen. Oorlog kende hij uiteraard uit eerste hand, aangezien hij artillerieofficier was tijdens de Krimoorlog en getuige was van onder meer de bloedige Slag om Sevastopol. Hij putte ook uit veel memoires en boeken en met recht wordt zijn beschrijving van de Slag bij Borodino door velen beschouwd als de beste literaire gevechtsscene ooit. Kutuzov kon rekenen op 115.000 reguliere soldaten, onder wie 15.000 nieuwe rekruten, terwijl Napoleon in staat was om 150.000 tot 165.000 mensen op de been te brengen. De Fransen verloren in Borodino 30.000 tot 40.000 troepen, de Russen 40.000 tot 50.000.
Napoleon behaalde een tactische overwinning en kon doorstoten naar Moskou, maar daar trof hij een verlaten stad aan, een strategische beslissing om de Fransen te beroven van voorraden en onderdak. Napoleon bleef een maand in Moskou, wachtend op een capitulatie van Alexander I, maar die kwam nooit. De brand, het gebrek aan voorraden en de naderende winter dwongen Napoleon tot terugtrekking.
Het boek is namelijk veel meer dan een militaire kroniek van de Slag bij Borodino. Het boek gaat over relaties tussen personages, over liefde, verraad, trouw en teleurstelling. Het boek behoort daarnaast tot het historisch genre, daar Tolstoj zonder twijfel veel waargebeurde gebeurtenissen in dit boek heeft geweven. Verder is het een familieroman, die ingaat op de levens van diverse gezinnen (daarover later meer), is het een filosofisch opus (thema's als leven en dood, regelmaat en toeval, de waarde van het gezin, de zin van het leven, de zin van oorlog, vrije wil, de rol van leiderschap, de aard van de geschiedkunde), en een diep psychologisch werk, daar de eigenaardigheden van de karakters (er worden er bijna 600 genoemd) heel gedetailleerd worden weergegeven. Het is een magnum opus en Tolstoj is een filosoof, schrijver en kunstenaar van de eerste orde.
Waarom ben ik het boek gaan lezen? Allereerst wilde ik meer weten over de beslissende slag bij Borodino, die het einde inluidde van de opmars van Napoleon in Rusland. Ofschoon het onmogelijk is te claimen dat Tolstojs beschrijvingen van de veldslagen honderd procent klopten -- dat pretendeert hij ook niet -- heb ik nu wel een beter beeld bij de veldslagen en hebben sleutelfiguren als Levin August von Bennigsen, Aleksej Arakcheyev, Michael Andreas Barclay de Tolly en Michail Kutuzov meer een gezicht voor mij gekregen.
Veldmaarschalk Kutuzov en tsaar Alexandr I verschilden van mening over hun strategieen. Kutuzov pleitte voor verdere terugtrekking, om zo de Fransen uit te putten, terwijl de tsaar voor een confrontatie opteerde, evenals de Oostenrijker Franz von Weyrother, die eerder herhaaldelijk door Napoleon was verslagen, die door de tsaar naar voren geschoven als generaal. In aanloop naar de Slag bij Austerlitz, op 1 december 1805, is er een krijgsraad, waar Weyrother zijn plan uit de doeken doet voor de slag.
"""Nu vorst Bagration niet komt, kunnen wij wel beginnen", zei Weyrother. Hij stond op en liep naar de tafel waarop een enorme stafkaart van de omgeving van Brno lag opengevouwen.
Kutuzov zat in een getreste uniformjas, waaruit zijn stierenek te voorschijn kwam, in een voltaire, steunde de armen op de beide leuningen en scheen half te slapen. Op de klank van Weyrother stem opende hij zijn ene ziende oog.
"Ja, alstublieft, anders wordt het te laat", zei hij, knikte een keer en liet toen het hoofd met gesloten ogen op de borst zakken.
Dachten de leden van de generale staf aanvankelijk nog dat Kutuzov deed alsof hij sliep, even later bewezen de neusgeluiden, die in eentonig snurken overgingen, dat hij zich op dat ogenblik niet meer inspande om nog een vernietigend oordeel over het krijgsplan van de Oostenrijker te vellen, maar dat hij zich bekommerde om een veel wezenlijker behoefte van het menselijk organisme: hij sliep.
Weyrother wierp een blik op de opperbevelhebber, overtuigde zich ervan dat de ander voorlopig was ingedommeld en nam, met het voorkomen van iemand die geen tijd meer heeft om langer aandacht te schenken aan bijkomstigheden, zijn documenten op en begon met zijn dreunende, eentonige stem het aanvalsplan voor de komende slag voor te lezen."
Het zijn dit soort passages die voor mij kleuring geven aan historische figuren, los van de vraag wat feit is en fictie. Uiteindelijk geeft Kutuzov toe aan het plan van Weyrother. Hoewel hij opperbevelhebber is, heeft hij, zich het lot herinnerend van leermeester Suvorov, geëxcommuniceerd en verbannen, ondanks grote militaire overwinningen, geen keus. Hij voorziet een grote mislukking in Austerlitz, dat tegenwoordig Slavkov u Brna heet, maar voelt zich machteloos tegenover de keizer.
