Bevreemdend boek over een dystopisch Nederland
Een omslag van bruin gerecycled papier met schreeuwerige grote zwarte letters, rode bladzijden tussen de hoofdstukken, doorgestreepte of zelfs met zwart weggelakte stukken tekst, stukken in rood gedrukte tekst, symbooltjes van een schaar…
De eerste indruk die KliFi, woede in de republiek Nederland maakt, de nieuwste roman van Adriaan van Dis (1946), is op zijn minst opmerkelijk te noemen. De schrijver die een indrukwekkend oeuvre op zijn naam heeft staan, bekroond werd met vele literaire prijzen, bekend is van zijn reisverhalen en Indische romans, lijkt een nieuw genre omarmd te hebben. In zijn vorige roman In het buitengebied (2017) voerde Van Dis al een robot met menselijke eigenschappen ten tonele, in KliFi (een afkorting voor klimaatfictie) beschrijft hij een dystopisch Nederland.
De situatie is als volgt: Nederland is een republiek geworden, De Oranjes zijn overhaast vertrokken. Volgens de president, wiens woorden te herkennen zijn aan in rode hoofdletters afgedrukte tekst:
'DE KONINKLIJKE FAMILIE [HEEFT ZICH] VERVREEMD VAN DE AUTHENTIEKE NEDERLANDER. VOORAL HUN BETROKKENHEID BIJ ILLEGALEN EN HET GEZWIJMEL OVER VERBINDING VOEDDEN EEN BREED MAATSCHAPPELIJK ONGENOEGEN.'
De president heeft ervoor gezorgd dat Nederland in veel opzichten veranderd is. Ook het geestelijk klimaat is in gevaar; er bestaat een nieuwe orde die 'gezond, vaderlands en krachtig' is, maar waar geen fatsoenlijk schrijver iets mee te maken wil hebben. Om toch uitgegeven te kunnen worden censureren schrijvers hun eigen werk.
Hoofdpersoon Jákob Hemmelbahn is zoon van Hongaarse vluchtelingen. Hij is bijna vijftig jaar bibliothecaris geweest. Nadat Nederland geteisterd is door een desastreuze orkaan die gevolgd werd door een overstroming, besluit hij een boek te schrijven over wat er echt gebeurd is. De president praat over 'KLIMAATHYSTERIE' en bagatelliseert de gebeurtenissen. In zijn huis op een terp biedt Jákob toevlucht aan een bont gezelschap ontheemden en besluit om eindelijk, op zijn vierentachtigste te gaan debuteren.
Hij schrijft een verhaal over ontkenning, woede en opstand. Hij twijfelt alleen regelmatig over de toon van zijn werk; in hoeverre moet hij de president paaien met het risico zijn eigen glazen als schrijver in te gooien? Jákob constateert dat niemand in Nederland nog durft te experimenteren. De tweestrijd waarin hij als schrijver verkeert, wordt zichtbaar gemaakt door een wezen met de naam Poema, die Jákob ertoe wil verleiden zijn eigen tekst te censureren, maar daar zwicht Jákob niet voor:
'"Blijf met je klauwen van mijn proza af" – hij zei het luid, schreeuwde het voor het open raam. […] Poema rilde, maar ging er niet vandoor. Hij bleef een luisterend oor, een lezend oog, een wezen dat Jákobs tikkende hand bewoog. Maar ook een gespreksgenoot en kwaadaardige vriend die zijn eenzaamheid verjoeg.'
Jákob beschrijft de bonte stoet van door het noodweer opgejaagde vluchtelingen die bij hem op zijn terp onderdak vinden. Het zijn mensen die in de ogen van de president geen bestaansrecht zouden hebben in de Republiek. Dat Jákob op een gegeven moment zijn rechterwijsvinger heeft verwond is een grappig detail; het zou naar een waarschuwend en belerend opgeheven vinger kunnen verwijzen, maar Van Dis meldt ook dat Jákob 'koos voor de zeurende pijn om al schrijvend dichter bij de wanhoop te komen.'
Of een beginnend schrijver had kunnen debuteren met een roman als KliFi is maar zeer de vraag; het oeuvre van Van Dis vormt toch de kurk waarop dit boek kan drijven. Het is enerzijds als vanouds wel genieten van de stijl, de personages en de subtiele verwijzingen waar de schrijver terecht om geprezen wordt. Ondanks de uitgebreide literatuurlijst achter in het boek blijft het anderzijds helaas toch wat twijfelachtig wat Van Dis precies beoogt met zijn overwegend boze boek. De bevreemding van de eerste indruk blijkt hardnekkig aanwezig, zowel tijdens als na het lezen en laat de lezer achter met een wat onvoldaan gevoel.
Reageer op deze recensie