Barre schoonheid
In Australië is Tim Winton (1960) enorm bekend, niet alleen als auteur (hij schreef al 29 boeken), maar ook als milieuactivist en boegbeeld van sociaal-maatschappelijke organisaties. Lang niet al zijn boeken zijn vertaald naar het Nederlands, maar met De herdershut (in vertaling van Molly van Gelder) gebeurde dat gelukkig wel.
Alhoewel de titel in eerste instantie anders doet vermoeden, is De herdershut een verre van pastoraal boek; de rauwheid van het bestaan druipt van de bladzijden. Hoofdpersonage Jaxie wordt regelmatig mishandeld door zijn vader. Zijn moeder is overleden. Zijn leven wordt in één klap op zijn kop gezet door een ingrijpende gebeurtenis, waarna hij besluit om niet meer terug te keren naar zijn ouderlijk huis. Met minimale bagage besluit hij lopend op pad te gaan naar de enige persoon op de hele wereld die hem begrijpt. Ze woont alleen wel driehonderd kilometer verderop. Wanneer hij onderweg is, bereikt hij na een zeer barre tocht midden in de zoutwoestijn van West-Australië een herdershut, waar hij een bijzondere ontmoeting heeft.
De herdershut wordt verteld vanuit het personage van Jaxie, in een ik-perspectief. Winton heeft ervoor gekozen om niet de moeilijke jeugd van zijn hoofdpersonage als uitgangspunt te nemen, maar begint het boek juist op het moment dat Jaxie besluit zelf richting te gaan geven aan zijn leven. Tussen de regels door wordt evengoed duidelijk dat het leven van Jaxie meer dalen dan toppen heeft gekend, maar hij staat op een positieve manier in het leven.
Het is echt een jochie van de straat. Dat hij geen mes bij zich heeft is ‘echt shit’ en hij vindt zichzelf een ‘sufkut’. Er worden meer dan voldoende zaken beschreven waaruit blijkt dat Jaxie echt geen lieverdje is en er wordt vaak grove taal door hem gebezigd. Toch krijg je desondanks een zwak voor hem. Dat komt ook omdat hij – als het erop aan komt – vaak een klein hartje blijkt te hebben. Hij vraagt zich af hoe het komt dat Kapitein Kloothommel (zo noemt hij zijn vader) zo geworden is, want het wil er bij hem niet in dat iemand bij zijn geboorte al een ‘rotzak’ is. Daarnaast is hij bang dat het gedrag dat hij verafschuwt erfelijk zal blijken te zijn:
‘In bloed zitten dingen waarvan je niet eens weet dat je ze hebt. Soms ben ik bang dat die slechte gemene dingen ook in mij zitten, dat hij aan mij heeft doorgegeven zeg maar. Betekent dat dan dat ik ook zo word? Dat ik ook zo tegen Lee ga doen? En onze eigen kinderen? Jezus, als ik daaraan denk, heb ik ’t niet meer. Je moet hard zijn in het leven, dat weet ik heus wel. Maar niemand wil een complete eikel zijn. Dat is gewoon horkengedrag.’
Winton heeft zijn boek op een slimme manier opgebouwd door met het einde van het verhaal te beginnen en op strategische momenten cliffhangers te gebruiken. Alhoewel de vaart van het verhaal er pas goed inkomt wanneer Jaxie ongeveer halverwege het boek de herdershut bereikt, is de lezer bereid om door te lezen vanwege de nieuwsgierigheid die in het eerste hoofdstuk wordt aangewakkerd. Dat je te maken hebt met een vertaald boek komt soms aan de oppervlakte in zinnen als ‘Ding is, de oude had me alleen maar netjes behandeld’ en ‘Dus ik van: téé-ring!’.
Met De herdershut heeft de auteur een boek neergezet dat je bijblijft, vooral vanwege de balans tussen de rauwheid van de personages enerzijds en het barre Australische landschap anderzijds. Beiden bevatten een bepaalde schoonheid en zijn bij vlagen angstaanjagend. Lang niet alle draadjes worden uitgewerkt, waardoor er voor de lezer meer dan genoeg te bedenken valt. Al met al een boek waarin extreme gebeurtenissen geloofwaardig en realistisch worden beschreven en waarin je, na de ontknoping, aan het einde van het boek uiteindelijk in meerdere opzichten een zucht van verlichting kunt slaken.
Reageer op deze recensie