Over general Aleksej Arakcheyev nog het volgende:
"Maarschalk Louis Nicolas Davout was voor Napoleon wat Arakcheyev was voor Alexander, want ofschoon hij geen lafaard was zoals Arakcheyev, was hij even pijnlijk nauwkeurig, even wreed, en evenmin in staat zijn toewijding voor zijn monarch op andere wijze tot uitdrukking te brengen dan door niets en niemand.
In het organisme van staten zijn dergelijke figuren even noodzakelijk als wolven in het huishouden van Moeder Natuur, en zij bestaan dan ook altijd, duiken altijd wel ergens op, en handhaven zich altijd, hoe ongerijmd hun aanwezigheid en het feit dat zij zo dicht bij het hoofd der regering staan ook mogen zijn. Alleen deze onomstotelijke waarheid kan een verklaring vormen voor de omstandigheid dat de wrede Arakcheyev, die een grenadier met eigen hand de knevel had uitgerukt, wiens zwakke zenuwen het hem onmogelijk maakten enig gevaar onder de ogen te zien, en die een ontwikkeld man noch een hoveling was, in staat bleek zijn machtige positie bij Alexander te handhaven, ofschoon diens eigen karakter ridderlijk, edel en vriendelijk was."
De tweede reden dat ik Oorlog en Vrede besloot open te slaan, was dat ik na een lange leespauze graag weer eens hoogstaande Russische literatuur wenste te lezen, en koos ik voor Tolstoj omdat ik Oorlog en Vrede sowieso nog een keer wilde lezen, mij Anna Karenina zeer goed was bevallen en ik nu ook de tijd had om de 1.600 pagina's, verdeeld over vier boekdelen, tot mij te nemen. Oorlog en Vrede lees je niet even tussendoor; je moet er de tijd voor hebben. Je moet het boek als het ware zelf gaan leven, zoals de Russen het plachten te zeggen: Война и Мир надо прожить, а не прочитать. Laat je niet tegenhouden door de illusie dat het boek alleen maar over oorlog en verderf gaat, en het een lange rit is. Het verhaal sleept je mee.
Tolstoj diept de karakters zo diep uit dat je onherroepelijk een band krijgt met deze of gene. Ik werd met name geboeid door de karakters van Andrej Bolkonski en Pierre Bezuchow, over wie ik later nog kom te spreken. Als opgeleid journalist/schrijver kan ik de diepe bespiegelingen en prachtig gevonden metaforen van Tolstoj ook zeer waarderen.
Het verhaal speelt zich af tegen de achtergrond van de Napoleontische oorlogen in het begin van de negentiende eeuw. Het volgt de levens van verschillende adelijke families, met name de Bolkonski's en de Rostovs. Treffend is dat het boek begint met een gezellige avond in de salon van Anna Pavlovna Scherer en er nog vaker soirees worden gehouden binnen deze families, ook als oorlogsschermutselingen al zijn uitgebroken. Tijdens dat soiree maak je meteen kennis met veel van de hoofdpersonen. Overigens heeft Tolstoj bijna een jaar lang aan deze openingsscene gewerkt. Na vijftien concepten had hij eindelijk iets liggen wat hem tevreden stelde.
De titel van het boek moest kort zijn -- dat was de literaire voorkeur in die tijd -- maar is wel trefzeker: terwijl de oorlog al bezig is, zijn sommigen aan het feesten en ook gaat de roman in op hoe gewone mensen, en aristocraten, reageren op buitengewone omstandigheden en hoe ze groeien door hun ervaringen, of eraan onderdoor gaan. Dat maakt het boek niet alleen een diepgaande studie van de menselijke natuur, maar ook van de complexiteit van het leven zelf.
Terug naar Austerlitz. Zoals opperbevelhebber Kutuzov al bevroedde, werd het een mislukking. Het Russisch-Oostenrijkse leger verliest een derde van zijn manschappen in Austerlitz. Onderstaande bespiegeling van Tolstoj, die zes jaar aan het boek werkte, gaat over de werking van legers:
"Het raderwerk van een leger brengt, evenals een torenuurwerk, alle delen van het apparaat onhoudbaar in beweging, van het eerste tot het laatste, en evenals in een uurwerk blijven de raderen, die nog niet zijn gegrepen in de totale wenteling, onbeweeglijk. Tandwielen piepen om hun assen, grijpen in elkaar, maar de nog niet aangekoppelde raderen blijven roerloos, alsof zij eeuwig zo staan. Maar wanneer het volle uur is aangebroken verspringt er onverwachts een koppeling, die, stom en blind, onbewust van zijn uitwerking, de overige raderen in versnelde wenteling doet meetrillen. Maar zoals het resultaat van het in elkaar grijpende mechanisme van het uurwerk slechts de trage en nooit verhaaste beweging van de wijzers is, zo was ook het resultaat van dit menselijk mechanisme, van alle hartstochten, verlangens, vertwijfeling, vernedering, uitbarsting, vrees en triomf van deze 160.000 Russen en Fransen slechts het verliezen van de slag bij Austerlitz, de driekeizersslag, slechts een onverschillig, nauw merkbaar voortschuiven van de minutenwijzers der wereldgeschiedenis op de wijzerplaat van de menselijke ontwikkeling."
