Het leven moeilijk durven laten zijn
Dat de drieënveertigjarige Lucas geen overwegend gelukkig mens is, ook al noemt zijn vrouw hem meestal Lucky, is al snel duidelijk in Het beste wat we hebben, de nieuwe roman van Griet Op de Beeck (1973). Lucas staat op de reling van een eenentachtig meter hoge brug en beseft dat hij het leven dat hij tot nog toe geleid heeft, niet langer kan en wil voortzetten. Hij voelt dat hij nooit van de brug zou durven springen, maar springt daarentegen wel in een totaal ander leven: hij neemt onbetaald verlof van zijn baan als rechter, verlaat zijn vrouw Isabelle en koopt het huis naast de brug waar ieder jaar 'gemiddeld veertienenhalf mensen’ af springen.
Isabelle, de wat eendimensionale vrouw van Lucas, vermoedt dat haar man last heeft van een midlife-crisis, maar klopt die veronderstelling wel? Wanneer we Lucas via flashbacks beter leren kennen, blijkt dat hij een allesbehalve doorsnee jeugd heeft gehad, met een manipulatieve moeder en een zeer veeleisende vader. Wat doet het met een kind, wanneer het als vijfjarige in een zwembad wordt gegooid zonder dat het kan zwemmen? Hoe hard snakt het naar liefde als het om zijn vader een plezier te doen vrijwillig hoofdsteden van landen uit zijn hoofd gaat leren?
“In hun huis waren er dingen die je nooit mocht zeggen, en dingen die je wel tegen papa maar niet tegen mama mocht zeggen en omgekeerd. Zwijgen was dus altijd het zekerste. En kleine signalen leren lezen.”
Lucas kan geen voldoening meer vinden in zijn werk; hij is tot de conclusie gekomen dat ‘recht en rechtvaardigheid niet altijd samengaan’ en kiest ervoor om in plaats daarvan de wacht te houden op ‘zijn' brug, overigens met wisselend succes. Ook over de toekomst van zijn huwelijk met Isabelle denkt hij na.
“Wat deelden ze echt? Behalve een leven? Wisten ze van elkaar wat ze ten diepste dachten, vreesden, wat hen uit de slaap hield, waar ze niet overheen raakten, waar ze zich over schaamden, wat ze hadden meegemaakt, lang geleden, en hoe dat nu voelde?”
Waarom is Lucas geworden tot wie hij is, een zachtmoedige vegetariër die goed met kinderen kan opschieten en hoe komt hij tot het inzicht dat hij 'het leven even moeilijk moet durven laten zijn’? Iemand die in dat proces een belangrijke rol speelt is zijn zus, Suzanne. Zij is langdurig opgenomen vanwege een dissociatieve identiteitsstoornis; ook zij heeft geleden onder trauma's in haar jeugd, waaraan zij ook nog een spraakstoornis over heeft gehouden. Op de Beeck neemt er haar tijd voor om te onthullen wat er precies gebeurd is, want ‘wat benoemd wordt, bestaat in heftiger mate.’ Erg verrassend en origineel is het allemaal echter niet echt. Het gaat er in dit boek over dat je slachtoffer kunt zijn zonder dat ook in de juridische zin van het woord te zijn en over de impact daarvan op een leven. Het leed van één individu kan namelijk ook invloed hebben op anderen. Het boek begint met het motto ‘wat wordt gewist blijft even waar’. Daar tegenover staat de wellicht wat cynische maar toch ook optimistische opmerking van Suzanne, waaraan ook de titel van het boek ontleend is:
“'Le-, leven, is, is, is, nog altijd, het, beste wat we, heb-, hebben.’”
Het beste wat we hebben is een boek dat tegelijkertijd treurig en humoristisch is, vanwege de combinatie van de thematiek met de sublieme schrijfstijl van Op de Beeck, die zich met name in de sublieme dialogen manifesteert. Met haar vorige romans heeft Op de Beeck de lat hoog gelegd voor zichzelf, onwillekeurig maak je als lezer toch een vergelijking. De conclusie is dan dat Het beste wat we hebben toch een tikkeltje teleurstelt.
Reageer op deze recensie