Al lezende waan je je soms aanwezig bij het gebeurde. Het is alsof je naar het slagveld wordt getransporteerd, het gebrul van granaten hoort en de intensiteit van alle emoties voelt. Ik licht de passage uit waarin graaf Andrej Bolkonski op het slagveld van Austerlitz bijna de dood vindt:
""Voorwaarts, mannen!", gilde Bolkonski met de doordringende stem van een jongen.
Eindelijk, dacht hij. Hij greep de stok van het vaandel en hoorde verheugd het fluiten van de klaarblijkelijk voor hem bedoelde kogels. Verscheidene soldaten vielen.
"Hoera!", schreeuwde vorst Andrej, en ofschoon hij nauwelijks in staat was de zware standaard in de hoogte te houden, stormde hij voorwaarts in vol vertrouwen dat het hele bataljon hem volgen zou.
En inderdaad liep hij slechts een paar passen alleen. Toen kwam er één soldaat in beweging, en nog een, en al spoedig stormde het hele bataljon onder hoeragebrul naar voren en haalde hem in. Een sergeant van het bataljon rende naar hem toe en nam de vlag over, die vorst Andrej door het gewicht niet meer rechtop kon houden, maar hij werd onmiddellijk daarop gedood. Vorst Andrej greep de standaard opnieuw, en sleepte hem aan de stok mee, terwijl hij met het bataljon voortrende. Voor zich uit zag hij onze artilleristen, waarvan sommigen vochten, terwijl anderen hun stukken in de steek gelaten hadden en hem tegemoet holden. Hij zag ook Franse infanteristen, die de artilleriepaarden bij de teugels grepen en de stukken omkeerden. Vorst Andrej was het geschut reeds op twintig pas genaderd. Hij hoorde onafgebroken de kogels over zich heen fluiten, en links en rechts van hem kreunden en vielen voortdurend soldaten. Maar hij keek niet naar hen; hij keek alleen naar wat er voor hem gebeurde, naar de batterij. Hij onderscheidde duidelijk de gestalte van een roodharige kanonnier, zijn sjako scheefgezakt op het hoofd, die aan het uiteinde van een loopwisser trok, terwijl een Franse soldaat aan het andere eind rukte. Hij kon zonder moeite de verwarde en toch woedende uitdrukking op de gezichten van deze twee mannen waarnemen die klaarblijkelijk niet meer beseften wat zij deden.
Wat voeren ze toch uit, dacht vorst Andrej, terwijl hij naar hen keek. Waarom loopt die roodharige kanonnier niet weg, terwijl hij ongewapend is? Eer hij ertussenuit kan gaan, zal die Fransman zich herinneren dat hij een bajonet bezit en hem doorsteken...
En inderdaad snelde een andere Franse soldaat, zijn musket horizontaal in de hand dragend, op de beide zwoegende mannen toe en het lot van de roodharige kanonnier die zich triomfantelijk van de loopwisser had meester gemaakt, en nog steeds niet begreep wat hem boven het hoofd hing, stond op het punt bezegeld te worden.
Maar vorst Andrej kon niet zien hoe het afliep, het kwam hem voor of een van de soldaten in zijn onmiddellijke nabijheid hem met een knots op het hoofd sloeg. Het deed even pijn, maar het ergste was dat de pijn hem afleidde en hem belette verder te zien wat er gebeurde. "Wat is dat nu? Val ik? Mijn benen willen me niet meer dragen", dacht hij, en viel op zijn rug. Hij opende zijn ogen, in de hoop te zien hoe de worsteling van de beide Fransen en de kanonnier zou aflopen, of de roodharige kanonnier gedood was of niet, en of het stuk veroverd was of gered. Maar hij zag niets.
Boven hem was niets dan de hemel, de hoge hemel, niet helder maar toch onmetelijk hoog, met grijze wolken die traag voorbij zeilden. Hoe rustig, hoe vreedzaam en plechtig, dacht vorst Andrej. Heel anders dan al dat hollen, schreeuwen en vechten, heel anders dan de kanonnier en de Fransman die met hun verschrikte en woedende gezichten worstelden om die loopwisser... Hoe heel anders glijden die wolken langs die hoge, eindeloze hemel! Hoe komt het dat ik die hoge hemel niet eerder heb gezien? En hoe goed dat ik hem ten langen leste ontdekt heb! Ja! Alles is ijdelheid, alles is onecht, alles, behalve die oneindige hemel. Er is niets, niets dan dat. En zelfs die hoge hemel bestaat niet, er is niets wezenlijks buiten vrede en rust."
Even later het vervolg -- "Pracen" verwijst hier naar de heuvelrug van Prace, dat in het huidige Tsjechie ligt, ongeveer 10 kilometer ten zuidoosten van de stad Brno. Ten tijde van de slag maakte dit gebied deel uit van het Habsburgse Rijk.
"Op de heuvels van Pracen, waar hij met de stok van het vaandel in de hand gevallen was, lag vorst Andrej Bolkonski. Hij bloedde hevig, en uitte onbewust een zacht, medelijwekkend, en kinderlijk gekreun.
Tegen de avond hield hij met kreunen op, en werd hij stil. Hij wist niet hoe lang zijn bewusteloosheid aanhield. Plotseling voelde hij weer dat hij leefde, en een brandende, verscheurende hoofdpijn had.
"Waar is die hoge hemel nu, waarvan ik het bestaan niet kende, en die ik vandaag gezien heb?" was zijn eerste gedachte. "En dit lijden kende ik evenmin. Ach, ik wist niets, helemaal niets, tot nu toe. Waar ben ik toch?" Hij luisterde en hoorde het geluid van paarden die naderbij kwamen, van stemmen die Frans spraken. Hij opende zijn ogen. Boven hem was dezelfde hoge hemel met wolken die gestegen waren en steeds hoger dreven, en tussen de wolken glansde blauwe oneindigheid. Hij wendde het hoofd niet om, en zag degenen die naar het geluid van hoeven en stemmen te oordelen, naderbij gekomen waren en vlak bij hem halt hadden gehouden, niet aan.
Het was Napoleon, vergezeld van twee aides-de-camp. Bonaparte, die over het slagveld rijdend bevel had gegeven de op de dijk van Augesd vurende batterijen te versterken, en de op het veld achtergelaten doden en gewonden in ogenschouw nam.
"Mooie mannen!" merkte Napoleon op, naar een gesneuvelde Russische grenadier kijkend, die met zijn gezicht in de grond gedrukt en een zwartgeschroeide nek, op zijn buik lag, een reeds verstijfde arm uitgestrekt.
"De munitie van de positiestukken is op, heer", zei op dat ogenblik een adjudant, die afkomstig was van de batterijen die Augesd onder vuur namen.
"Zet degenen in reserve maar vooruit", zei Napoleon, en hield, na een paar passen gedaan te hebben, stil voor vorst Andrej, die op zijn rug lag met de stok van het vaandel naast hem. (De vlag was reeds als trofee meegenomen door de Fransen.)
- Voilà une belle mort, zei Napoleon, naar Bolkonski starend."
Maar vorst Andrej was niet dood. Hij werd krijgsgevangen genomen en kwam later bij een gevangenruil vrij, al was hij dusdanig verzwakt dat hij alsnog kwam te overlijden.
De passage van zijn heengaan is eveneens het uitlichten waard:
"Hij droomde dat hij in dezelfde kamer lag waarin hij zich in werkelijkheid bevond. Een menigte nietszeggende mensen, die hem koud laten, duikt voor hem op. Zij spreken met hem, hij betwist iets onbelangrijks. Blijkbaar staan ze op het punt van vertrekken. Vorst Andrej weet in zijn trieste besef veel beter dan zij hoe onbenullig dit allemaal is en hoeveel belangrijker zijn eigen zorgen zijn, maar hij zet het gesprek voort en oogst algemene bewondering met een scherpzinnige gedachte, zonder achtergrond. Nu beginnen al deze gezichten opeens nauw merkbaar en zonder schokken te wijken voor één grote vraag: waarom is de deur niet dicht?
Hij staat op en gaat naar de deur, om de kruk om te draaien en de deur te sluiten. Of hij erin zal slagen, daarvan hangt opeens alles af. Hij wil zich haasten, maar zijn voeten zijn als verstard, en hij weet dat het hem niet zal lukken, al zet hij koppig door. Een folterende angst beklemt hem. En die angst is de doodsangst, want achter de deur staat het; maar terwijl hij zich zonder macht over zijn ledematen naar de deur toewringt, perst dat afschrikwekkende, dat aan de andere kant van de deur stond te duwen, zich een weg naar binnen.
lets, iets wat geen menselijk aanzien heeft, de dood, wrikt zich door de deur; hij moet het tegenhouden! Hij werpt zich op de deur, verzamelt zijn laatste krachten, maar het slot wil niet meer dichtvallen, maar zo lang mogelijk tegenhouden moet hij het toch.
Maar zijn krachten zijn uitgeput, hij beheerst ze niet meer, en de deur, onder de druk van het afschrikwekkende, splijt open en valt weer dicht. Weer begint het aan de andere kant te drukken. Zijn laatste, bovenmenselijke krachtsinspanningen richten niets uit, en de deur wijkt geruisloos. Het komt binnen, en dat is, de dood.
En vorst Andrej stierf.
Maar op het moment dat hij stierf, schoot het door vorst Andrej heen dat hij immers sliep! En op het ogenblik dat hij stierf, riep hij zichzelf wakker en ontwaakte. "Dat was de dood. Ik stierf, maar ik ben wakker. Ja, sterven is wakker worden", flitste het opeens door zijn geest en een scherm, dat het onbekende tot nog toe verhulde, week voor zijn geestesoog.
Hij voelde opeens hoe de eerst nog sluimerende kracht in hem uit de boeien sloeg en een vreemde ijdelheid hem omving, die hem niet meer verliet.
(...)
Zijn laatste dagen en uren gleden uiterlijk onbewogen en door niets gekenmerkt voorbij. En freule Marja en Natasja, die niet van hem weken, voelden het. Zij schreiden niet, ze huiverden niet en wisten al dat zij niet meer voor hem zorgden; hij had al afscheid genomen.
Het gevoel overmeesterde hen zo sterk dat de uiterlijke kentekenen van de naderende dood al geen indruk meer maakten op hen en zij vonden het niet nodig hun verdriet opzettelijk te tonen. Zij konden woorden noch gevoelens meer vinden voor dat wat zij hadden begrepen, namelijk dat hij in de volste gemoedsrust al dieper en dieper van hen weg naar andere oorden wegzonk, en zij wisten dat het zo en niet anders moest zijn en hadden er vrede mee.
De biecht werd hem afgenomen, het laatste oliesel toegediend, allen kwamen afscheid van hem nemen. Toen zijn zoontje werd voorgeleid, drukte hij de lippen tegen het voorhoofdje en keerde zich weer af, niet omdat het zien van zijn kind hem pijn deed, maar, zoals Marja en Natasja begrepen, omdat hij wist dat het van hem werd verwacht; maar toen men hem verzocht het kind de zegen te geven, volvoerde hij het gevraagde en keek op, als vroeg hij of het zo goed was.
Toen de laatste stuiptrekkingen van het lichaam, waaruit de ziel al was geweken, voorbij waren, waren freule Marja en Natasja bij hem.
"Afgelopen?!", zei freule Marja, nadat zijn lichaam al geruime tijd voor hen lag en langzaam verkilde. Natasja ging naar hem toe, keek naar zijn gebroken ogen en sloot ze haastig. Zij drukte ze dicht en kuste ze niet, maar klemde zich kort vast aan dat, wat de herinnering aan hem nog het meest wakker riep: zijn lichaam."
Een andere gebeurtenis die extra aandacht verdient, is de beeldende beschrijving van Tolstoj van hoe Smolensk tijdens de Slag om Smolensk (1812) wordt platgebrand.
"Het was al laat in de namiddag, de helft van de straat lag in de schaduw, de andere helft werd helder verlicht door de zon. Alpatytsj keek uit het raam en slenterde naar de deur. Plotseling werd in de verte een vreemd fluitend geluid en een plof hoorbaar, gevolgd door kanonschoten die samensmolten tot een dof gebulder en de ruiten deden rinkelen.
Hij ging naar buiten op straat: twee mannen renden voorbij in de richting van de brug. Van verschillende kanten kwamen fluitende geluiden, het ploffen van kanonskogels en barstende granaten die op de stad vielen. Maar deze geluiden vielen weg tegen het schieten buiten de stad, en zij trokken niet bijzonder de aandacht van de inwoners. De stad werd gebombardeerd door honderddertig kanonnen die Napoleon bevolen had na vier uur in stelling te brengen. Aanvankelijk besefte het volk niet, wat dit bombardement betekende.
Aanvankelijk wekte het geluid van de vallende bommen en granaten nieuwgierigheid op. De vrouw van Ferapontow, die tot op dat ogenblik onafgebroken in de schuur had zitten klagen en jammeren, werd stil, en ging met de zuigeling in haar armen naar de poort om naar de geluiden te luisteren en zwijgend naar de mensen te kijken.
De keukenmeid en een bediende kwamen eveneens naar de poort. Met levendige nieuwgierigheid trachtte iedereen een glimp op te vangen van de projectielen, terwijl ze over hun hoofden vlogen. Verschillende mensen kwamen druk pratend de hoek om.
"Wat een kracht!", merkte er eentje op. "Dat ding sloeg het dak en de zoldering helemaal in splinters!"
"Woelde de grond om als een varken!", zei een tweede.
"Mooi. Zoiets kikkert je op", lachte de eerste. "Gelukkig dat je opzij sprong, anders was je er geweest!"
Anderen voegden zich bij hen, bleven staan en vertelden hoe er op een huis vlakbij kanonskogels gevallen waren. Inmiddels vlogen er nog meer projectielen onafgebroken over de hoofden der mensen, nu eens met het snelle, sinistere fluiten van een kanonskogel, dan weer met het vrolijke, joelende gegier van een granaat, maar zij sloegen allemaal veel verder in, geen enkele viel dichtbij.
(...)
Weer floot er iets, maar dit keer dichterbij, en het schoot omlaag als een gewond vogeltje. Een vlam laaide op in het midden van de straat; er ontplofte iets; de straat hing opeens vol smook.
Vijf minuten later was er niemand meer op straat. De keukenmeid was met een door een granaatsplinter gebroken dijbeen de keuken binnengedragen. Alpatytsj, zijn koetsier, de vrouw en de kinderen van Ferapontow, en de portier van het huis zaten allemaal in de kelder te luisteren. Het kanongebulder, met projectielgefluit, en het meelijwekkend gekerm van de keukenmeid, dat boven alles uitklonk, hield geen ogenblik op. De vrouw des huizes wiegde en suste haar baby en vroeg, als er iemand in de kelder kwam, op overspannen fluistertoon wat er geworden was van haar echtgenoot, die op straat gebleven was. Een winkelbediende, die binnenkwam, vertelde haar dat haar man samen met anderen naar de kathedraal was gegaan om de wonderdoende ikoon van Smolensk te halen.
Tegen de schemering begon de beschieting af te nemen. Alpatytsj verliet de kelder en bleef in de deuropening staan. De avondhemel, die zo helder was geweest, werd nu vertroebeld door voorbijsliertende rookwolken, waardoorheen heel hoog de sikkel van de nieuwe maan wonderlijk scheen. Nu het oorverdovende bulderen van de kanonnen een einde had genomen, scheen er een beklemmende stilte te heersen over de stad, een stilte die slechts verbroken werd door het geluid van voetstappen, een vaag gekreun, kreten in de verte en het knetteren van branden die zich overal schenen uit te breiden. De keukenmeid steunde nu niet langer.
Aan twee kanten stegen zwarte, golvende rookwolken op van de branden. Door de straten liepen en holden soldaten in allerlei uniformen in verschillende richtingen, als mieren uit een verstoorde mierenhoop. Een aantal hunner rende onder Alpatytsj ogen de binnenplaats van Ferapontow op.
Alpatytsj begaf zich naar de poort. Een haastig en ordeloos terugtrekkend regiment blokkeerde de straat. Een officier die hem opmerkte, zei: "De stad wordt opgegeven.""
Naast Andrej Bolkonski is Bezuchow zogezegd een van de hoofdrolspelers. Met hem leefde ik het meeste mee. Hij werd gevangengenomen door de Fransen toen hij aanwezig was in het centrum van het uitbrandende Moskou. Vermoedelijk omdat hij officier was, werd hij niet gefusilleerd. Wel moest hij toekijken hoe Russische soldaten, die werden beschuldigd van het in brand steken van Moskou, werden geexecuteerd. Onderstaande passage zal mij nog lange tijd bijblijven.
"Uit de gelederen traden twaalf scherpschutters met musketten naar voren en bleven acht pas van de paal staan. Pierre keerde zich af om het niet te hoeven zien.
Opeens klonk er een rateling, een rollende echo, die hem luider toescheen dan de luidste donderslag. Hij keek op. Een kleine kruitwolk zweefde om de paal en de Fransen waren met bleke gezichten en bevende handen iets aan het verrichten bij de kuil. De volgende twee werden naar de paal gebracht.
Weer wendde Pierre het hoofd af en weer werden zijn ogen tegen zijn wil teruggedwongen naar de paal, toen het ratelende salvo verklonk. Hij zag de rook, wat bloed en de witte gezichten van de Fransen, die weer hetzelfde verrichtten bij de kuil met hun onzekere handen. Pierre keek zwaar ademend rond, alsof hij vroeg wat dit allemaal moest beduiden. Hij ontmoette dezelfde vraag in al de ogen die de zijne ontmoetten. Op alle gezichten, Franse en Russische, las hij dezelfde ontzetting, de afschuw en de niet-begrijpende blik, die ook in zijn ogen te lezen moest zijn: "Maar wie doet dit eigenlijk? Iedereen heeft er evenveel afschuw van als ik. Wie heeft het in de hand? Wie? Wie?", flitste het door zijn ziel.
"Tirailleurs du 86-me, en avant!", baste iemand. Nu werd de vijfde gevangene, de man naast Pierre, weggebracht, alleen. Pierre begreep dat hij gespaard zou blijven, hij en degenen die na hem kwamen, dat zij alleen hier gebracht waren om de terechtstelling van de anderen te zien. De vijfde man was de jonge arbeider in de te wijde jas. Nauw werd hij aangeraakt of hij dook in paniek opzij en klemde zich aan Pierre vast. (Pierre rilde en stiet hem terug). De jongen kon niet meer op de benen blijven staan en moest onder de oksels naar de paal worden gesleurd, en terwijl hij werd voortgesleept, gilde hij.
Pas bij de paal verstomde hij onverwachts, als drong het onbegrijpelijke nu pas tot hem door; misschien voelde hij dat schreeuwen geen zin meer had. Misschien kon hij onmogelijk geloven dat hij gedood zou worden. Hoe het ook zij, hij bleef bij de paal staan en keek om zich heen zoals de anderen, met de ogen van een aangeschoten prooi, en hij wachtte gelaten op de blinddoek.
Pierre dorst zich niet meer afwenden of de ogen sluiten. Bij deze vijfde dood waren zijn nieuwsgierigheid en opwinding tot het ondraaglijke gestegen, zoals alle toeschouwers voelden. De jongen was kalm geworden, zoals de anderen geweest waren; hij sloeg zijn jas wat dichter om zich en wreef de ene blote voet met de andere.
Toen hij werd geblinddoekt, verschikte hij zelf de knoop, die blijkbaar zijn nek pijn deed, en toen hij tegen de bloedbevlekte paal werd gedrukt, verzette hij even de voeten en leunde opnieuw achterover. Pierre kon zijn ogen niet losmaken, er ontging hem niet één beweging.
Er moest een bevel gegeven zijn, het musketsalvo moest hebben gerateld, maar Pierre herinnerde zich later niet iets gehoord te hebben. Hij zag de arbeidersjongen plotseling in de touwen, waarmee hij was gebonden, ineenzakken, hij zag op twee plaatsen bloed uit de kleren van de jongen tevoorschijn treden en het lichaam in een vreemde, zittende houding op de grond neerkomen, waarbij het hoofd onnatuurlijk voorover knikte en één been zich onder het lichaam dubbelvouwde. Pierre rende op de paal af. Geen mens hield hem tegen. Om de jongen verzamelde zich een groepje bleke, verschrikte mensen. De onderkaak van een oude Fransman met een dichte knevel trilde, toen hij de touwen lospeuterde. Het lichaam zakte slap in elkaar. Soldaten torsten het onhandig bij de paal vandaan en schoven het in de kuil.
Iedereen wist zeker dat hier een misdaad werd gepleegd, en dat allen die eraan hadden meegedaan misdadigers waren, die zo snel mogelijk de sporen van het misdrijf moesten uitwissen. Pierre keek in de kuil en zag de jongen liggen met opgetrokken knieën; de ene schouder was hoger opgetrokken dan de andere. Die schouder rees en daalde in regelmatige schokbewegingen, maar de aarde viel al, bij spaden tegelijk, op het lichaam. Eén van de soldaten, die het blijkbaar te kwaad had, grauwde Pierre toe, dat hij moest verdwijnen. Maar Pierre begreep hem niet en bleef bij de paal staan. Niemand verdreef hem.
Toen de kuil was opgevuld, werd er een nieuw commando geven en de soldaten aan weerskanten van de paal maakten rechtsomkeert en marcheerden op dezelfde ordentelijke, afgemeten wijze. De vierentwintig scherpschutters, die met ontladen musketten in het midden van de halve kring hadden gestaan, draafden in de looppas naar hun plaats terug toen de compagnie voorbijmarcheerde.
Versuft keek Pierre toe hoe de scherpschutters twee aan twee de kring verlieten. Zij sloten zich op één na bij de compagnie aan. De achterblijver was een jong soldaat met een doodsbleek gezicht; zijn sjako was van het voorhoofd weggeschoven, zijn musket rustte op de grond en hij stond roerloos naast de kuil, op de plek, waar hij zo-even had staan schieten. Hij waggelde als een dronkeman en moest de voeten telkens voor- en achterwaarts zetten om niet te vallen.
Een oude onderofficier verliet de colonne, rende op hem af, greep hem bij de elleboog en trok hem mee. De groep Russen en Fransen loste zich zwijgend op; de hoofden waren gebogen.
"Dat zal ze leren brand te stichten", zei een van de Fransen. Pierre keek om naar de spreker. Het was een soldaat, één, die kennelijk probeerde met die woorden een zware last van zich af te wentelen, zonder dat zij hem voldoende lucht gaven. Hij wilde nog iets zeggen, maar hij brak zijn zin af en keerde zich met een hulpeloos armgebaar af om weg te gaan."
Tijdens het terugtrekken der Fransen uit Moskou werden de overige krijgsgevangenen meegenomen, onder wie Pierre en zijn goede vriend Karatajev, die hij in de barak had leren kennen. Maar Karatajev bleek te zwak om aan te sluiten. Hij bleef achter.
"Toen de gevangenen zich weer in beweging zetten, keek Pierre nog eens om. Karatajev zat nog altijd tegen de berkestam ineengedoken; naast hem stonden twee Franse soldaten te overleggen.
Pierre keek niet meer en hinkte verder heuvelopwaarts.
Achter zijn rug, vanaf de plek, waar Karatajev nog moest zitten, daverde een schot. Pierre hoorde het met elke vezel, maar op hetzelfde moment schoot het hem te binnen, dat hij nog niet had uitgerekend, hoeveel etappes ze hadden af te leggen tot Smolensk, een berekening die door de komst van de maarschalk was onderbroken. Daarom telde hij in gedachten de komende pleisterplaatsen weer af en keek alleen even op om twee Fransen, van wie de één een ontschouderd nog narokend geweer in de hand hield, voorbij te zien rennen. Zij waren doodsbleek en in hun gezichtsuitdrukking -- een van hen wierp een schuldbewuste blik op Pierre -- lag een gelijkenis met de gezichtstrekken van de jonge soldaat bij de executie op het Maagdenveld. Pierre keek naar hem en herinnerde zich opeens dat deze soldaat twee dagen geleden zijn hemd aan het wachtvuur had geschroeid en hoe iedereen hem had uitgelachen."
Het zijn dit soort beeldende en ontroerende passages die Oorlog en Vrede de moeite waard maken. Er zijn nog meer zinnen en passages te highlighten, maar dan zou deze verhandeling wel erg lang worden. Het enige wat mij minder kon raken, waren de breed uitgemeten bespiegelingen van Tolstoj over de geschiedkunde, met name die in de tweede epiloog, die daarin liefst 45 pagina's bedragen. Die lengte staat mijns inziens niet in juiste verhouding met de rest van het verhaal.
Wel stipt hij enkele kernachtige conclusies aan over de geschiedekunde. Historici focussen zich volgens hem te veel op grote figuren en hun vermeende invloed op gebeurtenissen. Tolstoj stelt dat de geschiedenis vooral wordt bepaald door collectieve acties van talloze gewone mensen, en door ontelbare kleine oorzaken en beslissingen. De ware drijvende krachten achter historische gebeurtenissen, zo meent Tolstoj, zijn vaak onzichtbaar en kunnen niet volledig begrepen worden, ook niet door historici.
De mensen aan de top, aldus Tolstoj, zijn vaak ook veel minder vrij in hun handelen dan de mensen lager in de hierarchie. Dat illustreert hij ook in onderstaande passage:
"Alexander I wees alle onderhandelingen van de hand, omdat hij zich persoonlijk tekort gedaan voelde. Barclay de Tolly trachtte het leger te bestieren naar beste weten en kunnen, omdat het zijn plicht was en hij naar roem haakte 's werelds grootste veldheer te worden. Rostov galoppeerde in de richting van de Fransen, omdat hij de verleiding niet kon weerstaan zijn paard op effen terrein de de sporen te geven. En zo, gehoor gevend aan hun eigenschappen, gewoonten, omstandigheden en strevingen, acteerden de ontelbare dramatis personae van deze oorlog. Zij waren ten prooi aan vrees, ijdelheid, vreugde, pleegden overleg en meenden oprecht dat zij wisten wat ze deden, dat zij slechts op eigen initiatief handelden; en toch waren zij maar de willoze werktuigen van de geschiedenis en de tenuitvoerleggers van het grote werk, dat hen ontging, maar ons duidelijk is. Dat is nu eenmaal het onontkoombare lot van alle concreet betrokkenen, en des te onvrijer zijn zij, naarmate zij hoger in de menselijke hiërarchie staan.
Thans zijn de acteurs van het jaar 1812 van het toneel verdwenen hun persoonlijke belangen zijn weggevaagd, en alleen de historische resultaten van die tijd staan ons nog voor de geest."
Ik voeg er ook nog een passage aan toe die zich meer specifiek richt op ambtenaren, die zichzelf ook vaak overschatten, aldus Tolstoj. Opnieuw zijn de metaforen schitterend.
"Iedere regeringsambtenaar denkt dat het door zijn toedoen is dat alles in rustige, onbewogen tijden vlot loopt, en dit gevoel van onvervangbaarheid is zijn grootste beloning voor moeite en inspanning. Als de zee der geschiedenis kalm blijft, verbeeldt degene die in zijn wankele schuitje staat en zich met zijn bootshaak aan het schip van de bevolking vasthoudt, zich dat het schip waaraan hij zich voorttrekt door hem wordt voortbewogen. Maar zo gauw er een storm opsteekt en de zee gaat koken, is die zelfbegoocheling niet langer mogelijk. Het grote schip beweegt zich, door een eigen, geweldige kracht gedreven, zelfstandig voorwaarts, is niet meer bereikbaar voor de bootshaak, en de man in de kleine boot blijkt niet langer een leider en een bron van kracht te zijn, maar een onbetekenend, nutteloos en zwak schepsel."
De kern van het boek is zonder twijfel de Slag bij Borodino, die meer dan twintig hoofdstukken beslaat. Tolstoj was toen nog niet eens geboren, maar weet heel gedetailleerd verslag te doen. Oorlog kende hij uiteraard uit eerste hand, aangezien hij artillerieofficier was tijdens de Krimoorlog en getuige was van onder meer de bloedige Slag om Sevastopol. Hij putte ook uit veel memoires en boeken en met recht wordt zijn beschrijving van de Slag bij Borodino door velen beschouwd als de beste literaire gevechtsscene ooit. Kutuzov kon rekenen op 115.000 reguliere soldaten, onder wie 15.000 nieuwe rekruten, terwijl Napoleon in staat was om 150.000 tot 165.000 mensen op de been te brengen. De Fransen verloren in Borodino 30.000 tot 40.000 troepen, de Russen 40.000 tot 50.000.
Napoleon behaalde een tactische overwinning en kon doorstoten naar Moskou, maar daar trof hij een verlaten stad aan, een strategische beslissing om de Fransen te beroven van voorraden en onderdak. Napoleon bleef een maand in Moskou, wachtend op een capitulatie van Alexander I, maar die kwam nooit. De brand, het gebrek aan voorraden en de naderende winter dwongen Napoleon tot terugtrekking.
3
Reageer op deze recensie